ECLI:NL:GHDHA:2022:3033

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
22-005793-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en verboden wapenbezit met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika, hennepteelt en het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen met munitie. De tenlastelegging omvatte vier punten, waaronder deelname aan een organisatie met criminele doeleinden en het telen van hennep. In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere straf geëist, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het wegnemen van elektriciteit, maar wel aan de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 11 dagen en een taakstraf van 200 uren opgelegd, mede vanwege de lange duur van de procedure. De in beslag genomen wapens werden onttrokken aan het verkeer, en de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen omdat de verdachte voor het derde feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005793-16
Parketnummer: 10-960097-13
Datum uitspraak: 22 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1977,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 1 december 2013, te Rotterdam en/of Schiedam en/of Capelle aan den IJssel en/of Ridderkerk en/of (elders) in Nederland en/of te Antwerpen en/of (elders) in België en/of Equador en/of Peru en/of Colombia en/of en/of (elders) in Zuid-Amerika en/of in Turkije, met een of meer mededader(s), waaronder:
[medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3]
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van de Opiumwet, als strafbaar gesteld in artikel 2A van de Opiumwet, en/of
- het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van de Opiumwet, als strafbaar gesteld in artikel 2B van de Opiumwet, en/of
- de voorbereiding en/of bevordering van voornoemde misdrijven genoemd onder artikel 2A en 2B van de Opiumwet, als strafbaar gesteld in artikel 10a Opiumwet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig gehad, in een woning, te weten [adres] te Rotterdam, een hoeveelheid van (in totaal) 391, althans 160 en/of 231, hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin netwerkbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 1 juli 2014 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een semi automatisch gaspistool (kaliber 8 mm) en/of munitie van categorie III, te weten een kogelpatroon (Uma 8mmK) voorhanden heeft gehad.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen voorwerpen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede een taakstraf voor de duur van
240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde diefstal van elektriciteit. Dat de verdachte er naar eigen zeggen van uitging dat elektriciteit werd gestolen door de anderen, is gelet op na dit vonnis gewezen uitspraken van de Hoge Raad onvoldoende om de verdachte te kunnen aanmerken als medepleger van het wegnemen van de elektriciteit. Het hof spreekt de verdachte daarom vrij van dit feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in
of omstreeksde periode van 1 december 2012 tot en met 1 december 2013,
te Rotterdam en/of Schiedam en/of Capelle aan den IJssel en/of Ridderkerk en/of (elders)in Nederland en
/of teAntwerpen
en/of (elders) in België en/of Equador en/of Peru en/of Colombia en/of en/of (elders) in Zuid-Amerika en/of in Turkije, met
een of meermededader
(s
),
waaronder
wie:
[medeverdachte 1] en
/of
[medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3]
heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het binnen
en/of buitenhet grondgebied van Nederland brengen van cocaïne,
althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van de Opiumwet,als strafbaar gesteld in artikel 2A van de Opiumwet, en
/of
- het
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/ofafleveren en
/of verstrekken en/ofvervoeren van cocaïne,
althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van de Opiumwet,als strafbaar gesteld in artikel 2B van de Opiumwet, en
/of
- de voorbereiding
en/of bevorderingvan voornoemde misdrijven genoemd onder artikel 2A en 2B van de Opiumwet, als strafbaar gesteld in artikel 10a Opiumwet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 1 juli 2014 te Rotterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, meermalen,opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt
,enverwerkt
, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig gehad,in een woning, te weten [adres] te Rotterdam, een hoeveelheid van
(in totaal
)391
, althans 160 en/of 231,hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op
of omstreeks1 juli 2014 te Rotterdam
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, te weten een semi automatisch gaspistool (kaliber 8 mm) en
/ofmunitie van categorie III, te weten een kogelpatroon (Uma 8mmK) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer in Nederland van cocaïne vanuit Zuid-Amerika. De betrokkenheid van de verdachte bestond erin dat hij desgevraagd het bedrijf [bedrijf] op zijn naam heeft gezet en voor dat bedrijf diverse werkzaamheden verricht, terwijl hij wist dat het de bedoeling was dat er via dat bedrijf containers fruit uit Zuid-Amerika werden besteld en dat er cocaïne tussen dat fruit zou worden gestopt. Een dergelijk samenwerkingsverband bevordert criminaliteit en ondermijnt, gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen, de rechtsorde. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat niet alleen aan het gebruik van en de handel in drugs maatschappelijke bezwaren kleven, maar ook dat het illegale circuit kan leiden tot allerlei maatschappelijke problemen, waaronder die van criminaliteit en overlast.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan hennepteelt, en hij heeft een verboden vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 november 2022 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven en zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. De verdachte ziet de ernst van zijn handelen in en heeft daar spijt van. De verdachte is overgegaan tot het plegen van de feiten toen hij zich in een moeilijke periode van zijn leven bevond. Hij had niet veel te verliezen. Hij ging gebukt onder zijn financiële problemen en ging daarom in op een lucratief aanbod dat hem werd gedaan. De verdachte heeft aangegeven van zijn fouten te hebben geleerd; hij staat inmiddels anders in het leven en zal niet opnieuw de fout in gaan. Uit het hiervoor genoemde uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte na de onderhavige feiten – die dateren van zeer lange tijd geleden - niet meer in aanraking is geweest met politie of justitie. De reclassering vermeldt in het advies van 29 december 2021 dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur 1 jaar een passende straf zou zijn geweest. Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM. Immers, de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg is met ruim 5 maanden overschreden en de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is met 4 jaren overschreden. Gelet op deze forse overschrijding zal het hof, in plaats van genoemde in beginsel passende straf, een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest – in combinatie met een taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen. Het hof acht deze straffen passend en geboden.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een wapen en munitie, genoemd onder 1 en 2 op de beslaglijst (in kopie gehecht aan dit arrest), met betrekking tot welke het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding Stedin Netbeheer B.V.
In het onderhavige strafproces heeft Stedin Netbeheer B.V. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 6.549,17, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 3.840,63.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (voor het gedeelte dat aan de orde is in hoger beroep), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet, de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
het onder 1 genoemde wapen en de onder 2 genoemde munitie op de beslaglijst (in kopie gehecht aan dit arrest).

Vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V.

Verklaart de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. D.M. Thierry en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier mr. N. Germeraad-van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2022.