ECLI:NL:GHDHA:2022:2820

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
2200273819
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de megazaak Dagger met betrekking tot cocaïne-invoer en gewapende overval

In deze zaak, die zich afspeelt binnen de context van de megazaak Dagger, is de verdachte betrokken bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne uit Zuid-Amerika via de Westerschelde en de haven van Antwerpen. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof verwierp het verweer van niet-ontvankelijkheid en oordeelde dat er geen onherstelbaar vormverzuim was, aangezien niet was aangetoond dat politie en justitie de buitenlandse informatieverstrekking hadden misbruikt. De verdachte werd echter wel geconfronteerd met een forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

De zaak omvatte ook een gewapende overval op een vrachtwagen met een container uit de haven van Antwerpen, waarbij pakketten cocaïne zijn weggenomen. Het hof oordeelde dat het DNA-materiaal van de verdachte op de hendel van de rechterdeur van de container een sterke aanwijzing was voor zijn betrokkenheid bij de overval. Ondanks het verweer van de verdachte, die een alibi aanvoerde, oordeelde het hof dat het forensisch bewijs zwaarder woog. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld voor medeplegen van diefstal met geweld en voor het bezit van een jammer, met een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002738-19
Parketnummer: 08-960020-17 (voorheen 10-960181-13)
Datum uitspraak: 13 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 4 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te 's-Gravenhage op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres].
Verwijzing ex art. 62b Wet op de rechterlijke organisatie
De onderhavige zaak is onder rolnummer 21-006939-18 aanhangig gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, en vervolgens op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie bij beslissing van 24 mei 2019 verwezen naar het gerechtshof Den Haag, zodat het hoger beroep in de onderhavige zaak gelijktijdig met de zaken van de medeverdachten in de megazaak ‘Dagger’ kan worden behandeld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 3, en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen goederen, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering tot schadevergoeding, nu de benadeelde partij daarin door de rechtbank niet-ontvankelijk werd verklaard, in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - tenlastegelegd dat:
1. zaaksdossier Iveco)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 januari 2013 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (in ieder geval) (ongeveer) 110 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.(zaaksdossier Iveco)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 21 januari 2013 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebben de verdachte en/of (één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- zorggedragen dat de container(s) met een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen aan hem en/of zijn bedrijf zou(den) worden afgeleverd en/of
- zorggedragen voor het vervoer van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen, en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het importeren en/of het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- een ruimte ter beschikking gesteld voor de aflevering en/of de opslag van een hoeveelheid cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was verborgen en/of
- door middel van een gewapende overval op een vrachtwagen getracht een partij cocaïne te bemachtigen om die cocaïne vervolgens naar Nederland te vervoeren, en/of - feitelijk beschikking gehad over de gehuurde Peugeot met kenteken [kenteken 1] die door hem en/of zijn mededader(s) is gebruikt bij de gewapende overval waarbij getracht is een partij cocaïne mee te nemen naar Nederland.
