[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 30 maart 1957,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4, 7, 9, 11 en 12 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 10 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder de feiten 4, 7, 9, 11 en 12 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld en mitsdien ook gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Bij schriftuur d.d. 24 februari 2016 heeft de officier van justitie aangegeven dat het appel zich – wat betreft de bewezenverklaring - enkel richt tegen de vrijspraken van de feiten 7 en 9.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2022 heeft de advocaat-generaal, met verwijzing naar zijn e-mailbericht aan het hof van 6 september 2022, aangegeven dat hij de grieven tegen de tegen de vrijspraken van de feiten 7 en 9 niet handhaaft.
Het hof begrijpt hieruit dat er geen grieven (meer) bestaan tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Het hof ziet, wat betreft die vrijspraken, ambtshalve evenmin redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal het hof de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken ten aanzien van feiten 4, 7, 9, 11 en 12.
Ontvankelijkheid van de verdachte
Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte, met verwijzing naar haar e-mailbericht aan het hof van 8 september 2022, aangegeven dat het hoger beroep zich niet langer richt tegen de veroordelingen voor de feiten 1, 2, 8 en 10. Nu de raadsvrouw daarbij heeft aangegeven dat het verweer van de verdediging dat ziet op de start van het onderzoek (zie het kopje hieronder) wel betrekking heeft op deze feiten, zal het hof – wat betreft de feiten 1, 2, 8 en 10 – niet overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.
Verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim bij de start van het onderzoek. Hierdoor is het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) rechtstreeks en onherstelbaar geschonden. Dit verzuim was doelbewust en moet leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
De verdediging heeft ter onderbouwing van het verweer betoogd dat de informatie in het zogenaamde IPOL-pv, dat op 7 december 2012 door de politie werd ontvangen en waarna het onderzoek Dagger zou zijn gestart, informatie betrof die afkomstig was uit Nederland en niet uit het in het proces-verbaal genoemde verdragsland. Uit diverse omstandigheden zou volgen dat voorafgaand aan de formele start van het onderzoek Dagger al een (voorbereidend) onderzoek liep in Nederland. Het openbaar ministerie heeft hiermee bewust de systematiek van buitenlandse informatieverstrekking ge- dan wel misbruikt om voor zichzelf gunstige startinformatie te verschaffen en heeft onder het mom van het vertrouwensbeginsel afgeschermd dat eigen informatie als zijnde van een verdragsstaat (België) als startinformatie heeft volstaan. Naar aanleiding van het IPOL-pv – en dus zonder afdoende wettelijke basis – en zonder dat er een zogenaamd art. 27 Sv.-proces-verbaal was opgemaakt, zijn er dwangmiddelen tegen de verdachte ingezet waaronder een observatie op 11 december 2012, het tappen van telefoons en het doorzoeken van zijn auto op 13 december 2012. Dit zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de beoordeling van het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gaat het hof uit van het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889). In dit arrest verduidelijkt de Hoge Raad de eerder in zijn arrest van 30 maart 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AM2533) geformuleerde maatstaven met betrekking tot onder andere vormverzuimen en de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Uit het proces-verbaal Algemeen dossier onderzoek Dagger leidt het hof af dat naar aanleiding van de op vrijdag 7 december 2012 van het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) ontvangen informatie onder de projectnaam ‘Dagger’ een opsporingsonderzoek werd ingesteld tegen onder meer de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit het betreffende proces-verbaalvolgt dat vanwege het zwaarwegend opsporingsbelang niet kan worden vermeld uit welk land de informatie afkomstig is. Hoewel een en ander in die richting zou kunnen wijzen, kan hof niet vaststellen of de betreffende informatie uit België afkomstig is. Wel stelt het hof op basis van het proces-verbaal vast dat Nederland een verdragsrelatie heeft met het land van waaruit de informatie afkomstig is.
