ECLI:NL:GHDHA:2022:2881

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
2200153922
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot afpersing met vrijspraak in eerste aanleg en veroordeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof medeplichtigheid aan een poging tot afpersing, waarbij de verdachte op of omstreeks 18 augustus 2021 in Vlaardingen samen met anderen een slachtoffer heeft bedreigd met geweld om een geldbedrag van 1.000.000 euro af te dwingen. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de poging tot afpersing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op het verschaffen van middelen voor de afpersing door een bitcoinwallet-adres te verstrekken aan een mededader, die vervolgens bedreigende berichten naar het slachtoffer heeft gestuurd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de afpersing.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001539-22
Parketnummer: 10-027595-22
Datum uitspraak: 21 november 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

Naam Verdachte,

Geboorteplaats en geboortedatum,
Verblijfplaats.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 augustus 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Slachtoffer 1 te dwingen tot de afgifte van 1.000.000,00 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan die Slachtoffer 1, in elk geval aan een derde toebehoorde(n) één of meerdere whatsapp en/of sms berichten naar voornoemde Slachtoffer 1 heeft gestuurd waaronder de woorden: "Je hebt 2 weken de tijd gehad om na te denken, je hebt een grote fout gemaakt, geld op mensen hun hoofd zetten nu staat er geld op jou en je naasten hun hoofden. Je hebt bij deze een boete van 1.000.000 ST in btc naar deze wallet bclqqyvchv4608m8t3u8qwv47zw993v40rwasg5a4j en ST in contanten als je hier geen gehoor aan geeft en niks laat weten zie ik dit als een afwijzing en ze de consenquenties voor jou en voor je naasten ik geef je 48 uur om de eerste ST te betalen daarna hebben we contact, zoniet gaan naam 1 en naam 2 de PIJP UIT!!" en/of "wij tolereren geen grapjes" en/of "naam 2 wordt de eerste", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Mededader op of omstreeks 18 augustus 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland ter uitvoering van het door door hem, Mededader, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Slachtoffer 1 te dwingen tot de afgifte van 1.000.000,00 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan die Slachtoffer 1, in elk geval aan een derde toebehoorde(n) één of meerdere whatsapp en/of sms berichten naar voornoemde Slachtoffer 1 heeft gestuurd waaronder de woorden: "Je hebt 2 weken de tijd gehad om na te denken, je hebt een grote fout gemaakt, geld op mensen hun hoofd zetten nu staat er geld op jou en je naasten hun hoofden. Je hebt bij deze een boete van 1.000.000 ST in btc naar deze wallet bclqqyvchv4608m8t3u8qwv47zw993v40rwasg5a4j en ST in contanten als je hier geen gehoor aan geeft en niks laat weten zie ik dit als een afwijzing en ze de consenquenties voor jou en voor je naasten ik geef je 48 uur om de eerste ST te betalen daarna hebben we contact, zoniet gaan naam 1 en naam 2 de PIJP UIT!!" en/of "wij tolereren geen grapjes" en/of "naam 2 wordt de eerste", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 augustus 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
-zich (ten tijde van voornoemd delict, in elk geval tussen omstreeks 20:45 uur en 21:45 uur) in de nabijheid van die Mededader te bevinden en/of
-gegevens op te zoeken en/of te verstrekken en/of te versturen aan die Mededader en/of (een) ander(en), waaronder de gegevens van voornoemde bitcoinwallet en/of gegevens omtrent die Slachtoffer 1.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Mededader op
of omstreeks18 augustus 2021
te Vlaardingen, althansin Nederland ter uitvoering van het door
doorhem, Mededader, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld Slachtoffer 1 te dwingen tot de afgifte van 1.000.000,00 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die
geheel of ten deleaan die Slachtoffer 1
, in elk geval aan een derdetoebehoorde
(n) één of meerderewhatsapp en
/ofsms berichten naar voornoemde Slachtoffer 1 heeft gestuurd waaronder de woorden: "Je hebt 2 weken de tijd gehad om na te denken, je hebt een grote fout gemaakt, geld op mensen hun hoofd zetten nu staat er geld op jou en je naasten hun hoofden. Je hebt bij deze een boete van 1.000.000
5Tin btc naar deze wallet bclqqyvchv4608m8t3u8qwv47zw993v40rwasg5a4j en
5Tin contanten als je hier geen gehoor aan geeft en niks laat weten zie ik dit als een afwijzing en ze de consenquenties voor jou en voor je naasten ik geef je 48 uur om de eerste
5Tte betalen daarna hebben we contact, zoniet gaan naam 1 en naam 2 de PIJP UIT!!" en
/of"wij tolereren geen grapjes" en
/of"naam 2 wordt de eerste", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op
of omstreeks18 augustus 2021
te Vlaardingen, althansin Nederland
,opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft, door:
-zich (ten tijde van voornoemd delict, in elk geval tussen omstreeks 20:45 uur en 21:45 uur) in de nabijheid van die Mededader te bevinden en/of
-gegevens
op te zoeken en/ofte verstrekken en
/ofte versturen aan die Mededader
en/of (een) ander(en), waaronder de gegevens van voornoemde bitcoinwallet
en/of gegevens omtrent die Slachtoffer 1.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van ook het subsidiair tenlastegelegde wegens onvoldoende direct redengevend en overtuigend bewijs. Het enkele in de buurt zijn van een persoon die kennelijk afpersingsberichten verstuurt, is niet voldoende om te kunnen spreken van een vorm van medeplichtigheid van een poging afpersing. Ook het verschaffen van de bitcoinwallet aan de medeverdachte kan niet tot die conclusie leiden, nu er voor medeplichtigheid sprake moet zijn van dubbel opzet, dat ontbreekt. Nergens blijkt dat de verdachte wetenschap had van wat zijn medeverdachte met die bitcoinwallet zou doen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 18 augustus 2021 heeft Slachtoffer 1 aangifte gedaan van poging tot afpersing, waarbij hij heeft verklaard dat hij die dag om 01:55:43 uur het volgende WhatsApp-bericht van het telefoonnummer +31684446269 heeft gezien: "Je hebt 2 weken de tijd gehad om na te denken, je hebt een grote fout gemaakt, geld op mensen hun hoofd zetten nu staat er geld op jou en je naasten hun hoofden. Je hebt bij deze een boete van 1.000.000 5T in btc naar deze wallet
