Rolnummer: 22-003640-20
Parketnummer: 09-143735-20
Datum uitspraak: 24 mei 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 december 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op 30 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met braak verbreking en/of inklimming, in vereniging gepleegd, al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, in een auto ter plaatse is/zijn gegaan naar het parkeerterrein van de [adres 1] te 's-Gravenhage en daar opzettelijk inbrekersgereedschappen
voorhanden heeft qehadwaaronder:
- een (werk)handschoen en/of
- twee platte schroevendraaiers en/of
- een geprepareerd plamuurmes (waarmee anti-inbraakstrips kunnen worden omzeild)
- (vervolgens) uit de auto is gestapt en naar de woningen aan de [adres 2] en/of [adres 3] is gelopen en/of
- in voornoemde woning(en) naar binnen heeft gekeken en/of (vervolgens)
- via de brievenbus een foto heeft/hebben gemaakt van de binnenzijde van de woning en/of met een lichtbron door de brievenbus naar binnen heeft geschenen en/of
- de omgeving van de woning in de gaten heeft gehouden;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met dat doel de woning van die [slachtoffer 1], gelegen aan de [adres 4], is binnen gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2020 tot en met 23 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 5], een grote hoeveelheid sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nu die vrijspraak overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en in overeenstemming met het standpunt van de verdediging is, behoeft die geen nadere motivering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met braak
en/ofverbreking
en/of inklimming, in vereniging gepleegd,
al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt,in een auto ter plaatse is
/zijngegaan naar het parkeerterrein van de [adres 1] te 's-Gravenhage en daar opzettelijk inbrekersgereedschappen voorhanden heeft
gehad waaronder:
- een (werk)handschoen en
/of
- twee platte schroevendraaiers en
/of
- een geprepareerd plamuurmes (waarmee anti-inbraakstrips kunnen worden omzeild)
- ( vervolgens) uit de auto is gestapt en naar de woningen aan de [adres 2] en
/of[adres 3] is gelopen en
/of
- in voornoemde woning
(en
)naar binnen heeft gekeken en
/of (vervolgens)
-
via de brievenbus een foto heeft/hebben gemaakt van de binnenzijde van de woning en/of met een lichtbron door de brievenbus naar binnen heeft geschenen en/of
- de omgeving van de woning in de gaten heeft gehouden
;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 22 mei 2020 tot en met 23 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 5], een grote hoeveelheid sieraden en
/ofgeld,
in elk geval enig goed, datdie
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
n, te wetenaan [slachtoffer 2] en
/of
[slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdiezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking
en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging voorbereidingshandelingen (feit 1)
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde vanwege het ontbreken van een misdadig doel, zoals dit volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad vereist is voor een bewezenverklaring van artikel 46 Wetboek van Strafrecht.
Van strafbare voorbereiding is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verwerft of voorhanden heeft. Voor een veroordeling is noodzakelijk dat vaststaat op welk soort misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren of meer de voorbereidingshandelingen waren gericht.
Onderzocht dient te worden of de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig hebben kunnen zijn aan het criminele doel dat de verdachten met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden. Voorts moet vast komen te staan dat de verdachten daadwerkelijk een crimineel doel voor ogen hadden.
Het navolgende is naar het oordeel van het hof op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komen vast te staan.
Vast staat dat de verdachte samen met de medeverdachte op 30 mei 2020 omstreeks 4:00 uur, en dus in de nachtelijke uren, in Den Haag, aan de [straat 1] en de [straat 2] aanwezig was.
Volgens getuige [getuige] kwamen de verdachte en de medeverdachte op 30 mei 2020 omstreeks 04.00 uur aanrijden in een auto op de [straat 1] te Den Haag, parkeerden zij de auto op het bedrijventerrein aldaar en stapten zij uit. Zij liepen beiden vervolgens direct naar
een woning, pand nummer [huisnummer adres 3], aan de overkant ([adres 3]). De medeverdachte keek haastig door de ramen en stak iets door de brievenbus. De bewoonster van de [adres 3] heeft in de nacht van 29 op
30 mei 2020 de brievenbus horen klepperen.
De verdachte stond op dat moment op de uitkijk en keek om zich heen. Daarna liepen zij beiden door naar de naastgelegen woning, namelijk nummer [huisnummer adres 2] ([adres 2]). Beide mannen keken door de ramen van de woning alsof zij ergens naar op zoek waren. Hierop werd de politie gewaarschuwd.
