ECLI:NL:GHDHA:2022:2887
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag over een minderjarige na aanvaardbare termijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam had eerder in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022 aangevochten, waarin het verzoek tot gezagsbeëindiging was afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds september 2018 uit huis is geplaatst en sinds 31 maart 2019 in een pleeggezin woont. De ouders zijn niet in staat gebleken om een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie te bieden, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof oordeelt dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing bij de ouders is verstreken en dat de minderjarige belang heeft bij rust en duidelijkheid over haar toekomstperspectief. De moeder heeft de wens geuit om de verzorging en opvoeding van de minderjarige weer op zich te nemen, maar het hof ziet geen basis voor terugplaatsing. De Raad heeft betoogd dat de minderjarige niet meer bij de ouders kan opgroeien en dat de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, als voogd moet worden benoemd. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het gezag van de ouders beëindigd, met benoeming van de gecertificeerde instelling tot voogd.