ECLI:NL:GHDHA:2022:3004

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
22-001160-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam in een ontnemingszaak. De betrokkene, geboren in 1981, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had in eerste aanleg vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene € 36.250,23 bedroeg, maar het openbaar ministerie stelde in hoger beroep dat dit bedrag moest worden verhoogd naar € 38.969,59. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit hennepkwekerijen en heeft het bedrag waarop dit voordeel wordt geschat vastgesteld op € 39.170,34. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen op basis van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, en het hof heeft de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel overgenomen uit de ontnemingsrapportages van de politie.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001160-20 PO
Parketnummer: 10-750241-13
Datum uitspraak: 13 april 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2020 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [woonadres] te [woonplaats].
Procesgang
Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van dit gerechtshof van 11 april 2018 is de betrokkene, voor zover hier van belang, ter zake van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
Onder feiten 1 en 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
Onder feit 2 en 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
en
Onder feit 6:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken,
veroordeeld tot een gevangenisstraf. Dit arrest is onherroepelijk.
De in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie houdt in dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 103.944,04, ter ontneming van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 8 april 2020 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 36.250,23 en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
Namens de betrokkene is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, zal worden vastgesteld op € 38.969,59 en dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de betrokkene vorenbedoeld voordeel heeft verkregen op de feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen zijn vervat en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het onherroepelijke arrest in de strafzaak stelt het hof vast dat de betrokkene is veroordeeld voor het telen van hennep in een pand aan de [adres 1] en in een pand aan de [adres 2]. [1] Het hof is van oordeel dat de betrokkene door middel van of uit de baten van deze strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Overeenkomstig de rechtbank hanteert het hof als uitgangspunt het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij betreffende de [adres 1] met bijlagen (hierna: ontnemingsrapport [adres 1]), [2] en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij betreffende de [adres 2] met bijlagen (hierna: ontnemingsrapport [adres 2]). [3] Deze rapportages zijn mede gebaseerd op het BOOM-rapport [4] van 1 november 2010. Het hof neemt de berekeningen uit deze ontnemingsrapportages over en maakt de conclusies tot de zijne, tenzij in dit arrest ander wordt vermeld.
[adres 1]
Gelet op hetgeen in het pand werd aangetroffen dat wijst op in ieder geval een eerdere oogst [5] en de bewezenverklaarde periode in het arrest van de strafzaak acht het hof het aannemelijk dat er drie oogsten zijn geweest. Daarbij neemt het hof voorts in aanmerking dat [medeverdachte 1] op 29 mei 2018 heeft verklaard dat er daadwerkelijk drie oogsten zijn gerealiseerd. [6] Het hof ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de stelling namens de betrokkene dat sprake is geweest van twee oogsten onvoldoende onderbouwd is en niet aannemelijk is geworden.
Gebleken is dat er 17 assimilatielampen aanwezig waren. Op basis daarvan wordt uitgegaan van 255 planten. [7]
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt in kilogram:
255 planten x 28,2 gram = 7,191 kilogram. [8]
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt: [9]
7,191 kilogram x € 3.280,- = € 23.586,48
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn: [10]
Afschrijvingskosten per oogst: 255 planten € 200,--
Hennepstekken per oogst 255 x € 2,85 € 726,75
Variabele kosten per oogst 255 x € 3,33 € 849,15
Daarnaast acht het hof overeenkomstig de raadsman ter zitting in eerste aanleg heeft aangevoerd aannemelijk dat de volgende kosten zijn gemaakt per oogst:
Kosten knippers per oogst: 255 x € 2,- € 510,--
Personeelskosten per oogst 3 x € 100,- € 300,--
Totaal kosten per oogst: € 2.585,90
Berekening voor 3 oogsten:
Totaal opbrengst (3 x € 23.586,48) € 70.759,44
Totaal kosten (3 x € 2.585,90)
€ 7.757,70 –
Totaal verkregen voordeel € 63.001,74
Op dit bedrag worden voorts nog in mindering gebracht:
De kosten van de huur van de woning € 8.000,-- [11]
De betaalde elektriciteitskosten € 200,75 [12]
Het hof is van oordeel dat de in de strafzaak toegewezen vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet in mindering dient te worden gebracht, nu niet is gebleken dat deze vordering reeds is voldaan.
Het hof stelt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor deze kwekerij dus vast op (€ 63.001,74 - € 8.200,75 =) € 54.800,99.
Overeenkomstig de rechtbank is het hof van oordeel dat aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen indicatie valt te ontlenen voor een verdeelsleutel van de opbrengst. De betrokkene heeft zelf geen enkel inzicht willen geven in de verdeelsleutel van de winst uit de kwekerij. Dat de betrokkene zelf geen enkel voordeel heeft genoten, acht het hof niet aannemelijk geworden.
