ECLI:NL:GHDHA:2022:286
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschillen tussen broer en zus over nalatenschappen van ouders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vorderingen met betrekking tot de nalatenschappen van zijn ouders zijn afgewezen. [appellant] en [geïntimeerde] zijn broer en zus, geboren uit het huwelijk van hun ouders. De moeder overleed in 2014 en de vader in 2015. De moeder had bij testament een ouderlijke boedelverdeling vastgesteld, terwijl de vader [geïntimeerde] als enige erfgenaam benoemde en [appellant] uitsloot. [appellant] heeft aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie uit de nalatenschap van de vader. In hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen gewijzigd en verzocht om duidelijkheid over zijn erfdeel en legitieme portie. Het hof oordeelt dat de rechtbank zich niet kon uitspreken over de vorderingen van [appellant] omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en stelt vast dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.