3. (
zaaksdossier Iveco)
hij, op of omstreeks 21 januari 2013 te Opglabbeek (België), in elk geval in België, op of aan de openbare weg, te weten de Weg naar Meeuwen, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een zijn naam gesteld rijbewijs, in elk geval van enig goed, geheel en/of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëgening (uit een door [slachtoffer] bestuurde vrachtwagen) heeft weggenomen een pakket met daarin (vermoedelijk) een onbekende hoeveelheid cocaïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], althans aan een (nochtans) onbekende persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- klemrijden van voornoemde [slachtoffer] middels een door de (mede)verdachte bestuurde vrachtwagen en/of
- ( vervolgens) zonder toestemming van die [slachtoffer] betreden van de door die [slachtoffer] bestuurde vrachtwagen en/of
- opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en rijbewijs moest afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] zeggen dat er in de container spullen liggen die verdachte en/of zijn mededader(s) moeten hebben en/of dat die [slachtoffer] in de richting van Meeuwen moet rijden en/of dat in de volgauto's vuurwapens aanwezig zijn, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - meermalen met een of meer vuurwapen(s), waaronder een machinegeweer, een of meerdere kogels afvuren naar/in de richting van die [slachtoffer] en/of naar/op/in/in de richting van het voortuig waarin die [slachtoffer] zich bevond;
4. ( zaaksdossier Iveco)
hij op of omstreeks 21 januari 2013 te Opglabbeek (België), in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met een of meer van zijn mededaders, met dat opzet
- die [slachtoffer] de vrije doorgang belemmerd en/of
- die [slachtoffer] gedwongen met zijn vrachtwagen een opgelegde route af te leggen met dreiging van de aanwezigheid van een (of meer) vuurwapen(s), in elk geval die [slachtoffer] belet om zijn eigen weg te gaan;
5. ( zaaksdossier Jammer)
hij op of omstreeks 23 juli 2013 te Voorburg, opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een draagbaar signaalverstoorder, een zogenaamde jammer (zonder merk en type aanduiding) (voor GSM- en UMTS verkeer) heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Wat betreft het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen – overeenkomstig de beslissing van de rechtbank - aan de verdachte zullen worden teruggegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken feiten 1, 2 en 4
In januari 2013 heeft er vanuit Peru – via de Westerschelde - een cocaïnetransport naar België plaatsgevonden van in ieder geval 110 kilo cocaïne. De container met die cocaïne is op 21 januari 2013 door de vrachtwagenchauffeur [slachtoffer] uit de haven van Antwerpen opgehaald, waarna die vrachtwagen in België is overvallen en de overvallers de chauffeur enige tijd van zijn vrijheid hebben beroofd.
De verdachte wordt onder het 1 en 2 tenlastegelegde verweten bij de invoer (via de Westerschelde) en de voorbereidingshandelingen voor – kort gezegd - de invoer van die partij cocaïne in Nederland betrokken te zijn geweest. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het onder 2 tenlastegelegde feit kan naar het oordeel van het hof evenmin worden bewezen. Voor zover ervan moet worden uitgegaan dat het de bedoeling was cocaïne in Nederland in te voeren kan niet worden vastgesteld dat de verdachte daar enige wetenschap van had. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde – kort gezegd: de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de chauffeur [slachtoffer] – overweegt het hof als volgt. Naar het oordeel van het hof kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte enige wetenschap en/of betrokkenheid heeft gehad bij de op 21 januari 2013 gepleegde vrijheidsberoving van [slachtoffer]. Gelet hierop dient de verdachte ook van het onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op
of omstreeks21 januari 2013 te Opglabbeek (België),
in elk geval in België, op of aan de openbare weg, te weten de Weg naar Meeuwen,tezamen en in vereniging met
een (of meer)ander
(en
),
althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een zijn naam gesteld rijbewijs, in elk geval van enig goed, geheel en/of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

en/of

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëgening
(uit een door [slachtoffer] bestuurde vrachtwagen
)heeft weggenomen een pakket
met daarin (vermoedelijk) een onbekende hoeveelheid cocaïne, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende
aan [slachtoffer], althans aan een (nochtans) onbekende persoon, in elk gevalaan een ander of anderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
(een)andere deelnemer
(s
)van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond
(en)uit het:
- klemrijden van voornoemde [slachtoffer] middels een door de
(mede
)verdachte bestuurde vrachtwagen en
/of
-
(vervolgens
) zonder toestemming van die [slachtoffer]betreden van de door die [slachtoffer] bestuurde vrachtwagen en
/of
- opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en rijbewijs moest afgeven
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] zeggen dat er in de container spullen liggen die verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)moeten hebben en
/ofdat die [slachtoffer] in de richting van Meeuwen moet rijden en
/ofdat in de volgauto's
vuurwapens aanwezig zijn
, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of-
meermalenmet
(een
)of meervuurwapen
(s
), waaronder een machinegeweer,
een of meerderekogels afvuren
naar/in de richting van die [slachtoffer] en/of naar/op/in
/inde richting van het voortuig waarin die [slachtoffer] zich bevond
;.
5.
hij op
of omstreeks23 juli 2013 te Voorburg, opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een draagbaar signaalverstoorder, een zogenaamde jammer (zonder merk en type aanduiding) (voor GSM- en UMTS verkeer)
heeft aangelegd en/ofgeheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad
en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging feit 3
Op 21 januari 2013 heeft rond 17:50 uur een gewelddadige beroving plaatsgevonden in Opglabbeek te België. Hierbij is een vrachtwagen tot stoppen gedwongen waarna een container (met nummer: [containernummer]) die door deze vrachtwagen werd vervoerd, is geopend en hieruit pakketten zijn meegenomen.
De vrachtwagen was enige tijd gevolgd door twee Audi’s en een Peugeot, alle met Nederlands kenteken. Vanuit een van de auto’s is meermalen op de vrachtwagen geschoten. De Audi’s zijn beide later uitgebrand terug gevonden, waarbij in een van de Audi’s (met kenteken [kenteken 2]) welke werd aangetroffen te Ulvenhout in Brabant, een losse simkaart en een telefoon met simkaart zijn gevonden met daaraan gekoppeld respectievelijk de telefoonnummers [telefoonnummer -69] en [telefoonnummer -67].
De Belgische politie heeft de hendel van de rechterdeur van de genoemde container bemonsterd door middel van een zogenaamde swab om eventueel DNA materiaal veilig te stellen. Hieruit is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen waaraan minimaal twee personen hebben bijgedragen. Nadere rapportage van het NFI wees uit dat een relatief grote hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering [nummer] afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de combinatie van de afgeleide DNA-kenmerken is ongeveer één op 70 miljoen, aldus de deskundige. Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat voornoemde constatering weldegelijk een bijzondere sterke aanwijzing is dat het onderzochte celmateriaal afkomstig van de hendel van de rechterdeur van de container, celmateriaal van de verdachte betreft. Het feit dat het een DNA-mengprofiel betreft en de zogenaamde matchkans in andere zaken waarin een enkelvoudig DNA-profiel is verkregen hoger uitvalt, maakt dit niet anders. Voorts slaat het hof acht op het aanvullend onderzoek (NFI rapport van 13 februari 2015) dat op verzoek van de verdediging is uitgevoerd. In dit onderzoek heeft de deskundige met specialistische software de ordegrootte van de bewijskracht berekend van het volledige DNA-mengprofiel (en niet enkel de combinatie van afgeleide DNA kenmerken, zoals in het rapport van 18 juni 2013). Onder de aanname dat het mengprofiel celmateriaal van drie of vier personen bevat die niet verwant zijn, heeft de deskundige de resultaten van dit onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese I: De bemonstering bevat celmateriaal van [verdachte] (de verdachte) en twee of drie willekeurig gekozen onbekende personen.
Hypothese II: De bemonstering bevat celmateriaal van drie of vier willekeurig gekozen onbekende personen.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de bevindingen van het DNA-onderzoek meer dan één miljoen maal waarschijnlijker zijn als hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is. Deze ordegrootte van de bewijskracht is de hoogst mogelijke die door het NFI wordt gehanteerd en komt overeen met de verbale term ‘extreem veel waarschijnlijker’.
Op basis van het voorgaande gaat het hof er van uit dat het aangetroffen DNA-mengprofiel onder andere het DNA van de verdachte bevat.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de in de uitgebrande Audi aantroffen simkaart en de telefoon met simkaart en naar de daaraan gekoppelde, reeds genoemde telefoonnummers. Beide nummers bleken op 17 januari 2013 nagenoeg gelijktijdig te zijn geactiveerd en straalden daarbij beide een zendmast aan [adres 1] te [plaats 1] aan. Vervolgens is nummer 06-..69 verplaatst naar een andere locatie waarbij deze veelvuldig een zendmast in [plaats 2] ([adres 2]) aanstraalde. Het nummer 06-…67 maakte gedurende de periode van 17 januari tot 21 januari 2013 meermalen gebruik van de eerder genoemde paal aan de [adres 1]. Deze zendmast staat in de directe omgeving van het woonadres van de verdachte en diens partner. Hun telefoons straalden tijdens gesprekken veelvuldig deze zendmast aan. De beide nummers blijken in de vroege ochtend op de dag van de overval gelijktijdig dezelfde zendmast te [plaats 3] aan te stralen (beide om 6:16 en om 6:34 uur). Rond 16:00 uur stralen zij beide dezelfde zendmast te [plaats 4] aan. Ook is gebleken dat de nummers veelvuldig onderling contact hebben gehad via zowel het Nederlandse als het Belgische netwerk. Op dit laatste netwerk tussen 16:07 en 18:18 uur. Om 18:24 uur op 21 januari 2013 straalt nummer 06-..67 een zendmast aan de [adres 3] te [plaats 5] aan. Dit is dezelfde straat waar later de andere uitgebrande Audi (kenteken [kenteken 3]) is aangetroffen. Nummer 06-..69 straalt om 18:25 uur een zendmast aan de [adres 4] te [plaats 6] aan, zijnde een kilometer van de plek waar dezelfde Audi is aangetroffen.
Eerder die dag, om 15:56 uur, ontvangt telnr. 06-..67 een sms met de tekst ‘[containernummer]’. Dit betreft het nummer van de container die ongeveer twee uur later door de overvallers werd geopend en waaruit pakketten werden meegenomen. Om 18:24 uur ontvangt dit nummer een bericht met de tekst ‘Rij zsm een stad in snelweg af’ en om 19:09 uur ‘Moet naam cavetaria weten waar [bijnaam verdachte] zit. Weet niet wie ik nu sms?’. Op de simkaart gekoppeld aan nummer 06-..69 was het nummer 06-..67 opgeslagen als ‘[eerste letter voornaam verdachte]’.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, maakt het hof op dat de nummers 06-..67 en 06-..69 beide zijn gebruikt door personen die betrokken zijn geweest bij de tenlastegelegde overval op 21 januari 2013. Nu de beide simkaarten vervolgens zijn achtergelaten in een uitgebrande auto en slechts enkele dagen voor de overval zijn geactiveerd, gaat het hof ervan uit dat deze nummers voor dat doel zijn geactiveerd. Voorts volgt uit het voorgaande dat de gebruiker van nummer 06-..67 gedurende enkele dagen voorafgaand aan de overval verbleef op een plek in de buurt van de zendmast aan de [adres 1] te [plaats], zijnde dezelfde buurt waar ook de verdachte destijds woonde. Tot slot stelt het hof vast dat het nummer 06-..67 in een andere telefoon (06-..69) als ‘[eerste letter voornaam verdachte]’ is opgeslagen en volgt uit hiervoor geciteerd smsje dat een persoon die op enige manier betrokken lijkt bij de gebeurtenissen op 21 januari 2013 [bijnaam verdachte] wordt genoemd, terwijl de verdachte [verdachte] heet, maar zich ook wel [verdachte] noemt. Het hof onderkent dat deze vaststellingen in zichzelf onvoldoende zijn om de verdachte als gebruiker van het nummer 06-..67 aan te wijzen. Evenwel dienen deze omstandigheden niet op zichzelf te worden beschouwd maar in combinatie met de genoemde resultaten van het onderzoek naar het aangetroffen DNA op de hendel van de rechterdeur van de container van waaruit de pakketten zijn gestolen. Dit in onderlinge samenhang bezien, maakt dat het hof tot het oordeel komt dat dit het DNA van de verdachte betreft en de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de overval die plaatsvond op 21 januari 2013 te België zoals tenlastegelegd.
De verdachte heeft evenwel aangevoerd dat hij niet aanwezig is geweest in België ten tijde van de overval. Hiertoe heeft hij verklaard dat hij die avond in [plaats 1] dan wel [plaats 2] was. Zijn zoon was aangevallen door enkele jongens en vervolgens is de verdachte de straat op gegaan om deze jongens te zoeken. Aldus kan hij onmogelijk in België zijn geweest. Ter ondersteuning heeft de verdachte enkele verklaringen (van zijn zoon, zijn vrouw en een huisvriend) overgelegd die deze lezing ondersteunen. Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn deze personen als getuige gehoord en hebben zij hun verhaal bevestigd.
Het hof zal dit gepresenteerde alibi evenwel terzijde schuiven. Allereerst dient te worden vastgesteld dat de verdachte zijn alibi pas na ruim vijf jaar heeft gepresenteerd als ontlastend bewijs. Dit alleen al maakt dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de verklaringen van de getuigen. Voorts zijn al deze getuigen naasten van de verdachte en hebben zij een belang bij het verschaffen van een alibi. Tot slot wordt de lezing van de verdachte op geen enkele wijze objectief en controleerbaar ondersteund, anders dan door genoemde getuigenverklaringen. Het hof hecht meer waarde aan het forensisch bewijs, met name het DNA-bewijs, dat de verdachte bij de bewuste container plaatst.
Het hof acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.9, eerst lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een vrachtwagen. Het was daarbij kennelijk de bedoeling om de cocaïne – die zich, buiten medeweten van de vrachtwagenchauffeur [slachtoffer], bevond in een container die op die vrachtwagen stond – buit te maken. De chauffeur is klemgereden, heeft zijn telefoon en rijbewijs moeten afgeven en uiteindelijk is er ook meerdere keren, met onder meer een machinegeweer, op zijn vrachtwagen geschoten. Het plegen van een dergelijke overval, waarbij het toepassen van grof geweld niet wordt geschuwd, getuigt van een ongekende brutaliteit en minachting voor het leven van personen. Het gebeuren moet voor het slachtoffer [slachtoffer] zeer beangstigend zijn geweest. Daarnaast zal de overval, omdat die plaatsvond in het openbaar, ook gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt bij degenen die er getuige van zijn geweest. Dit alles rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een jammer. Dit betreft een goed waarvan de wetgever het opzettelijk aanwezig hebben zonder vergunning heeft verboden, ter bescherming van de veiligheid en orde in de maatschappij en om de opsporing van strafbare feiten niet te doorkruisen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof is mede gelet op het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbare feiten, de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk, omdat de aard en de ernst van het gepleegde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden – een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt - in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is evenwel van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerst lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in deze zaak fors is overschreden. Het hof gaat uit van het volgende:
  • de verdachte is op 23 juli 2013 in verzekering gesteld;
  • op 4 december 2018 is door de rechtbank vonnis gewezen;
  • op 13 december 2018 en 10 december 2018 is namens de verdachte respectievelijk door de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
  • op 12 november 2019 heeft bij het hof een regiebehandeling plaatsgevonden;
  • de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 september 2022;
  • het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is, na behandeling van alle overige zaken in het onderzoek Dagger, op 13 oktober 2022 gesloten;
  • dit arrest wordt gewezen op 13 oktober 2022.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel de berechting in eerste aanleg als in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een periode van telkens 24 maanden. In eerste aanleg is de redelijke termijn van berechting overschreden met ruim drie jaren en vier maanden. In hoger beroep is de redelijke termijn van berechting overschreden met één jaar en tien maanden. Deze overschrijdingen zijn onder meer gelegen in de omvang van de zaak en de omstandigheid dat de zaak van de verdachte in hoger beroep gelijktijdig met de zaken van de medeverdachten behandeld diende te worden, welke omstandigheden niet voor rekening van de verdachte dienen te komen.
Het hof zal deze overschrijdingen verdisconteren in de strafmaat. In plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf acht het hof, mede bezien het aanzienlijke tijdsverloop sinds het begaan van de bewezenverklaarde feiten en de datum van de huidige berechting in hoger beroep, een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf – waarvan het onvoorwaardelijke deel kleiner of gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest - passend en geboden. Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van één jaar. Per saldo betekent dit dat de verdachte voor deze zaak niet opnieuw gedetineerd zal raken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 vermelde voorwerpen, de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een bivakmuts, op de beslaglijst genummerd als 1;
- een handschoen, op de beslaglijst genummerd als 2;
- een handschoen, op de beslaglijst genummerd als 3;
- een verdeelstekker, op de beslaglijst genummerd als 4.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. J. Candido en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffiers W. Jansen en A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2022.
mr. E.C. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.