ECLI:NL:GHDHA:2022:318

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
2200144220
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woning met insluiping en voltooide diefstal van een jas

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Polen, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen voor het primair tenlastegelegde feit. In hoger beroep is de verdachte beschuldigd van diefstal in een woning, waarbij hij op 1 april 2020 omstreeks 02.10 uur in 's-Gravenhage een jas heeft weggenomen. De verdachte had zich zonder toestemming in de woning bevonden en had de jas van de kapstok gepakt en aangetrokken. De aangever, die op dat moment in de woning aanwezig was, betrapte de verdachte en was erg geschrokken van de situatie.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door de voordeur open te duwen, die niet op het nachtslot zat. De verdachte heeft de jas aangetrokken en is vervolgens in de zakken van de jas gaan graaien. Het hof oordeelde dat de verdachte met deze handelingen de jas had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, ondanks zijn verklaring dat hij de jas alleen aandeed omdat hij het koud had. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de impact op de aangever en zijn vriendin.

De uitspraak benadrukt de ernst van inbraak en diefstal in woningen, vooral wanneer de bewoners zich op dat moment in de woning bevinden. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gemotiveerd op basis van de omstandigheden van het feit en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001442-20
Parketnummer: 09-088257-20
Datum uitspraak: 11 februari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [plaats] (Polen) op [datum] 1982,
BRP-adres: [adres] (Polen).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 1 april 2020 te 's-Gravenhage om (ongeveer) 02.10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen jas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel en/of insluiping, door een deur van die woning open te breken, althans met kracht open te duwen;
subsidiairhij op of omstreeks 1 april 2020 te 's-Gravenhage om (ongeveer) 02.10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen jas en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen jas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel en/of insluiping, een deur van die woning heeft opengebroken, althans met kracht heeft open geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairhij op of omstreeks 1 april 2020 te 's-Gravenhage in de woning [adres], bij een ander, te weten bij [aangever], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks1 april 2020 te 's-Gravenhage
om (ongeveer) 02.10 uur, in elk gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen een jas,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander
of anderendan aan verdachte, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen jas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel en/ofinsluiping, door een deur van die woning
open te breken, althansmet kracht open te duwen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de gedraging van de verdachte, te weten het aantrekken van de jas, geen gedraging is die naar de uiterlijke verschijningsvorm kwalificeert als een voltooide diefstal of een poging tot diefstal. Voorts heeft de raadsman, naar het hof begrijpt, zowel met betrekking tot het primair als het subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk had zich de jas toe te eigenen. Hij deed de jas aan tegen de kou en wilde het slechts warm krijgen. Hij wilde die jas niet stelen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af. De verdachte heeft op 1 april 2020, in de nachtelijke uren, de voordeur van de woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage opengeduwd, die wel dicht zat, maar niet op het nachtslot. Eerder had hij aan een aantal andere deuren in de straat gevoeld of deze op slot waren. De verdachte is vervolgens de direct achter de voordeur gelegen trap opgelopen en heeft zo de eerste verdieping van de woning bereikt. Daar heeft hij een wollen jas van de kapstok gepakt en die jas aangetrokken. De aangever, tevens bewoner van de woning, bevond zich op dat moment op de tweede verdieping. Hij hoorde gestommel dat erg lang aanhield. Toen hij op de overloop ging kijken, trof hij daar, op die tweede verdieping, de verdachte aan, die de jas van zijn vriendin aanhad. Hij zag dat de verdachte graaiende bewegingen maakte in de jaszakken.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden komt het hof allereerst tot het oordeel dat sprake is van een voltooide wegneming als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het wegnemen is voltooid nu de verdachte zich, met het aantrekken van de jas een zodanige feitelijke heerschappij over die jas heeft verschaft en die jas daardoor tevens zodanig aan de feitelijke heerschappij van degene aan wie die jas toebehoorde heeft onttrokken dat de wegneming van de jas als voltooid kan gelden. De jas bevond zich niet langer in de beschikkingsmacht van de vriendin van aangever.
Ook het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening acht het hof bewezen. De verdachte is, met verwijzing naar bovengenoemde feiten en omstandigheden, in de nachtelijke uren binnengeslopen in een woning van een ander, heeft een jas van een ander van de kapstok genomen en die jas vervolgens aangetrokken. Hij is toen naar de verdieping daarboven gelopen en heeft in de jaszakken van die jas gegraaid. Deze gedragingen duiden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, op het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van die jas. De verdachte is zich immers - zonder daartoe gerechtigd te zijn - als heer en meester over die jas gaan gedragen. Daarmee heeft hij gehandeld met voormeld oogmerk, terwijl daaraan niet kan afdoen dat de verdachte die jas naar eigen zeggen aandeed omdat hij het koud had.
Het hof komt tot het oordeel de verdachte de jas met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen als bedoeld in artikel 310 Sr. De verweren worden derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een jas in de woning van de aangever en zijn vriendin, in de nachtelijke uren, waarbij de aangever, die nog wakker was, de verdachte heeft ‘overlopen’ en zijn vriendin zich vervolgens ook met de verdachte geconfronteerd wist. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen getoond geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de aangever en zijn vriendin, maar heeft hij bovendien inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever en zijn vriendin. Uit de aangifte blijkt dat de aangever en zijn vriendin erg in paniek waren toen ze de verdachte betrapten op de verdieping van hun slaapkamer. Dit moet voor hen zeer beangstigend zijn geweest.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. W.A.G.J.W. Ferenschild en mr. J.H. Crijns, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 februari 2022.
mr. J.H. Crijns is buiten staat dit arrest te ondertekenen.