bclqqyvchv4608m8t3u8qwv47zw993v40rwasg5a4j en 5T in contanten als je hier geen gehoor aan geeft en niks laat weten zie ik dit als een afwijzing en ze de consenquenties voor jou en voor je naasten ik geef je 48 uur om de eerste 5T te betalen daarna hebben we contact, zoniet gaan naam 1 en naam 2 de PIJP UIT!!".
Voorts heeft Slachtoffer 1 verklaard dat op 3 augustus 2021 zijn woning is beschoten.
Na ontvangst van voornoemde berichten is de communicatie met het telefoonnummer +31684446269 overgenomen door het onderzoeksteam van de politie. De verbalisant zag vervolgens de volgende sms-berichten op het telefoonnummer van Slachtoffer 1 binnenkomen: “WIJ TOLEREREN GEEN GRAPJES”, “naam 2 WORDT DE EERSTE” en “HIER WORDT NIET GEBLUFT”.
Uit onderzoek (observatie op 18 augustus 2021 tussen 20:25 en 21:45 uur) is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer +31684446269 - waarmee voornoemde berichten zijn verzonden - zich op 18 augustus 2021 in of in de directe nabijheid van een grijze Mercedes voorzien van het kenteken 90-ZFH-8 bevond.
Blijkens de verklaring van de verdachte bevond hij zich op 18 augustus 2021 samen met Mededader inderdaad in voornoemde grijze Mercedes. De verdachte als bestuurder en Mededader als bijrijder. Mededader was op dat moment in het bezit van een blauwe Samsung telefoon. Deze telefoon is op de bijrijdersstoel aangetroffen. Na onderzoek werd vastgesteld dat Mededader - als gebruiker van dit toestel – degene is geweest die voornoemde berichten aan Slachtoffer 1 heeft verzonden.
Verder volgt uit het dossier dat de verdachte op
18 augustus 2021 te 01:32:39 uur via zijn Snapchataccount (“antil104vld”) een bitcoinwallet-adres heeft verzonden aan Mededader, hetgeen de verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend. Dit bitcoinwallet-adres is naar Slachtoffer 1 gestuurd. Gebleken is dat er geen eerdere transacties hebben plaatsgevonden op/met deze bitcoinwallet.
Uit onderzoek naar de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon is naar voren gekomen dat met deze telefoon op
2 augustus 2021, een dag voor de beschieting van de woning van Slachtoffer 1, is gezocht op “vfc vlaardingen slachtoffer 1” en “vfc vlaardingen slachtoffer 1 contact". Op 3 augustus 2021 tussen 17:16 uur en 18:39 uur, na de voornoemde beschieting, is met diezelfde telefoon via Google gezocht op “schietincident Vlaardingen” en voorts is op 9 augustus 2021 gezocht op
“slachtoffer 1”.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan poging tot afpersing.
Het hof overweegt in dit verband dat de verdachte een bitcoinwallet-adres aan Mededader heeft verstrekt en verzonden, welk adres vervolgens ongeveer 20 minuten later is meegezonden in het afpersbericht van Mededader aan de aangever teneinde te bewerkstelligen dat de aangever naar dit adres een fors geldbedrag zou overmaken.
De verdachte zat ten tijde van het verzenden van de berichten: “WIJ TOLEREREN GEEN GRAPJES”, “naam 2 WORDT DE EERSTE” en “HIER WORDT NIET GEBLUFT” naast Mededader in de auto.
Hiermee is naar het oordeel van het hof bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het verschaffen van middelen als bedoeld in artikel 48 aanhef en onder 2 Wetboek van Strafrecht en daarmee is aan het eerste opzetvereiste voor medeplichtigheid voldaan.
Eveneens acht het hof bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de poging tot afpersing. Daarbij betrekt het hof het korte tijdsverloop tussen het door de verdachte verzenden van het bitcoinwallet-adres aan Mededader en de daadwerkelijke afpersing van de aangever door Mededader alsmede de omstandigheid dat de verdachte geen (aannemelijke) verklaring heeft gegeven over (het doel van en de reden voor het verstrekken van) het bitcoinwallet-adres. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist wat de intentie van Mededader met het bitcoinwallet-adres was dan ook niet geloofwaardig.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

medeplichtigheid aan poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot afpersing, waarbij getracht is het slachtoffer een groot bedrag aan geld afhandig te maken door middel van zeer ernstige bedreigingen gericht aan het slachtoffer en zijn directe naasten. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk delict nog een lange tijd de gevolgen daarvan ondervinden. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij andere burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Gezien de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
31 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer 1
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer 1 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 1
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 1.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer 2
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer 2 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 2
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 2.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer 3
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer 3 zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namensnde verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 3
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer 3.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 48 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer 1

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Slachtoffer 1 ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Slachtoffer 1, ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer 2

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Slachtoffer 2 ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Slachtoffer 2, ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer 3

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Slachtoffer 3 ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Slachtoffer 3, ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 augustus 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. L.A. Pit en mr. A. de Lange, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 november 2022.