ECLI:NL:GHDHA:2022:352

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
200.282.489/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijslevering in arbeidsgeschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een arbeidsgeschil tussen Gamesa Rotterdam B.V. en een werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De werknemer vordert betaling van achterstallig loon, terwijl Gamesa Rotterdam aanvoert dat de werknemer op staande voet is ontslagen. De ontslagbrief zou op 25 juni 2018 zijn verzonden, maar de werknemer ontkent deze te hebben ontvangen. Het hof heeft in een tussenuitspraak op 15 maart 2022 geoordeeld dat het van groot belang is vast te stellen of de ontslagbrief de werknemer heeft bereikt. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis van 30 augustus 2019 een bewijsopdracht gegeven aan Gamesa Rotterdam om aan te tonen dat de ontslagbrief de werknemer heeft bereikt. In het eindvonnis van 10 april 2020 heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de werknemer op staande voet is ontslagen en dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat. In hoger beroep heeft Gamesa Rotterdam vier grieven aangevoerd, maar het hof heeft besloten dat Gamesa Rotterdam getuigen mag horen om te bewijzen dat de ontslagbrief is ontvangen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.282.489/01
Zaaknummer rechtbank : 7597839 / CV EXPL 19-11386

arrest van 15 maart 2022

inzake

Gamesa Rotterdam B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Gamesa Rotterdam,
advocaat: mr. R.P. van Huussen te Rotterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. N.M. Fakiri te ’Den Haag.

Waar deze zaak over gaat

[geïntimeerde] was in dienst bij zijn werkgever Gamesa Rotterdam. Door hem wordt betaling van loon gevorderd. Gamesa Rotterdam stelt dat zij niet tot betaling is verplicht, alleen al omdat zij [geïntimeerde] op staande voet heeft ontslagen. Dit ontslag zou aan [geïntimeerde] zijn gegeven bij brief van 25 juni 2018. [geïntimeerde] ontkent dat hij deze ontslagbrief heeft ontvangen. Het hof gelast getuigenbewijs.

Feiten

1. Het gaat in deze zaak om de volgende feiten.
1.1
[geïntimeerde] is op 11 november 2002 in dienst getreden bij
Gamesa Automaterialen V.O.F., in de functie van chauffeur en verkoper, voor 40 uur per week. Het salaris bedraagt thans € 1.650,-- netto per maand.
1.2
Gamesa Automaterialen V.O.F. bestond uit drie vestigingen, waarvan twee in Den Haag en één in Rotterdam. Vanaf oktober 2015 valt de vestiging in Rotterdam onder Gamesa Rotterdam. Sindsdien is [geïntimeerde] in dienst bij Gamesa Rotterdam onder – nagenoeg – dezelfde arbeidsvoorwaarden als bij Gamesa Automaterialen V.O.F.
1.3
Op 26 maart 2018 heeft [geïntimeerde] door middel van het
“aanvraagformulier vakantie”zijn vakantie aangevraagd voor de periode 11 juni 2018 tot en met
29 juni 2018.
1.4
Op 8 juni 2018 heeft Gamesa Rotterdam bij monde van haar manager, de heer
[manager] (hierna: [manager]), aan [geïntimeerde] medegedeeld dat hij in die periode niet op vakantie mocht.
1.5
[geïntimeerde] was van 10 juni 2018 tot en met 30 juni 2018 op vakantie in Turkije.
1.6
Vanaf de maand juni 2018 heeft [geïntimeerde] geen loon meer ontvangen.
1.7
Op 2 juli 2018 heeft [geïntimeerde] zich ziek gemeld.
1.8
Op 4 november 2018 heeft [geïntimeerde] zijn prestatieplicht uit hoofde van de arbeidsovereenkomst opgeschort.
1.9
[geïntimeerde] heeft een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Uit de rapportage van 1 december 2018 blijkt dat het UWV van oordeel is dat [geïntimeerde] niet arbeidsongeschikt was op 2 juli 2018.