De verbalisanten die ter plaatse gingen en de medeverdachte en – korte tijd later - de verdachte aanhielden, troffen de bij de verdachten in gebruik zijnde auto (een KIA Picanto) aan op het vlakbij de genoemde woningen gelegen parkeerterrein. In de auto lag een gele Jumbo-tas op de bijrijdersstoel, met daarin een paar werkhandschoenen, en in het dashboardkastje troffen zij twee platte schroevendraaiers en een plamuurmes aan. In het plamuurmes was een hoek aangebracht. Het was de verbalisant ambtshalve bekend dat een zodanig bewerkt plamuurmes wordt gebruikt om anti-inbraakstrippen te omzeilen en dus als inbrekerswerktuig dient.
Verder acht het hof de weergave van de geluidsopnamen gemaakt door de dashcam, die was geïnstalleerd in de KIA, van belang. Het hof stelt vast dat beide verdachten deelnemer zijn aan de gesprekken op 29 en 30 mei 2020. Beide verdachten hebben immers verklaard dat zij in de auto hebben gezeten ten tijde van de gesprekken. Uit de opnamen of anderszins is niet gebleken dat – naast de verdachten - andere passagiers in de auto hebben gezeten ten tijde van de gesprekken op 29 en 30 mei 2020.
Uit de dashcam-opnamen blijkt dat de verdachten op 29 mei 2020 telefonisch contact hebben. De medeverdachte is dan onderweg om de verdachte op te halen (23:07 uur). Zij hebben overleg over mee te nemen gereedschap, waaronder “die kleine platte” en er wordt besproken of “stanlies” geregeld zijn (23:22 uur). Omstreeks 23.28 uur stapt de verdachte bij de medeverdachte in de auto.
De verdachten rijden vervolgens de hele nacht samen rond. Ze rijden onder meer naar Schijndel en Boxtel en spreken veelvuldig over verschillende soorten sloten en woningen en wijken waar veel te halen is.
Later die avond – inmiddels 30 mei 2020 en kort voor hun aanhouding - omstreeks 3:53 uur rijden zij via de A12 Den Haag binnen. De verdachte heeft het dan over een 'osso' (huis) in het begin van [wijk], die helemaal vol staat en dat de bewoners op vakantie zouden moeten zijn. De verdachte duidt de locatie van deze woning als 'achter de ABN'. De medeverdachte spreekt over de hoeveelheid cilinders in de voordeuren van enkele woningen op deze locatie. Op 30 mei 2020 om 03:58 uur is te zien hoe de KIA geparkeerd wordt in een van de 27 parkeervakken aan de [straat 2].
Uit openbare bronnen is het hof gebleken dat de [straat 2] gelegen is in de wijk [wijk] in Den Haag en zich op korte afstand een filiaal van de ABN-AMRO bank bevindt. Dat is de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voorgehouden.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat het de bedoeling van de verdachten is geweest in vereniging een inbraak te plegen in een of meer woningen; een misdrijf met een strafbedreiging van negen jaren. De voorwerpen – een paar werkhandschoenen, twee platte schroevendraaiers en een geprepareerd plamuurmes (waarmee anti-inbraakstrips kunnen worden omzeild) die de verdachten voorhanden hadden, waren daartoe, bezien in hun onderling verband en naar uiterlijke verschijningsvorm, geëigend en bestemd. Voorts stelt het hof vast dat de verdachten daadwerkelijk voornoemd crimineel doel voor ogen hadden. Dat zij een of meer inbraken wilden plegen, volgt uit de feitelijke handelingen van de verdachten, waaronder het naar binnen kijken bij de woningen (door de ramen en de brievenbus), bezien in samenhang met de gesprekken die door de verdachten zijn gevoerd in de auto en de aanwezigheid van de inbrekersgereedschappen.
Een plausibele andere verklaring voor de aanwezigheid van het gereedschap, het in de tenlastelegging omschreven gedrag en de gesprekken in de auto heeft de verdachte noch de medeverdachte gegeven.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte, hoewel hij in de auto heeft gezeten bij de mede-verdachte, het daarin aangetroffen gereedschap niet voorhanden heeft gehad. Het hof verwerpt dat verweer. De verdachte heeft in de auto gezeten, aan de bijrijderskant, te weten de kant waar de werkhandschoenen en het gereedschap zijn aangetroffen respectievelijk in de Jumbo-tas op de bijrijdersstoel en in het dashboardkastje. Verder volgt uit de dashcam-gesprekken dat de verdachten kort voordat de verdachte in de auto is gestapt, hebben gesproken over het meenemen van gereedschap (“die kleine platte”). Het hof is van oordeel dat – de aard en strekking van de overige dashcam-gesprekken van 29 en 30 mei 2020 mede in ogenschouw genomen - de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de auto aangetroffen gereedschappen.