Uit het dossier volgt dat de betrokkene en [medeverdachte 1] zijn veroordeeld voor het feitencomplex aan de [adres 1]. [13] Het hof acht niet aannemelijk geworden dat daarnaast andere personen een deel van de winst hebben ontvangen. Nu geen andere verdeelsleutel aannemelijk is geworden, zal het hof het voordeel in twee gelijke delen verdelen tussen betrokkene en [medeverdachte 1].
Op grond van het voorgaande stelt het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene ten gevolge van de hennepkwekerij aan de [adres 1] vast op een bedrag van (€ 54.800,99 / 2 =) € 27.400,50.
[adres 2]
Gelet op hetgeen in dit pand werd aangetroffen dat wijst op in ieder geval één eerdere oogst [14] en de bewezenverklaarde periode in het arrest van de strafzaak acht het hof het aannemelijk dat hier ten minste één eerdere oogst is geweest.
In deze hennepkwekerij zijn 452 hennepplanten aangetroffen. [15]
De bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt in kilogram:
452 x 28,2 gram = 12,746 kilogram [16]
De totale bruto opbrengst per ruimte per oogst bedraagt:
12,746 kilogram x € 3.280,- = € 41.806,88 [17]
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn: [18]
Afschrijvingskosten: 452 planten € 300,--
Hennepstekken: 452 planten x € 2,85 € 1.288,20
Variabele kosten: 452 planten € 3,33 € 1.505,16
Daarnaast acht het hof overeenkomstig hetgeen de raadsman ter zitting in eerste aanleg heeft aangevoerd aannemelijk dat de volgende kosten zijn gemaakt:
Huur woning € 2.200,--
Kosten knippers 452 x € 2,- = € 904,--
Personeelskosten: 3 x € 100,- € 300,--
Op grond van het voorgaande acht het hof aannemelijk dat in totaal een bedrag van € 6.497,36 aan kosten zijn gemaakt.
Het hof is van oordeel dat ook de in de strafzaak toegewezen vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] die ziet op deze kwekerij, niet in mindering dient te worden gebracht, nu niet is gebleken dat deze vordering is voldaan.
Het hof is voorts van oordeel dat – anders dan door de verdediging bepleit - de in de strafzaak toegewezen vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 6) evenmin in mindering dient te worden gebracht. Immers is niet aannemelijk geworden dat dit kosten betreffen die de betrokkene ten behoeve van de betreffende hennepoogst heeft moeten maken.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor deze kwekerij betreft aldus (€ 41.806,88 - € 6.497,36 =) € 35.309,52.
Ook ten aanzien van deze hennepkwekerij acht het hof het niet aannemelijk dat de betrokkene geen enkel voordeel heeft genoten. Uit het dossier blijkt dat de betrokkene, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn veroordeeld voor dit feitencomplex. [19] Het hof acht niet aannemelijk geworden dat daarnaast andere personen een deel van de winst hebben ontvangen. Nu geen andere verdeelsleutel aannemelijk is geworden, zal het hof het voordeel in drie gelijke delen verdelen. Het door de betrokkene verkregen wederrechtelijk vermogen voor deze hennepkwekerij wordt derhalve geschat op (€ 35.309,52 / 3 =) € 11.769,84.
Conclusie
Op grond van het voorgaande stelt het hof het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op (€ 27.400,50 + € 11.769,84 =)
€ 39.170,34.
Vaststelling van de betalingsverplichting
Het hof zal tevens de betrokkene de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 39.170,34 (negenendertigduizend honderdzeventig euro en vierendertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 39.170,34 (negenendertigduizend honderdzeventig euro en vierendertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
783 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. F.P. Geelhoed,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. A.M. Hol, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2022.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Arrest Hof Den Haag 11 april 2018, rolnummer 22-002100-16.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 1], documentcode [documentcode 5] van politie Eenheid Rotterdam van 27 september 2016.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 2], documentcode [documentcode 6] van politie Eenheid Rotterdam van 27 september 2016.
4.Rapportage “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie.
5.Bijlage 3 bij ontnemingsrapport [adres 1], Documentcode [documentcode 1].
6.Documentcode [documentcode 2] (verklaring [medeverdachte 1]).
7.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 5.
8.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 5.
9.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 5.
10.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 5.
11.Bijlage 7 bij ontnemingsrapport [adres 1].
12.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 5.
13.Ontnemingsrapport [adres 1], p. 4.
14.Bijlage 6 bij ontnemingsrapport [adres 2], Documentcode [documentcode 3].
15.Bijlage 7 bij ontnemingsrapport [adres 2], Documentcode [documentcode 4].
16.Ontnemingsrapport [adres 2], p. 4.
17.Ontnemingsrapport [adres 2], p. 4.
18.Ontnemingsrapport [adres 2], p. 4.
19.Ontnemingsrapport [adres 2], p. 4.