ECLI:NL:GHDHA:2022:2763

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
2200213721
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 19 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren te 's-Gravenhage en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, wegens poging tot zware mishandeling van de aangever op 11 mei 2021 te Zoetermeer. De verdachte had de aangever meerdere keren met kracht in het gezicht geslagen, wat leidde tot lichamelijk letsel en mentale problemen voor het slachtoffer.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig geweld, wat niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft aangetast, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving heeft veroorzaakt.

Het hof heeft de straf bepaald op vier maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zich in het strafproces had gevoegd. De vordering tot schadevergoeding, die zowel materiële als immateriële schade omvatte, is toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om een bedrag van € 1.925,04 aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002137-21
Parketnummer: 09-126532-21
Datum uitspraak: 1 november 2022
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te 's-Gravenhage op [geboortedatum],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, welke bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Tevens is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever] een groot aantal keren met kracht met de vuist in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 11 mei 2021 te Zoetermeer
[aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
een of meer (vuist)slagen in/tegen het gezicht/hoofd te geven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks11 mei 2021 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [aangever] een groot aantal keren met kracht met de vuist in
/tegenhet gezicht
/hoofdheeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van aangever, door hem met kracht met de vuist in het gezicht te slaan. Aldus handelende heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de overlegde slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog steeds kampt met zowel mentale als lichamelijke problemen ten gevolge van genoemd handelen.
Uit het dossier blijkt verder dat de verdachte, naar eigen zeggen omdat het uiterlijk van het slachtoffer hem tegenstond, deze (meermaals) op straat heeft uitgescholden en vervolgens, toen aangever hem op dit gedrag aansprak, een groot aantal maal met kracht heeft geslagen en dit is blijven doen toen het slachtoffer op de grond belandde. Uitsluitend omdat andere voorbijgangers het slachtoffer te hulp schoten, heeft de verdachte zijn gewelddadige handelen gestaakt.
Het hof rekent de verdachte het intolerante en zinloze karakter van dit ernstige geweld aan. Het geweld heeft bovendien plaatsgevonden op een openbare weg. Verdachte heeft daarmee op de koop toegenomen dat voorbijgangers werden geconfronteerd met het geweld en dergelijke misdrijven brengen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof houdt tevens rekening met het reclasseringsrapport van 14 juli 2021, waaruit volgt dat de verdachte vasthoudend is in zijn afwijkende overtuigingen met mogelijk psychische problematiek als achtergrond. Het hof acht het zorgwekkend dat de reclassering in voornoemd rapport het recidiverisico inschat als hoog, maar dat zij na de zitting in eerste aanleg geen contact met de verdachte hebben kunnen krijgen en hij, kennelijk zonder enige behandeling of begeleiding, een zwervend bestaan leidt.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in voornoemde omstandigheden aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof is - alles afwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [naam aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [naam aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte bewezenverklaarde primair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.925,04.
In hoger beroep is deze vordering in zijn geheel aan de orde, nu de vordering in eerste aanleg volledig is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde – en niet betwiste - materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2021 (de datum van de vordering in eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening.
Op grond van de overgedragen stukken ter onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij en op grond van de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring, stelt het hof vast dat aangever als gevolg van de gedragingen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij tot op heden met de gevolgen van dit letsel kampt.
Dit brengt het hof tot het oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering ter zake de geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.925,04 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [naam aangever].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam aangever] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.925,04 (duizend negenhonderdvijfentwintig euro en vier cent) bestaande uit € 925,04 (negenhonderdvijfentwintig euro en vier cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam aangever], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.925,04 (duizend negenhonderdvijfentwintig euro en vier cent) bestaande uit € 925,04 (negenhonderdvijfentwintig euro en vier cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 30 juni 2021 en voor de immateriële schade op 11 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door mr. W.M. Limborgh,
mr. O.M. Harms en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 november 2022.
mr. J.J.H.M. van Gennip en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.