Ook het medeplegen acht het hof wettig en overtuigend bewezen. De verdachten hebben overleg gehad over mee te nemen gereedschap (“stanlies” en “die platte”), zijn samen naar Den Haag gereden, zij zijn ter plekke samen uitgestapt en naar de woningen toegelopen, terwijl zij in de auto goederen voorhanden hadden die bij uitstek dienstig kunnen zijn bij een woninginbraak. De verdachte heeft terwijl zijn mede-verdachte bij nummer [huisnummer adres 3] door de ramen en de brievenbus naar binnen keek, de omgeving in de gaten gehouden. Vervolgens hebben de verdachten samen door de ramen naar binnen gekeken bij nummer [huisnummer adres 2]. Er is dan ook sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Het hof acht het medeplegen van voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Nadere bewijsoverweging gekwalificeerde diefstal (feit 3)
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde woninginbraak aan de [straat 3] te Den Haag omdat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte bij deze inbraak betrokken is geweest. Het bewijs voor zijn betrokkenheid is uitsluitend terug te voeren op een gesprek tussen verdachten op 28 mei 2020 dat is geregistreerd door de in de KIA geïnstalleerde dashcam. Er bestaan minstens zoveel verschillen als overeenkomsten tussen het gesprek en de details van de inbraak zoals die blijken uit de aangifte.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De politie heeft de dashcam-opnames uitgekeken en beluisterd. Daaruit ontstond de verdenking dat er op 28 mei 2020 vanaf ongeveer 13:30 uur werd gesproken over een inbraak aan de [straat 3], gepleegd tussen vrijdag 22 mei 2020 om 12:00 uur en zaterdag 23 mei 2020 om 17:00 uur.
Uit de politiesystemen volgt dat er op 23 mei 2020 aangifte is gedaan van een woninginbraak aan de [straat 3] in Den Haag. De aangever heeft de woning op 22 mei 2020 in goede orde achtergelaten. Toen hij op 23 mei 2020 weer thuis kwam, bleek dat de cilindersloten van de voordeur verbroken waren en dat de hele woning was doorzocht. Er bleken meerdere sieraden te zijn weggenomen waaronder sieraden in de vorm van een dier (een kat, een leeuw, een vogel, een lam, een garnaal, een poedel), alsmede diverse horloges, (munt)geld, een pasjeshouder en een kussensloop. De totale waarde van de in de slaapkamer weggenomen sieraden zou ongeveer € 80.000,- bedragen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verdachte is geweest die heeft deelgenomen aan het dashcam-gesprek op 28 mei 2020 vanaf ongeveer 13:30 uur.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat gelet op de inhoud van het gesprek en de inhoud van de aangifte er bij beide verdachten sprake is van zodanig specifieke daderwetenschap dat het niet anders kan dan dat zij de woninginbraak aan de [straat 3] bespreken en deze ook hebben gepleegd.
De vraag die voorligt is of het hof uit de weergave van het gesprek tussen verdachten enerzijds en de verklaring van de aangever anderzijds de overtuiging heeft bekomen dat het de verdachten zijn geweest die de inbraak aan de [straat 3] zoals ten laste gelegd hebben gepleegd.
Het hof stelt de volgende overeenkomsten vast.
- de sloten op de voordeur:
De aangever verklaart dat er drie cilindersloten in de voordeur zaten, die alle drie geforceerd waren. Er was er nog één deels aanwezig (de onderste).
De verdachten spreken ook over meerdere cilindersloten, waarvan er nog één in de deur zat. (14:04)
-moment van de inbraak en de Jaguar:
De aangever verklaart dat hij op vrijdag 22 mei 2020 (de dag na Hemelvaart) om 11:30 uur is vertrokken en op zaterdag 23 mei 2020 om 16:00 uur is teruggekeerd. De aangever heeft een Jaguar op zijn naam staan.
De verdachten zeggen dat deze mensen precies op Hemelvaartsdag zijn weggegaan en herstellen dat daarna: “nee zaterdag waren ze terug of niet, we hadden op vrijdag gepakt”. De verdachten zeggen dat ze een dag hebben gewacht, want de Jaguar stond voor de deur. De mensen waren nog thuis. (13:59, 14:03)
Uit het deel van het gesprek tussen de verdachten dat op het voorgaande gedeelte volgt (14:04), zoals hieronder weergegeven, trekt het hof, anders dan de rechtbank, de conclusie dat de bewoners ten tijde van de inbraak niet thuis waren. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachten met wat zij zeggen zich hier verplaatsen in de slachtoffers op het moment dat zij thuis komen, schrikken (“AAAAAA”) en zich realiseren dat er is ingebroken.
