ECLI:NL:GHDHA:2022:3015

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
22-003028-21
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in zaak van poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van poging tot doodslag, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor zware mishandeling. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een zwaardere straf van 20 maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juni 2021 in 's-Gravenhage de aangever met een fles op het hoofd heeft geslagen, wat leidde tot een hoofdwond. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer, en sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling, omdat hij samen met een medeverdachte de aangever meermalen heeft geslagen en geschopt. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de situatie. De straf werd bepaald op zes maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij de strafmotivering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003028-21
Parketnummer: 09-145154-21
Datum uitspraak: 28 juli 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 oktober 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen met kracht met een fles, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/of de borst en/of het lichaam heeft geschopt en/of heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen met kracht met een fles, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/of de borst en/of het lichaam heeft geschopt en/of heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Om tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag te komen, dient bewezen te worden dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Hiervoor is, minst genomen, vereist dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zou intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de aangever - terwijl hij door de medeverdachte werd beetgepakt en naar achteren werd getrokken - aan de achterkant van zijn hoofd is geraakt door de verdachte die met een fles heeft geslagen.
Hoewel de gevolgen van het slaan met een fles tegen het hoofd op zichzelf ernstig kunnen zijn en de kans op de dood kunnen opleveren, kan uit het voorgaande naar oordeel van het hof niet zonder meer volgen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Of deze kans in het onderhavige geval aanmerkelijk was dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval. Nu uit het dossier, waaronder de camerabeelden en de aangifte, niet voldoende valt af te leiden dat door het éénmaal tegen het achterhoofd en meermalen tegen de romp slaan met de fles dodelijk letsel was te verwachten, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair
hij op
of omstreeks3 juni 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-
meermalenmet kracht met een fles,
althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd
en/of de rompen
/ofhet lichaam heeft geslagen en
/of
- meermalen met kracht
op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en
/of
- meermalen met kracht
op/tegen
het hoofd en/of de borst en/ofhet lichaam heeft geschopt en
/of heeftgetrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich, primair, op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het (primair en subsidiair) tenlastegelegde.
Het hof overweegt omtrent het subsidiair tenlastegelegde als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de aangever – nadat de verdachte uit de auto kwam – twee trappen tegen de verdachte heeft gegeven. Vervolgens werd de aangever beetgepakt door de medeverdachte en naar achteren getrokken, waarna de verdachte de aangever eenmaal met een glazen fles tegen het achterhoofd heeft geslagen. Het hof acht aannemelijk dat de aangever als gevolg hiervan de verwondingen aan zijn hoofd heeft opgelopen. Voorts heeft de verdachte samen met de medeverdachte de aangever andermaal – toen het incident zich al had verplaatst naar het trottoir en het midden van de straat – veelvuldig geslagen, geschopt en getrapt. De verdachte gebruikte bij het slaan tegen de romp de glazen fles. Blijkens de geneeskundige verklaring heeft de aangever bij dit incident een hoofdwond opgelopen die gehecht is met 3 hechtingen.
Door aldus te handelen hebben de verdachte en de medeverdachte naar het oordeel van het hof willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever – die onder de gegeven omstandigheden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten - aanvaard.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair aan de verdachte is tenlastegelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Beroep op noodweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich, subsidiair, op het standpunt gesteld dat de verdachte heeft gehandeld vanuit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het dreigend gevaar daarvoor, nu hij door de aangever werd aangevallen en uitgedaagd.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de aangever weliswaar worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf van de verdachte, maar is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte geboden waren tot de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf.
In dat verband acht het hof met name van belang dat de aanranding van het lijf van de verdachte al ten einde was gekomen op het moment dat de verdachte met de fles sloeg, nu de aangever – op het moment dat de verdachte begon met het slaan van de aangever – al door de medeverdachte was beetgepakt, bij de verdachte was weggetrokken en – zoals te zien is op de foto op blz. 80 in het dossier - van hem stond afgewend doordat aangever door de medeverdachte was beetgepakt. Er bestond voor de verdachte dan ook geen enkel beletsel om zich te onttrekken aan de situatie teneinde het conflict te de-escaleren.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen en het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging, meer subsidiair, aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Nu het hof heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt het beroep op noodweerexces reeds om die reden niet.
Het beroep op noodweerexces wordt verworpen.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangever door hem op het hoofd en het lichaam te slaan (waaronder met een fles) en hem meermalen met kracht tegen het lichaam te schoppen en te trappen. Dat het letsel van de aangever beperkt is gebleven is niet aan de verdachte te danken. De verdachte heeft door zo te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bovendien worden door feiten als deze de in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2022.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.H.M. Royakkers,
mr. A.S.I. van Delden en mr. K. Schaffels, in bijzijn van de griffier mr. F.A. Janse.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juli 2022.
Mr. A.S.I. van Delden is buiten staat het arrest te ondertekenen.