Tevens stelt het hof vast dat deze informatie vervolgens (in ieder geval deels) is getoetst. Zulks volgt uit het proces-verbaal met PV-nummer 30-210210 (Aanvraagbevel onderzoek van telecommunicatie en vordering inlichtingen telecommunicatie, art. 126m Sv en 126n Sv)van 7 december 2012 dat blijkens het dossier tevens heeft te gelden als art. 27 Sv.-proces-verbaal. Uit genoemd proces-verbaal volgt dat één van de in het IPOL-proces-verbaal genoemde telefoonnummers die werden toegeschreven aan de verdachte, een nummer bleek te betreffen dat was afgegeven aan een (ex)vriendin van de verdachte met wie hij samenwoont of -woonde in Rotterdam. Tevens bleek de verdachte antecedenten te hebben op het gebied van de Opiumwet.
Dat er in Nederland al een voorbereidend onderzoek zou lopen naar de verdachte is het hof niet gebleken. Met de verdediging stelt het hof vast dat de termijn tussen de ontvangst van de informatie en de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen kort was (zo is op de dag van ontvangst van het IPOL-proces-verbaal een aanvraag bevel opnemen communicatie gedaan), maar dit is in (drugs)zaken als de onderhavige niet uitzonderlijk. Hetzelfde geldt voor het feit dat er contacten zijn tussen Nederlandse en Belgische officieren van justitie. Ook daaruit kan niet worden afgeleid dat er een voorbereidend onderzoek liep naar de verdachte. Dat het IPOL-proces-verbaal, tot slot, informatie zou bevatten (exclusief) afkomstig uit Nederland baseert de verdediging op niet meer dan vermoedens. Bovendien wordt een aantal van deze vermoedens weerlegd in het dossier. Zo worden de telefoonnummers die in het IPOL-pv worden toegeschreven aan de verdachte en waarvan de verdediging aanneemt dat deze wel afkomstig “uit Nederlandse koker [moeten] zijn”, bijvoorbeeld genoemd door [naam] in een verklaring die hij heeft afgelegd tegenover de Belgische autoriteiten op of omstreeks 22 oktober 2012. Uit het dossier volgt tevens dat informatie waarvan de verdediging zich afvraagt hoe deze ter kennis is gekomen van de Belgische autoriteiten (spontaan) is verstrekt door de verantwoordelijke van een Nederlands verhuurbedrijf.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande en ook overigens niet aannemelijk geworden dat politie en justitie welbewust een U-bochtconstructie zouden hebben opgezet, de systematiek van de buitenlandse informatieverstrekking zouden hebben misbruikt en ten onrechte en zonder redelijk vermoeden van schuld opsporingsmiddelen tegen de verdachte zouden hebben ingezet. Van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is geen sprake. Het verweer wordt verworpen.
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
(zaaksdossier Santa Marta)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 januari 2013 tot en met 15 mei 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te Santa Marta, althans in Colombia, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- getracht een (grote) hoeveelheid cocaïne in (een) container(s) met als deklading ananas per boot via de Westerschelde naar de haven van Antwerpen te vervoeren en/of
- ( daartoe) (meermalen) afgereisd naar Santa Marta, althans Colombia en/of aldaar verbleven en/of
- met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het importeren of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of pingberichten gestuurd/ontvangen en/of e-mailberichten verstuurd/ontvangen met betrekking tot het importeren of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 januari 2013 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (in ieder geval) (ongeveer) 110 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 21 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebben de verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- door middel van een gewapende overval op een vrachtwagen getracht een partij cocaïne te bemachtigen om die cocaïne vervolgens naar Nederland te vervoeren, en/of - feitelijk beschikking gehad over de gehuurde Peugeot met kenteken 16-XTG-1 die door hem en/of zijn mededader(s) is gebruikt bij de gewapende overval waarbij getracht is een partij cocaïne mee te nemen naar Nederland.
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren/ binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of Pingberichten en/of emailberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen.
