ECLI:NL:GHDHA:2022:2859
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- T.J. Sleeswijk Visser
- J.A. van Dorp
- R. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingszaak na overlijden vennoot
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam, dat op 22 juli 2021 was gewezen in een ontnemingszaak tegen de V.O.F. [naam VOF]. De zaak kwam aan het licht na het overlijden van vennoot [naam vennoot] op [datum van overlijden], wat leidde tot de ontbinding van de vennootschap van rechtswege. Het hof heeft vastgesteld dat het vof-contract geen voortzettingsbeding bevatte, waardoor de activiteiten van de vennootschap, inclusief baten en lasten, door de erfgenaam, [zoon vennoot], zijn overgenomen in zijn eenmanszaak.
Het hof overwoog dat de ontnemingsvordering door de rechtbank hoofdelijk was toegewezen aan zowel de V.O.F. als de overleden vennoot en de erfgenaam als natuurlijk persoon. Gezien de omstandigheden, waaronder het overlijden van de vennoot en de overname van de activiteiten door de erfgenaam, concludeerde het hof dat er geen redelijk strafvorderlijk belang meer was gediend met de vervolging van de V.O.F. Het openbaar ministerie werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering. Deze uitspraak is gedaan door de rechters T.J. Sleeswijk Visser, J.A. van Dorp en R. van der Hoeven, in aanwezigheid van griffier L. Knoop.