ECLI:NL:GHDHA:2022:2760
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en de vaststelling door de Heffingsambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de WOZ-waarde van een woning is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2019 vastgesteld op € 422.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2020. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde.
In hoger beroep betwist belanghebbende de vastgestelde waarde en stelt dat deze te hoog is. Hij bepleit een WOZ-waarde van € 388.000 en verwijst naar vergelijkingsobjecten in de buurt. De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een waardematrix overgelegd, waarin de woning systematisch is vergeleken met andere verkochte woningen. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat er rekening is gehouden met de verschillen tussen de woningen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige waardebepaling en de rol van de Heffingsambtenaar in het aantonen dat de vastgestelde waarde gerechtvaardigd is. De rechtbank en het Hof hebben beide geoordeeld dat de Heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, waardoor het beroep van belanghebbende wordt afgewezen.