ECLI:NL:GHDHA:2022:2745

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
2200103421
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag door meerdere keren met een vuurwapen op een auto te schieten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd, na een schietincident op 7 september 2020 in Rotterdam waarbij een personenauto, met twee inzittenden, werd beschoten. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor medeplegen van poging tot doodslag.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte rade, wat leidde tot de vrijspraak van poging tot moord. De rolverdeling tussen de verdachte en zijn mededaders was niet duidelijk, maar het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het schieten vanuit de Volvo, waarvan zijn DNA op een van de hulzen werd aangetroffen. De getuigenverklaringen en het forensisch bewijs wezen op een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de schutter(s).

De verdachte had zich op zijn zwijgrecht beroepen en zijn verklaringen waren inconsistent. Het hof achtte de verklaringen van getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde door met een vuurwapen op de auto te schieten, waarbij hij en zijn mededaders het voorwaardelijk opzet hadden op de dood van de inzittenden. De straf werd gematigd omdat het hof de verdachte vrijsprak van voorbedachte rade, maar de ernst van het feit en de impact op de samenleving werden zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001034-21
Parketnummer: 10-233695-20
Datum uitspraak: 15 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 maart 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1993,
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair impliciet primair tenlastegelegde (medeplegen van een poging tot moord, meermalen gepleegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 7 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met (een) vuurwapen(s) (een) kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans op/in de richting van de auto waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
Hij op of omstreeks 7 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen één of meerma(a)l(en) - op (betrekkelijk) korte afstand - (een) kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van een (personen)auto (KIA RIO, kenteken: [kentekennummer 1]), terwijl op dat moment genoemd(e) perso(o)n(en) zich in - of in de nabijheid van - die (personen) auto bevond(en), althans handelingen heeft/hebben verricht van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair impliciet primair tenlastegelegde (medeplegen van een poging tot moord, meermalen gepleegd) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen
Feiten
Op 7 september 2020 werd in Rotterdam een personenauto van het merk Kia beschoten. Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevonden zich in die Kia. Aangever [slachtoffer 1] bestuurde de Kia. Aangever [slachtoffer 2] lag op de achterbank van de Kia omdat zij zich niet lekker voelde. Ter hoogte van het metrostation op de [straatnaam] hoorde zij een harde klap waardoor ze rechtop ging zitten. Vervolgens hoorde ze knallen en dacht ze dat er geschoten werd. Haar vriend [slachtoffer 1] deed zijn gordel af en vluchtte aan de bijrijderskant de auto uit. Vervolgens, zo verklaarde [slachtoffer 2], hoorde zij weer knallen en is zij vanaf de achterbank naar voren gekropen om de auto eveneens via de bijrijderszijde te verlaten.
Getuige [getuige 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij heeft gezien dat er een auto voor die Kia stond toen een andere auto langs de Kia kwam, aan de linkerzijde van de Kia, aan de bestuurderskant dus, en dat die andere auto ging schieten. De auto waaruit geschoten werd was een donkerblauwe auto. Hij hoorde de eerste keer twee knallen, er rende een jongen weg en er reed een auto weg. Diezelfde donkere auto kwam terug en schoot weer. Volgens [getuige 1] reed de donkere auto niet ver weg en zat er weinig tijd tussen de eerste en de tweede keer schieten. [getuige 1] verklaarde dat hij iemand uit het openstaande raam van de donkere auto zag hangen met zijn lichaam en dat hij uit de auto schoot.
Getuige [getuige 2] heeft op 11 september 2020 bij de politie verklaard dat zij, toen zij onder het tunneltje op de [straatnaam] reed, twee schoten hoorde en dat zij even later, toen de auto waarin zij zat geparkeerd stond, drie of vier schoten hoorde. [getuige 2] verklaarde dat ze op het moment dat zij en haar vriendin wegreden, een zwarte auto heel hard door rood zag rijden, dat het een Volvo was en dat een deel van het kenteken van de auto [kentekennummer 2] was.
Onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat een zwarte Volvo met het kenteken [kentekennummer 3] op 7 september 2020 in de buurt was van de plaats delict. Nader forensisch onderzoek naar die Volvo heeft uitgewezen dat aan de passagierszijde van de auto deeltjes aanwezig waren waarvan het zeer veel waarschijnlijker is die aan te treffen bij de hypothese dat op de bemonstering van het voertuig schotresten aanwezig zijn dan bij de hypothese dat op de bemonstering van het voertuig geen schotresten aanwezig zijn. Het hof stelt op basis van deze bevindingen, in combinatie met de hiervoor weergegeven verklaringen, vast dat de Kia vanaf de bijrijderszijde van de Volvo met het kenteken [kentekennummer 3] is beschoten.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat de verdachte [verdachte] te koppelen is aan deze Volvo. Hij heeft op 5 juli 2020 en 15 augustus 2020 bekeuringen gekregen als bestuurder van de auto. Op 9 mei 2020 heeft de verdachte aangifte gedaan van een poging diefstal van de Volvo. De Volvo staat op naam van een vrouw, genaamd [vriendin van verdachte]. [vriendin van verdachte] had zelf geen rijbewijs. Uit een mutatie van 30 maart 2020 betreffende geluidshinder is de verdachte te koppelen aan [vriendin van verdachte]. De Volvo is op 12 september 2020, vijf dagen na het schietincident, verkocht.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat de telefoon van de verdachte op 7 september 2020 omstreeks 22:16 uur een zendmast aanstraalde in de directe omgeving van [straatnaam]. Het hof stelt vast, op basis van deze bevindingen in samenhang bezien en mede gelet op het feit dat de verdachte in hoger beroep niet langer ontkent dat hij in het voertuig aanwezig was, dat de verdachte op het moment dat de Kia vanuit de Volvo werd beschoten in de Volvo aanwezig was.
De beschoten Kia is in ieder geval drie keer geraakt: twee keer in het linker achterportier en één keer in de carrosserie ter hoogte van de wielkast. Twee kogels werden gevonden in de vulling/isolatie van de rugleuning van de bestuurdersstoel, één kogel werd aangetroffen tussen de sluitnaad van het linker achterportier.
Op de plaats delict zijn zes hulzen veiliggesteld. De hulzen lagen allemaal binnen een straal van tien meter binnen het beschoten voertuig. Op een van de hulzen is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Het DNA-profiel van de verdachte matcht met het mengprofiel op de huls. Het is extreem veel waarschijnlijker dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van de verdachte en één onbekende, niet verwante persoon dan dat de bemonstering van het spoor DNA van twee onbekende, niet verwante personen bevat.
Op 27 juni 2022 heeft aangever [slachtoffer 1] bij de raadsheer-commissaris in antwoord op de vraag waarom de verdachte al sinds 2016 als contact in zijn telefoon staat verklaard dat hij de verdachte kent, dat zij tegelijkertijd woonden op Curaçao en dat zij elkaar spraken in die tijd als ze elkaar tegenkwamen op straat.
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat zowel op het eerste als het tweede schietmoment vanuit de Volvo richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], althans richting de Kia is geschoten.
Verweren van de raadsvrouw
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 1]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van getuige [getuige 1] onbetrouwbaar is en uitgesloten dient te worden van het bewijs.
Het hof overweegt dat de verklaringen van [getuige 1], zowel de verklaring op 8 september 2020 afgelegd bij de politie als de verklaring op 15 maart 2022 afgelegd bij de raadsheer-commissaris, op cruciale onderdelen met elkaar overeen komen, zodat zijn verklaringen consistent zijn. Bovendien worden die verklaringen ondersteund door andere getuigenverklaringen. Zo hebben de getuigen [getuige 2] en [slachtoffer 2] beiden verklaard dat er twee schietmomenten waren. Zijn verklaring dat een donkergekleurde auto bij het schietincident betrokken was wordt voorts ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] die melding maakt van een zwarte auto.
Het enkele feit dat [getuige 1] bij de politie heeft verklaard dat de Volvo rechts van de Kia stond, hetgeen gelet op het onderzoek naar de inschoten in de Kia en de overige getuigenverklaringen niet aannemelijk is, doet aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring niet af. Het hof constateert dat hij bij de raadsheer-commissaris expliciet heeft verklaard dat de Volvo aan de linkerzijde, de bestuurderskant, van de Kia langskwam en dat er toen werd geschoten.
Het hof acht de verklaring van getuige [getuige 1] derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Betrokkenheid tweede voertuig en tweede schietmoment
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat het zeer aannemelijk is dat een tweede voertuig betrokken was bij het schietincident en dat vanuit dat andere voertuig ook geschoten is.
Het hof overweegt dat getuige [getuige 1] bij de politie en bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat op beide schietmomenten vanuit de Volvo werd geschoten. Ook de door de raadsvrouw bij pleidooi aangehaalde getuigenverklaringen tonen geenszins aan dat vanuit een ander voertuig dan de Volvo geschoten is. Voorts merkt het hof op dat in hoger beroep onderzoek is gedaan naar de betrokkenheid van [te naam gestelde Fiat Punto], de te naam gestelde van de Fiat Punto, zijnde de auto die zich op het moment van schieten voor de beschoten Kia bevond, welk onderzoek heeft uitgewezen dat [te naam gestelde Fiat Punto] geen betrokkenheid bij de schietpartij had.
Medeplegen
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen in ieder geval het volgende vast:
De verdachte zat ten tijde van het tenlastegelegde in de Volvo van waaruit op twee momenten is geschoten richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], althans richting de Kia.
De Volvo stond op naam van de vriendin van de verdachte en de verdachte is degene die gebruik maakte van de Volvo.
Op een huls, aangetroffen op de plaats delict, is het DNA van de verdachte aangetroffen.
Verdachte en aangever zijn geen onbekenden van elkaar, althans aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard de verdachte te kennen.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden zeer belastend zijn en wijzen op vergaande betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde. Deze omstandigheden schreeuwen naar het oordeel van het hof om een ontzenuwende verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft zich op 16 september 2020 bij de politie grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring afgelegd die enig licht kon werpen op zijn rol bij het tenlastegelegde. Datzelfde geldt voor zijn verhoor bij de rechter-commissaris (bij de voorgeleiding) en bij de raadkamer (bij de gevangenhouding).
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte voor het eerst verklaard. Kort weergegeven heeft hij verklaard dat hij niets met het schietincident te maken had, dat hij thuis lag te slapen, dat een kennis de Volvo had geleend en dat diezelfde persoon ook zijn telefoon in gebruik had. Ook heeft hij verklaard dat hij een paar dagen voor het incident bij diezelfde kennis was, dat er op tafel een doos lag met allemaal kogels en dat hij die doos, die open was, heeft gepakt. Hij denkt dat hij het gewoon heeft aangeraakt, dat zijn DNA erop terecht is gekomen omdat hij in de buurt was.
In de hoger beroepsfase is de verdachte op 24 januari 2022 opnieuw bij de politie gehoord en heeft daar een nieuwe verklaring afgelegd. Kort weergegeven heeft hij verklaard dat hij met twee anderen in de auto (het hof begrijpt: de zwarte Volvo met kenteken [kentekennummer 3]) zat om vanaf een feest/chill-avond naar een opnamestudio te gaan, dat hij achterin de auto zat, dat er op de [straatnaam] plotseling vanuit zijn auto geschoten werd en dat hijzelf is weggedoken en niets heeft gezien.
Het hof overweegt dat de verdachte pas ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring heeft afgelegd. Op dat moment was het dossier al gereed en had de verdachte weet van de belastende omstandigheden tegen hem. In hoger beroep heeft de verdachte een nieuwe verklaring afgelegd die haaks staat op onderdelen van zijn verklaring in eerste aanleg; bijvoorbeeld over zijn aanwezigheid in de Volvo ten tijde van het tenlastegelegde. Ook heeft hij tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn telefoon. Op de zitting op 16 maart 2021 heeft hij verklaard dat hij de telefoon met een nummer eindigend op [nummers] aan dezelfde persoon had uitgeleend als de persoon aan wie hij de Volvo had uitgeleend, terwijl hij in zijn verhoor op 24 januari 2022 heeft verklaard dat hij met zijn eigen telefoon in zijn eigen auto zat. De verdachte heeft pas in januari 2022 -derhalve bijna anderhalf jaar nadat het tenlastegelegde feit heeft plaatsgevonden- verklaard dat hij weliswaar in de auto aanwezig was, maar dat hij geen rol van betekenis heeft gehad bij het schietincident. Hij heeft zijn verklaring echter op geen enkele manier verifieerbaar gemaakt. Hij wil geen beschrijving geven of namen noemen van de personen, die volgens hem in de auto zaten. Ook heeft hij geen gegevens aangedragen van andere personen die op het feest/chill-avond aanwezig waren die eventueel kunnen bevestigen dat hij met twee anderen vertrokken is. Voorts wekt het bevreemding dat de verdachte zegt niets te hebben meegekregen van het schieten vanuit de Volvo terwijl getuigen hebben gezien dat het raam aan de bijrijderskant naar beneden was gedraaid en een persoon uit het raam hing. Voorts is opmerkelijk dat de verdachte op 24 januari 2022 heeft verklaard dat er (ook) vanuit een andere, donkerkleurige, auto is geschoten nu geen enkele getuige hierover heeft verklaard en deze ook niet zichtbaar is op de camerabeelden.
Het hof is van oordeel dat aan de wisselende, inconsistente en niet verifieerbare verklaringen van de verdachte over zijn rol geen waarde kan worden toegekend. Dat betekent naar oordeel van het hof dat de verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven die de hierboven genoemde belastende aspecten kunnen ontzenuwen. Het hof constateert derhalve dat de verdachte op 7 september 2021 in de Volvo zat van waaruit de Kia is beschoten én dat zijn DNA op één van de op de plaats delict gevonden hulzen is aangetroffen. Dit duidt op vergaande betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de vraag hoe deze betrokkenheid moet worden geduid overweegt het hof als volgt. De precieze rolverdeling tussen de verdachte en zijn mededader(s) is niet vast komen te staan. Voor zover de verdachte de bestuurder of een schutter is geweest, is het duidelijk dat tussen deze personen sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat sprake is van medeplegen van het schieten. Nadat de Kia voor de eerste maal onder vuur is genomen, is de auto immers twee keer gedraaid teneinde de schutter de gelegenheid te geven de Kia nogmaals te beschieten. Echter, ook als de verdachte niet een van beide rollen heeft vervuld kan hij als medepleger worden aangemerkt op grond van de omstandigheden dat de feiten zijn begaan met zijn auto, dat hij zelf ook in die auto zat, en zijn DNA op één van de hulzen is gevonden. De verklaring van de verdachte dat hij enkele dagen voor de tenlastegelegde feiten bij een niet nader genoemde vriend een doos met kogels heeft vastgepakt acht het hof geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van verdachtes DNA op de huls. Deze omstandigheid kan -in combinatie met de andere feiten en omstandigheden- slechts duiden op een nauwe en bewuste betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde.
Opzet op de dood van de inzittenden van de Kia
De Volvo stopte naast de Kia waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, waarna er van korte afstand vanuit de Volvo direct kogels werden afgevuurd gericht op de (inzittenden van) Kia hetgeen blijkt uit de inschoten in de Kia. Nadat de Volvo was gekeerd en was teruggereden, werd de Kia vanuit de Volvo opnieuw beschoten.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm geldt dat wanneer gericht op een persoon wordt geschoten, de schutter het opzet heeft om die persoon te doden. Door de verdachte en zijn mededader(s) zijn op twee momenten meerdere kogels afgevuurd op een auto met daarin inzittenden. De bestuurder was aangever [slachtoffer 1]. Aangever [slachtoffer 2] lag aanvankelijk op de achterbank van de auto maar kwam direct overeind. De omstandigheid dat [slachtoffer 2] niet of niet op alle momenten zichtbaar was voor de schutter(s) maakt niet dat het opzet van de verdachte en zijn mededader(s) niet - in voorwaardelijke zin - mede gericht was op haar dood. De verdachte en zijn mededader(s) hebben zich er bij het beschieten van de auto immers rekenschap van moeten geven dat er in die auto meerdere inzittenden waren.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte en zijn mededader(s) minst genomen het voorwaardelijk opzet hadden op de dood van beide inzittenden.
Vrijspraak poging tot moord
Het hof is anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat de tenlastegelegde voorbedachten rade niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met de rechtbank en de advocaat-generaal onderkent het hof dat deze schietpartij kenmerken vertoont van een mislukte liquidatie (en dus van een poging tot moord). Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van het hof echter niet worden vastgesteld dat de beschieting het resultaat was van een geplande confrontatie. Niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van een plotselinge ontmoeting en dus van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling bij de schutter(s). Ook was de tijd tussen het eerste en het tweede schietmoment zeer kort (minder dan een minuut), waardoor ook uit het keren van de Volvo en het opnieuw onder vuur nemen van de Kia geen voorbedachten rade kan worden gedestilleerd. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van de voorbedachten rade.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(een)perso
(o)n
(en
)genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet met
(een)vuurwapen
(s
) (een)kogel
(s
) heeft/hebben afgevuurd
op/in de richting van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2], althans op/in de richting van de auto waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is schuldig aan het medeplegen van poging tot doodslag op twee personen. Hij heeft samen met een ander of met anderen op de openbare weg een auto beschoten waar twee personen inzaten. Kogels zijn gevonden in de binnenkant van die auto. Het speelde zich af op een drukke locatie en meerdere mensen waren getuige van de schietpartij.
Het is schokkend dat de verdachte zich bezighoudt met dergelijk nietsontziend en bruut vuurwapengeweld, waarbij een mensenleven kennelijk geen of weinig waarde heeft.
De laatste jaren is er in Rotterdam en in andere grote steden in toenemende mate sprake van vuurwapengeweld. Dit zorgt voor grote onrust en een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Omdat beschietingen vaak plaatsvinden op de openbare weg lopen ook willekeurige omstanders het risico geraakt te worden of ongewild getuige te zijn.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2022.
Gezien de ernst van het misdrijf kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Het hof acht het van belang - mede met het oog op de algemene preventie van dit soort misdrijven - dat tegen vuurwapengeweld hard wordt opgetreden, hetgeen tot uitdrukking komt in de duur van de gevangenisstraf die zal worden opgelegd. Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde voorbedachten rade, zal het hof wel een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong, mr. R.F. de Knoop en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2022.