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2013 tot en met 27 mei 2013 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen),
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 283,39 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2013 tot en met 29 mei 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Lith en/of Bergen op Zoom, althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn mededader(s) en/of het bedrijf Loos & Co zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of één of meer smsbericht(en) en/of pinberichten verstuurd en/of ontvangen met betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder) en/of ontvangen met betrekking tot het transport en/of het afleveren en/of de betaling van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een of meerdere bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking tot een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een bedrijf opgericht (genaamd Loos & Co) voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 april 2013 tot en met 17 april 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Rhoon, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zich als werknemer van CMA CGM, al dan niet tijdens werktijd, beschikbaar gesteld en/of (vervolgens) gehouden voor het (meermalen) verstrekken en/of ontvangen van inlichtingen (te weten pincode(s), containernummer(s), scheepsschedule(s)) ten behoeve van het uithalen van cocaïne uit een of meer vracht(en) in de haven van Rotterdam en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik en/of onder een andere naam) gevoerd en/of één of meer smsbericht(en) en/of pingberichten verstuurd en/of ontvangen ten behoeve van het doorgeven en/of ontvangen van informatie (aan de opdrachtgever(s)) over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het verstrekken van informatie over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of - één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder en/of ontvanger) en/of ontvangen met betrekking tot informatie over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een of meerdere bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking tot een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen (al dan niet bij restaurant 'Rustburcht' aan de Strevelsweg 744 te Rotterdam).
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 3 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren/ binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of pingberichten en/of emailberichten gestuurd/ontvangen met betrekking tot het invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 27 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Door de verdachte is een beroep gedaan op bewijsuitsluiting gegrond op een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. In het voorgaande is gemotiveerd waarom dit verweer geen doel treft. Het hof verwijst daarnaar.
Partiële vrijspraak feit 3
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte, wat betreft het onder 3 tenlastegelegde feit, dient te worden vrijgesproken van dat onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het plegen van een gewapende overval op een vrachtwagen.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte, op zijn minst genomen voorwaardelijk, opzet heeft gehad op het plegen van een gewapende overval op een vrachtwagen. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte zich, als (mede)pleger, heeft schuldig gemaakt aan het beschikken over de bij die overval gebruikte Peugeot. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
Vrijspraak feiten 5 en 6 (Zaaksdossier Bananen)
In mei 2013 heeft er vanuit Colombia – via de Westerschelde – een cocaïnetransport naar België plaatsgevonden van ongeveer 283 kilo cocaïne. De cocaïne werd aangetroffen in een lading bananen. De verdachte wordt onder het 5 en 6 tenlastegelegde verweten bij de invoer (via de Westerschelde) en de voorbereidingshandelingen voor – kort gezegd – de invoer van die partij cocaïne in Nederland (vanuit België) betrokken te zijn geweest.
Anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging is het hof van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het de bedoeling was om de bewuste transportlijn in de toekomst te gebruiken voor de invoer van cocaïne, maar dat hij, wat betreft het transport in mei 2013, niet wist dat er in de lading bananen cocaïne verborgen was.
Het hof volgt de verdachte in zijn verklaring dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in deze specifieke zending. Nu die wetenschap ook overigens niet kan worden vastgesteld, zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 5 tenlastegelegde.
Wat betreft het onder 6 tenlastegelegde overweegt het hof dat het opzetten van een transportlijn ten behoeve van het vervoer en/of de invoer van cocaïne in Nederland kan worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Nu de tenlastelegging van feit 6 echter gelet op de feitelijke omschrijvingen betrekking heeft op het transport van mei 2013 (derhalve inclusief het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne) en, zoals hiervoor reeds overwogen, niet kan worden bewezen dat de verdachte enige wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van cocaïne in die zending, dient de verdachte ook van het onder 6 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 8 en 10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(zaaksdossier Santa Marta)
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 11 januari 2013 tot en met 15 mei 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te Santa Marta,
althans in Colombia,tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van (een)
grotehoeveelhe(i)d(en) cocaïne,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of
middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft trachten te verschaffen, en/of
-
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/ofgelden
en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- getracht een (grote) hoeveelheid cocaïne in (een) container(s) met als deklading ananas per boot via de Westerschelde naar de haven van Antwerpen te vervoeren en/of
- ( daartoe) (meermalen) afgereisd naar Santa Marta,
althans Colombiaen
/ofaldaar verbleven en/of
- met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het importeren of vervoeren van een
(grote)hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en)
en/of pingberichtengestuurd/ontvangen
en/of e-mailberichten verstuurd/ontvangenmet betrekking tot het importeren of vervoeren van een
(grote)hoeveelheid cocaïne en/of de deklading daarvan
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
-
één of meerbetalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen
en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 21 januari 2013 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
al dan nietals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
(in ieder geval)(ongeveer) 110 kilogram,
althans een (grote) hoeveelheid,van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1
januari201
3tot en met 21 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,en/of
te Antwerpen, althansin België, tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
afleveren, verstrekken,vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen
van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of
middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft trachten te verschaffen, en
/of
-
voorwerpen en/ofeenvervoermiddel
en en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader
(s
)wist
(en
)of ernstige reden had
(den
)te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebben de verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar,
althans ieder voor zich,toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- door middel van een gewapende overval op een vrachtwagen getracht een partij cocaïne te bemachtigen om die cocaïne vervolgens naar Nederland te vervoeren, en/of - feitelijk beschikking gehad over de gehuurde Peugeot met kenteken 16-XTG-1 die door hem en/of zijn mededader(s) is gebruikt bij de gewapende overval waarbij getracht is een partij cocaïne mee te nemen naar Nederland.
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen
en/of afleverenen/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en
/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of Pingberichten
en/of emailberichtengestuurd/ontvangen met betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen
en/of afleverenen/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 11 april 2013 tot en met 17 april 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel
en/of Rhoon, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een
)hoeveelhe
(i
)d
(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- een
of meer ander
(en)heeft getracht te bewegen om
dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen te verschaffen, en
/of
- zich en/of
een ander ofanderen
gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en
/ofvervoermiddelen
en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s),
tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich,toen en daar opzettelijk:
- zich als werknemer van CMA CGM, al dan niet tijdens werktijd, beschikbaar gesteld en/of (vervolgens) gehouden voor het (meermalen) verstrekken en/of ontvangen van inlichtingen (te weten pincode(s), containernummer(s), scheepsschedule(s)) ten behoeve van het uithalen van cocaïne uit een of meer vracht(en) in de haven van Rotterdam en/of
-
één of meertelefoongesprek
(ken
)(in versluierd taalgebruik en/of onder een andere naam) gevoerd
en/of één of meer smsbericht(en)en/of pingberichten verstuurd en/of ontvangen ten behoeve van het doorgeven en/of ontvangen van informatie
(aan de opdrachtgever(s))over een
of meertransport
(en)waarin die cocaïne was verborgen
en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het verstrekken van informatie over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of - één of meer emailberichten verstuurd (aan de vervoerder en/of ontvanger) en/of ontvangen met betrekking tot informatie over een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een of meerdere bespreking(en) en/of ontmoeting(en) gevoerd met betrekking tot een of meer transport(en) waarin die cocaïne was verborgen (al dan niet bij restaurant 'Rustburcht' aan de Strevelsweg 744 te Rotterdam).
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 november 2012 tot en met 3 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,en/of te Antwerpen,
althans in België,tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
hetopzettelijk
afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen
hetgrondgebied van Nederland brengen van
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een
)hoeveelhe
(i
)d
(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,en/of
- zich en/of
een ander ofanderen gelegenheid en/of
middelen en/ofinlichtingen tot
hetplegen van dat
/diefeit
(en)heeft trachten te verschaffen, en/of
-
eenvoorwerp
enen
/ofeenvervoermiddel
en en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader
(s
)wist
(en
)of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
Hebbende verdachte en/of
(één of meer van zijn
)mededader
(s
),
tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich,toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen;
- met één of meer mededaders contact onderhouden en/of
met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren/ binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of vrachten waarin die cocaïne was verborgen en/of
- één of meer telefoongesprek
(ken
)gevoerd
en/of sms-bericht(en)en/of pingberichten en/of emailberichten gestuurd
/ontvangenmet betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen
en/of afleverenen/of vervoeren van die
cocaïne en/ofvracht
enwaarin die cocaïne was verborgen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich en/of een ander middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen en/of gelden voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (eendaadse samenloop met feit 3)
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich en/of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (eendaadse samenloop met feit 2).