Procesverloop in eerste aanleg

2. In de procedure bij de kantonrechter heeft [geïntimeerde] (samengevat) gevorderd om Gamesa Rotterdam te veroordelen aan hem te betalen: achterstallig loon over de periode juni 2018 tot en met februari 2019, te verhogen met wettelijke verhoging en vermeerderd met wettelijke rente, en voor recht te verklaren dat hij vanaf 25 juni 2018 onafgebroken op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is bij Gamesa Rotterdam. Verder heeft [geïntimeerde] gevorderd om Gamesa Rotterdam te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3. In de procedure bij de kantonrechter waren ook andere vorderingen van [geïntimeerde] aan de orde die in hoger beroep niet langer spelen.
4. De kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Rotterdam, heeft in het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 30 augustus 2019 aan Gamesa Rotterdam een bewijsopdracht gegeven. Deze bewijsopdracht kwam er op neer dat een aantal brieven van Gamesa Rotterdam, die gaan over het gedrag van [geïntimeerde] en een aan hem gegeven ontslag op staande voet, [geïntimeerde] hebben bereikt. Er heeft toen geen bewijslevering plaatsgevonden.
5. Bij eindvonnis van 10 april 2020 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat er tussen (de rechtsvoorgangers van) Gamesa Rotterdam en [geïntimeerde] sinds
11 november 2002 – in elk geval tot en met 19 juli 2019 – een ononderbroken arbeidsovereenkomst bestaat. De kantonrechter heeft verder Gamesa Rotterdam veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van achterstallig loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, en achterstallig vakantiegeld, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast is Gamesa Rotterdam veroordeeld om aan [geïntimeerde] loonstroken te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Tot slot heeft de kantonrechter Gamesa Rotterdam veroordeeld de proceskosten te betalen.
6. Deze vonnissen worden hierna ook wel genoemd: de bestreden vonnissen.

Procesverloop in hoger beroep

7. Bij exploot van 7 juli 2020 is Gamesa Rotterdam in hoger beroep gekomen van de bestreden vonnissen. Bij memorie van grieven met een productie heeft Gamesa Rotterdam vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Het gaat bij ‘grieven’ – kort gezegd – om argumenten die tot een andere uitkomst van de procedure moeten leiden.
8. Bij akte van 13 april 2021 heeft Gamesa Rotterdam een productie overgelegd. Daarop heeft [geïntimeerde] gereageerd bij akte van 24 mei 2021. Bij deze laatste akte zijn ook producties overgelegd.
9. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

De vorderingen in hoger beroep

10. In hoger beroep vordert Gamesa Rotterdam dat de bestreden vonnissen worden vernietigd, dat het hof
primairvoor recht verklaartdat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] met ingang van 25 juni 2018 is geëindigd en
subsidiair, als dat niet het geval is, de loonvordering en de wettelijke verhoging te matigen. Gamesa Rotterdam vordert tot slot dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en het hof, daaronder de nakosten begrepen, te verhogen met wettelijke rente.
10. [geïntimeerde] verzoekt het hoger beroep af te wijzen, de bestreden vonnissen te bekrachtigen en Gamesa Rotterdam te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, met nakosten en rente.

