ECLI:NL:GHDHA:2022:3005

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
22-005285-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1962 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van zestig dagen, waarvan tweeëndertig dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 2.500,-. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte had op 15 november 2019 in 's-Gravenhage geprobeerd te betalen met drie valse bankbiljetten van € 50,-. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, omdat hij zich bewust was van de kans dat de bankbiljetten vals waren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere strafrechtelijke veroordelingen had en in het buitenland woont.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005285-19
Parketnummer: 09-273307-19
Datum uitspraak: 28 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
18 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op
[geboortedatum] 1962,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in het buitenland: [woonadres]te
[woonplaats] ([land]).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2019 te 's-Gravenhage, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan tweeëndertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van € 2.500,-, subsidiair vijfendertig dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig de overgelegde pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het uitgeven van vals geld.
Voor een bewezenverklaring is noodzakelijk dat de verdachte ten tijde van het uitgeven van vals geld de opzet daartoe heeft gehad. Met betrekking tot deze opzet overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft bij Albert Heijn boodschappen gedaan en bij de kassa aan de kassamedewerker drie valse biljetten van € 50,00 overhandigd. Een medewerkster heeft de biljetten daarna op echtheidskenmerken gecontroleerd en zij constateerde meteen dat de biljetten glad aanvoelden en dat het watermerk ontbrak. Ook voelde zij dat het ribbelrandje glad aanvoelde. Zij kwam dan ook vrijwel meteen tot de conclusie dat de biljetten vals waren. Omdat aldus gebleken is dat de uiterlijke kenmerken van de bij de verdachte aangetroffen biljetten van € 50,00 afwijken van een echt biljet, had het naar het oordeel van het hof ook voor de verdachte – die naar zijn zeggen gewend is (veel) contant geld bij zich te dragen en daarmee ook te betalen - duidelijk moeten zijn dat de biljetten vals waren. Dit geldt te meer nu de verdachte heeft verklaard dat hij de biljetten in handen heeft gehad, niet alleen toen hij deze overhandigde aan de kassamedewerker, maar ook al eerder, namelijk toen hij de biljetten uit een envelop heeft gehaald en deze in zijn portemonnee heeft gedaan om ze mee te nemen naar de supermarkt.
Door desondanks de biljetten aan de kassamedewerker te overhandigen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aankoop werd gedaan met valse bankbiljetten.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks15 november 2019 te 's-Gravenhage, opzettelijk
een of meervalse
of vervalstebankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in de Albert Heijn geprobeerd zijn boodschappen af te rekenen met drie valse bankbiljetten van € 50,-. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. Dit is een ernstig feit, omdat hierdoor de integriteit en betrouwbaarheid van het betalingsverkeer in het geding komt. Indien het winkelpersoneel de bankbiljetten niet tijdig had onderschept, zou de verdachte de supermarkt bovendien financiële schade hebben toegebracht.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft bij de beraadslaging acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
30 maart 2022 niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in [land] woont en een eigen bedrijf in de bouw heeft. De verdachte verricht zijn werkzaamheden met name voor overheden. Hij krijgt zijn projecten via openbare aanbestedingen. Een strafrechtelijke veroordeling zou betekenen dat de verdachte zijn bedrijfswerkzaamheden niet meer kan verrichten omdat dit in strijd is met de [land] wet. De verdachte is naar eigen zeggen in zijn eigen land nimmer strafrechtelijk veroordeeld.
Afweging ten aanzien van de straf
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
In de relatieve ouderdom van het bewezenverklaarde feit en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, ziet het hof – anders dan de advocaat-generaal – aanleiding te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. L.A. Pit en
mr. L.J.M. Janssen, in bijzijn van de griffier
mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2022.
Mr. L.A. Pit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.