Het onder 8 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, een ander tracht te bewegen om daartoe inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen en/of voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 10 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich en/of een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen en/of een voorwerp en een vervoermiddel voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het, via de Westerschelde, invoeren van een hoeveelheid cocaïne in Nederland. Daarnaast heeft hij zich op grote schaal schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen die gericht waren op het vervoer en de (verlengde) invoer van cocaïne, vanuit verschillende Zuid-Amerikaanse landen en via de haven van Antwerpen, naar/in Nederland. De verdachte was daarbij verantwoordelijk voor het organiseren van het transport naar Nederland. Toen het op een gegeven moment niet lukte om een partij cocaïne verzonden te krijgen vanuit Colombia, is hij zelf naar dat land afgereisd. Daarnaast onderhield de verdachte contact met medeverdachten.
Het is algemeen bekend dat harddrugs, zoals cocaïne, een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid.
Daarnaast leert de ervaring ook dat de handel in cocaïne zeer winstgevend is en dat, in het bijzonder bij internationale handel, dit in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor deze gevolgen van zijn handelen, waarmee hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit, maar zich uitsluitend laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof is mede gelet op het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk, omdat de aard en de ernst van het gepleegde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is evenwel van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerst lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in deze zaak fors is overschreden. Het hof gaat hierbij uit van het volgende:
- de verdachte is op 4 juni 2013 in verzekering gesteld;
- op 29 januari 2016 is door de rechtbank vonnis gewezen;
- op 12 februari 2016 is namens de verdachte en door de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
- op 3 juni 2019 heeft bij het hof een regiebehandeling plaatsgevonden;
- de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 12 september 2022;
- het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is, na behandeling van alle overige zaken in het onderzoek Dagger, op 13 oktober 2022 gesloten;
- dit arrest wordt gewezen op 13 oktober 2022.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel de berechting in eerste aanleg als in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een periode van telkens 24 maanden. In eerste aanleg is de redelijke termijn van berechting overschreden met ruim zeven maanden. In hoger beroep is de redelijke termijn van berechting overschreden met vier jaren en acht maanden. Deze overschrijdingen zijn onder meer gelegen in de omvang van de zaak en de omstandigheid dat de zaak van de verdachte gelijktijdig met de zaken van de medeverdachten behandeld diende te worden, welke omstandigheden niet voor rekening van de verdachte dienen te komen.
Het hof zal deze overschrijdingen verdisconteren in de strafmaat. In plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf acht het hof, mede gezien het aanzienlijke tijdsverloop sinds het begaan van de bewezenverklaarde feiten en de datum van de huidige berechting in hoger beroep, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het reeds ondergane voorarrest passend en geboden. Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Per saldo betekent dit dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verweer verdediging
Door de verdachte is verzocht om strafvermindering vanwege een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. In het voorgaande is gemotiveerd waarom dit verweer geen doel treft. Het hof verwijst daarnaar.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft, in het geval het hof niet komt tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering, verzocht de zaakofficieren van justitie van destijds en de Belgische liaisonofficier van justitie op te roepen als getuigen en daarnaast het rechtshulpverzoek van 6 december 2012 afkomstig van de Belgische autoriteiten toe te voegen aan het dossier. Gelet op hetgeen het hof in het voorgaande heeft overwogen onder het kopje ‘verweer met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie’ en gelet op hetgeen de verdediging ter onderbouwing van het verzoek heeft aangevoerd, is de noodzaak van de verzochte onderzoekshandelingen en het toevoegen van het verzochte rechtshulpverzoek aan het dossier niet gebleken. Het hof wijst de verzoeken af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.