Beoordeling van het hoger beroep

12. De kern van deze zaak is de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen op
25 juni 2018 is geëindigd.
12. Volgens Gamesa Rotterdam heeft zij [geïntimeerde] bij brief van 25 juni 2018 op staande voet ontslagen. Als dat is gebeurd dan heeft [geïntimeerde] alleen al om die reden geen recht op loon. Dat wordt als volgt toegelicht.
13.1
Een ontslag op staande voet is vernietigbaar. De rechter kan deze vernietiging uitspreken als daartoe door de werknemer is verzocht (art. 7:681 lid 1, aanhef en onder a BW jo art. 7:671 lid 1, aanhef en onder c BW). Het verzoek van de werknemer dient binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd te worden gedaan (art. 7:686a lid 4 aanhef en onder a BW).
13.2
[geïntimeerde] heeft een dergelijk verzoek tot vernietiging niet, en dus ook niet tijdig gedaan. Dus als de brief van 25 juni 2018 [geïntimeerde] heeft bereikt is het einde van de arbeidsovereenkomst een feit.
13.3
Als de brief van 25 juni 2018 [geïntimeerde] niet heeft bereikt, heeft te gelden dat het ontslag op staande voet niet is gegeven. Gamesa Rotterdam heeft ook niet gesteld dat langs andere weg dan genoemde brief ontslag aan [geïntimeerde] is gegeven. Anders gezegd: in dat geval bestaat de arbeidsovereenkomst nu nog steeds.
13.4
Kortom, indien de brief van 25 juni 2018 [geïntimeerde] op de gestelde datum heeft bereikt – 26 juni 2018 – dan heeft [geïntimeerde]
geenrecht op loon en als deze brief hem niet heeft bereikt, heeft hij in beginsel
welrecht op loon.
14. De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis geoordeeld dat vooralsnog niet vaststaat dat (onder meer) de brief van 25 juni 2018 [geïntimeerde] heeft bereikt. Bewijs daarvan is als gezegd van groot belang. Gamesa Rotterdam is toen in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat (onder meer) de brief van 25 juni 2018 [geïntimeerde] heeft bereikt. Gamesa Rotterdam heeft toen aangekondigd een zestal getuigen te doen horen, maar heeft daar uiteindelijk van afgezien.
14. In het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat Gamesa Rotterdam [geïntimeerde] op 25 juni 2018 op staande voet heeft ontslagen en dat, nu niet is gebleken dat op enige andere manier een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst, deze tussen Gamesa Rotterdam en [geïntimeerde] nog altijd bestaat.
14. Met
grief Ibetoogt Gamesa Rotterdam dat [geïntimeerde] bekend was met het ontslag op staande voet. Door Gamesa Rotterdam zijn in hoger beroep schriftelijke verklaringen overgelegd van twee ex-collega’s van [geïntimeerde], [collega 1] en [collega 2]. Volgens Gamesa Rotterdam volgt uit deze verklaringen dat [geïntimeerde] tegen hen heeft gezegd dat hij ontslagen was en tegen [collega 1] ook nog dat hij een ontslagbrief had ontvangen.
14. Gamesa Rotterdam biedt aan [collega 1] en [collega 2] te doen horen als getuigen en het hof zal haar daartoe in de gelegenheid stellen, als hierna bepaald.
14. Gamesa Rotterdam heeft ook aangeboden [manager] als getuige te doen horen. Het hof gaat daar niet in mee. [manager] is in de procedure bij de kantonrechter ook aangekondigd als getuige, maar is later weer teruggetrokken. Dit terugtreden is niet toegelicht, ook niet in hoger beroep. Ook is niet toegelicht over welke concrete andere feiten dan die waarover [manager] in eerste aanleg zou hebben kunnen verklaren, hij thans in hoger beroep zou kunnen verklaren. Dit bewijsaanbod voldoet daarmee niet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. Het hof acht het in deze situatie en bij deze stand van de procedure dan ook in strijd met de goede procesorde om [manager] alsnog in hoger beroep te doen horen.
19. Het hof zal ieder verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
  • laat Gamesa Rotterdam toe te bewijzen dat [geïntimeerde] de ontslagbrief van 25 juni 2018 heeft ontvangen, door het horen van [collega 1] en [collega 2] als getuigen;
  • bepaalt dat, indien Gamesa Rotterdam deze getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. R.S. van Coevorden, op
  • bepaalt dat, indien één van partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van alle partijen en de te horen getuigen in de maanden april 2022 tot en met juli 2022, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.J. van Cleef-Metsaars en