B:... kankercilinders eruit, ze denken die middelste zit er wel nog in...(onverstaanbaar)....ze zijn niet binnen geweest. A: Ik kom binnen....(onverstaanbaar). Ey rennen gelijk naar de slaapkamer, ze weten waar het ligt toch? "AAAAAA" Je weet toch.
B: Ja man.
A en B lachen.(14:04)
Volgens de aangifte zijn uit de slaapkamer op de eerste etage sieraden ter waarde van ongeveer tachtigduizend euro weggenomen.
-selectie meegenomen (in een kussensloop):
De aangever verklaart dat niet alles van waarde is meegenomen, omdat er ook sieraden zijn achtergebleven. Het lijkt erop dat men geselecteerd heeft. De meeste sieraden lagen in de slaapkamer (op de tweede woonlaag). Van een kussen op het bed was een sloop verwijderd.
De verdachten bespreken dat zij dingen hebben achtergelaten, omdat zij twijfelden aan de echtheid ervan. Andere dingen hebben ze meegenomen, alleen omdat ze verstopt zaten. Ze hebben eerst dingen in een sok gedaan en daarna in een kussensloop. (14:33/14:34)
-
ladekastje:
De aangever verklaart dat zich in de slaapkamer naast het bed een tafeltje bevindt met lades, met daarin een (semi)verborgen ruimte. Het merendeel van de sieraden is daaruit meegenomen.
De verdachten spreken ook over een la en dat zij het alleen hebben meegenomen omdat daarin het verstopt zat. (13:33)
-
muntgeld:
De aangever verklaart dat een groot aantal 1 en 2 euro muntstukken zijn meegenomen (200 munten van 1 euro en 100 munten van 2 euro).
De verdachten bespreken dat het muntgeld ook goed van pas kwam, voor het kopen van een kaartje voor de tram enzo. (14:02)
-verpakking muntgeld:
De verdachten bespreken hoeveel muntgeld zij hebben meegenomen. Een van hen zegt dat hij het niet heeft geteld, “ze zitten gewoon in die plastic zak nog steeds”.
De aangevers hebben bij de politie verklaard dat uit een kast op de slaapkamer diverse plastic zakjes met muntgeld zijn weggenomen.
-
wat er verder is meegenomen:
Uit de aangifte en de bijlage daarbij blijkt dat er sieraden zijn weggenomen ter waarde van in totaal circa 80.000,-. Er zijn onder meer weggenomen 18 karaats broches in de vorm van dieren (vogel, lam , kat en leeuw), een horloge uit de studeerkamer, ringen en armbanden, waaronder een armband van 18 karaat.
De verdachten spreken over diertjes (gouwe vogel, gouwe poesje), armbanden, waaronder een van 18 karaat, ringen, de oude klokjes die zij vonden in een lade van de kantoorkamer en over 80 ton binnenhalen.
Door de verdediging zijn enkele verschillen naar voren gebracht. Deze verschillen wegen voor het hof echter niet op tegen de overeenkomsten zoals hiervoor weergegeven. Anders dan de rechtbank, acht het hof de overeenkomsten in hun onderlinge samenhang bezien zodanig in het oog springend, significant, specifiek en talrijk dat het, met de advocaat-generaal, tot de overtuiging is gekomen dat de verdachten beschikken over daderkennis en zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak. Dat tussen de inbraak en het dashcam-gesprek enige dagen is gelegen, doet daaraan niet af.
Het hof ziet zich in haar overtuiging gesterkt door het nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden in de politiesystemen. Anders dan eerder, zoals in eerste aanleg aan de orde geweest, is het nader onderzoek veelomvattend. In plaats van drie straten bestrijkt het onderzoek naar inbraken gepleegd tussen 21 en 23 mei 2020 vier gemeenten. Door een combinatie van relevante zoekvragen blijkt er maar één geval te voldoen aan de gestelde criteria en dat betreft de woninginbraak aan de [straat 3] te Den Haag op 22/23 mei 2020. Dat de verdachten spreken over een andere inbraak is daarmee naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Het hof acht het plegen van de gekwalificeerde diefstal wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: