ECLI:NL:GHDHA:2022:2812

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
2200363920
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging met discriminatie-aspect

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, gepleegd op 17 september 2018 te Rotterdam. De feiten betroffen een incident waarbij de verdachte en zijn medeverdachte de slachtoffers, die hen te lang aankeken, fysiek aanvielen na een belediging. Het hof heeft in zijn uitspraak aandacht besteed aan de strafverzwarende omstandigheden, waaronder de discriminatie-aspecten van het geweld. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de berechting in eerste aanleg is overschreden, maar heeft dit voor de strafoplegging geen gevolgen verbonden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact op de slachtoffers, waarbij ook rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een positieve wending in zijn leven heeft genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003639-20
Parketnummers: 10-184842-18
Datum uitspraak: 16 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 december 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis is opgeheven. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam openlijk, te weten, op/in de [naam schip], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] door meermalen, althans eenmaal,
- die [aangever 1] de woorden toe te voegen: "vuile homo" en/of
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of
- die [aangever 1] van de kruk af te gooien en/of duwen (ten gevolge waarvan hij ten val is gekomen) en/of
- die [aangever 2] (met twee handen) bij de keel vast te pakken en/of de keel van die [aangever 2] dicht te drukken en/of knijpen en/of die [aangever 2] tegen de bar aan te duwen en/of drukken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[aangever 1] en/of [aangever 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal,
- die [aangever 1] de woorden toe te voegen: "vuile homo" en/of
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of
- die [aangever 1] van de kruk af te gooien en/of duwen (ten gevolge waarvan hij ten val is gekomen) en/of
- die [aangever 2] (met twee handen) bij de keel vast te pakken en/of de keel van die [aangever 2] dicht te drukken en/of knijpen en/of die [aangever 2] tegen de bar aan te duwen en/of drukken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks17 september 2018 te Rotterdam openlijk, te weten, op
/inde [naam schip],
in elk geval op of aan de openbare weg en/of opeen voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
(een)perso
(o)n
(en
)te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] door
meermalen, althans eenmaal,
- die [aangever 1] de woorden toe te voegen: "vuile homo" en/ofdie [aangever 1] en
/of[aangever 2] in/tegen het gezicht te slaan
en/of stompenen
/of
- die [aangever 1] van de kruk af te gooien
en/of duwen (ten gevolge waarvan hij ten val is gekomen) en
/of
- die [aangever 2]
(met twee handen
)bij de keel vast te pakken
en/of de keel van die [aangever 2] dicht te drukken en/of knijpenen
/ofdie [aangever 2] tegen de bar aan te duwen en/of drukken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Het bewezenverklaarde incident heeft zich afgespeeld in de bar van de [naam schip]. De twee slachtoffers die aan de overkant van de bar zaten, keken naar de smaak van de verdachte en zijn medeverdachte hen te lang aan. Zij liepen vervolgens op de slachtoffers af en vroegen waarom zij zaten te kijken en vervolgens werd slachtoffer [aangever 1] uitgescholden voor “vuile homo”. De verdachte en de medeverdachte hebben zich vervolgens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met een discriminatie-aspect hetgeen strafverzwarend is. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader niet alleen een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers maar hen ook in hun waardigheid aangetast.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van
16 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit. Tevens is rekening gehouden met de reclasseringsrapportages die in eerste aanleg zijn opgemaakt, waaronder het Reclasseringsadvies d.d. 20 maart 2019 van de hand van reclasseringswerker [naam] en de brief van de toezichthouder [toezichthouder] d.d. 14 december 2020.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof meegewogen dat het leven van de verdachte positief veranderd is. De verdachte heeft een baan en is bezig om zijn schulden af te lossen. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen verdovende middelen meer gebruikt en hij het tenlastegelegde ten zeerste betreurt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof ziet – gelet op de ouderdom van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals gebleken ter zitting in hoger beroep - geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Het hof heeft daarbij tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte sinds zijn schorsing op 19 september 2018 ruim 2 jaar lang (tot de zitting van de politierechter) onder toezicht van de reclassering heeft gestaan, (deels) gehoor heeft gegeven aan de behandelverplichting bij De Waag en zich (zelfs tot de zitting in hoger beroep) heeft gehouden aan een contactverbod met zijn medeverdachte en vriend [betrokkene].
Redelijke termijn
Het hof constateert voorts dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, nu de berechting in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren, gelet op het feit dat de bedoelde termijn is aangevangen op 17 september 2018 en het eindvonnis op 14 december 2020 is gewezen. De redelijke termijn is derhalve met bijna 3 maanden overschreden.
Het hof stelt tevens vast dat de redelijke termijn in hoger beroep niet is overschreden, nu het hoger beroep is ingesteld op 23 december 2020 en het hof op 16 december 2022 uitspraak doet.
Tot slot merkt het hof op dat de berechting in feitelijke aanleg – dat wil zeggen: in eerste aanleg én in hoger beroep – niet is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen, in onderhavige zaak vier jaren.
Gelet op de aard en omvang van de op te leggen straf (het aantal uren van de op te leggen onvoorwaardelijk taakstraf is minder dan 100 uur), zal het hof hieraan voor de strafoplegging evenwel geen gevolgen verbinden en volstaan met de constatering.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 7.701,79, bestaande uit € 2.701,79 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.201,99, bestaande uit € 2.701,99 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade (€ 2.701,79) is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de ter terechtzitting overgelegde slachtofferverklaring en het namens hem ingediende schadevergoedingsformulier en de toelichting daarop volgt dat het voorval grote impact op hem heeft gehad en nog steeds heeft, te meer nu de geweldpleging in de beleving van de benadeelde partij rechtstreeks gericht was tegen zijn seksuele gerichtheid.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 3.951,79 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 8.982,79, bestaande uit € 3.982,79 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.982,99, bestaande uit € 3.982,99 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade (€ 3.982,79) is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de ter terechtzitting overgelegde slachtofferverklaring en het namens hem ingediende schadevergoedingsformulier en de toelichting daarop volgt dat het voorval zeer grote impact op hem heeft gehad en nog steeds heeft, te meer nu de geweldpleging in de beleving van de benadeelde partij rechtstreeks gericht was tegen zijn seksuele gerichtheid.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 6.482,79 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.951,79 (drieduizend negenhonderdeenenvijftig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 2.701,79 (tweeduizend zevenhonderdéén euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.951,79 (drieduizend negenhonderdeenenvijftig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 2.701,79 (tweeduizend zevenhonderdéén euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 49 (negenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 september 2018.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.482,79 (zesduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 3.982,79 (drieduizend negenhonderdtweeëntachtig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.482,79 (zesduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 3.982,79 (drieduizend negenhonderdtweeëntachtig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 67 (zevenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 september 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. T.B. Trotman,
mr. A. de Lange en mr. A. Postma, in bijzijn van de griffier mr. I.M. van Hoevelaken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2022.
Mr. A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.