ECLI:NL:GHDHA:2022:2689

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
2200133022
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen van een geldbedrag in verborgen ruimte in auto na rechtmatige doorzoeking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Frankrijk en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was veroordeeld voor schuldwitwassen van een contant geldbedrag van € 20.100,- dat in een verborgen ruimte in zijn auto was aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van vrijwillig en ondubbelzinnig gegeven toestemming voor de doorzoeking van de auto, waardoor het aangetroffen geld als bewijs kon worden gebruikt. De verdediging voerde aan dat het geld een legale herkomst had, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte en de door de raadsman ingebrachte verklaring van een jeugdvriend niet voldeden aan de eisen van een concrete en verifieerbare verklaring. Het hof concludeerde dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, die voorwaardelijk werd opgelegd, en het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag en de auto verbeurd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001330-22
Parketnummer: 10-331907-21
Datum uitspraak: 20 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 april 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1981,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in het buitenland: [adres] (Frankrijk).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2021 te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerpen, te weten een contant geldbedrag van 20.100 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij/zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp/die voorwerpen,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks10 december 2021 te Dordrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ééneenof meerderevoorwerp
en, te weten een contant geldbedrag van 20.100 euro,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
/zij wist dan welredelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp
/die voorwerpen,onmiddellijk of middellijk, afkomstig was
/warenuit enig
(eigen)misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Doorzoeking
Door de raadsman is betoogd dat de doorzoeking van de auto van de verdachte op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen, ten gevolge waarvan het aangetroffen geldbedrag niet als bewijs mag worden gebruikt. Daartoe is aangevoerd dat de verbalisanten aan de bestuurder van de auto toestemming hebben gevraagd, terwijl zij reeds daarvoor aan de hand van de papieren hadden vastgesteld dat de verdachte – de bijrijder - de eigenaar van de auto was.
Het hof overweegt als volgt.
In een proces-verbaal van bevindingen (p. 4 e.v. van het dossier) staat over de doorzoeking onder meer het volgende: “Ik, [verbalisant], heb hierop gevraagd of wij de auto mochten doorzoeken. Ik heb ze in de Franse
taal vertelt [sic], dat het niet verplicht is om hier aan mee te werken. Ik hoorde de bestuurder zeggen: u mag kijken hoor, is het niet verplicht dan? Jullie zijn tenslotte van de politie. Ik heb hierop geantwoord dat het niet verplicht is. (...) Ik zag hem hierop een bevestigende knikkende beweging maken met zijn hoofd. Ik heb vervolgens de bestuurder en de bijrijder gevraagd uit de auto te stappen en de motorkap te openen.”
In een nader proces-verbaal van bevindingen (p. 10 e.v. van het dossier) staat nog het volgende over de doorzoeking: “Ik, verbalisant [verbalisant], merkte dat de Franse taal misschien beter was om te communiceren. Ik spreek Frans ruim voldoende om mij verstaanbaar te maken. Ik klink hierbij duidelijk en correct. (…) heb ik de bestuurder en de bijrijder gevraagd of wij in de auto mogen kijken. Ik vroeg. Je peu regarder a votre voiture. C’est voluntaire. Ik hoorde de bestuurder zeggen dat hij het goed vond maar dat hij dat raar vond. Jij bent toch van de politie je mag dat toch wel. Ik heb hem uitgelegd dat het in Nederland niet hetzelfde is als in Frankrijk. Ik heb hierbij de woorden gebruikt: En Hollande le reglement et ne pas le meme de France. En Hollande c'est volentaire. Ik kreeg hierna de bevestigende knik van de bestuurder. [sic]”
Het hof is, gelet op deze bevindingen, van oordeel dat vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming is gegeven voor een doorzoeking van de auto. Dat het de bestuurder – en niet de verdachte als eigenaar van de auto - was die deze gaf doet onder genoemde omstandigheden niet af. Immers, uit voornoemde bevindingen volgt dat ook aan de verdachte (in het Frans) om toestemming is gevraagd in de auto te kijken, dat daarbij uitleg is gegeven over het vrijwillig karakter daarvan, en dat de bestuurder heeft ingestemd, terwijl de verdachte zich bij dit alles als bijrijder naast de bestuurder in de auto bevond. Vervolgens is – na voornoemde knikkende beweging - aan hen beiden gevraagd uit de auto te stappen, wat zij (kennelijk) ook hebben gedaan. De verdachte heeft bij dit alles geen enkel bezwaar gemaakt tegen de instemming van de bijrijder, noch tegen de doorzoeking zelf.
Het hof acht de doorzoeking daarmee rechtmatig, mede gelet op de beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, nu het een doorzoeking in een auto betrof.
Dat de verdachte niet expliciet is gewezen op de mogelijkheid dat de verbalisanten strafbare goederen zouden kunnen aantreffen, doet, nog afgezien van de vraag of de verbalisanten tot deze mededeling verplicht zouden zijn, aan de rechtmatigheid niet af.
Het hof verwerpt het verweer.
Witwassen
Door de raadsman is betoogd dat het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst had. Daarbij is gewezen op de verklaring van [jeugdvriend van verdachte] die de verdediging in het geding heeft gebracht.
Het hof overweegt als volgt.
Vaststaat dat de verdachte op de hoogte was van het geldbedrag (meer dan 20.000,- euro) in zijn auto en dat hij wist dat dit bedrag lag in een verborgen ruimte en hoe die verborgen ruimte open kan worden gemaakt. Hij heeft de opsporingsambtenaren dit tijdens de doorzoeking en na de cautie immers allemaal zelf verteld.
De omvang van het contante bedrag en de wijze waarop dit door de verdachte werd vervoerd rechtvaardigen het vermoeden dat het niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag.
In hoger beroep heeft de (gemachtigd) raadsman naar voren gebracht dat de verdachte het geld heeft gekregen van een jeugdvriend om een horloge te kopen. Ter ondersteuning heeft de raadsman een (vertaalde) verklaring in de Franse taal overgelegd van een persoon genaamd [jeugdvriend van verdachte], een identiteitsbewijs en in eerste aanleg zijn rekeningafschriften overgelegd. De verklaring, gedateerd 28 januari 2022, houdt voor zover relevant in: “Ik, ondergetekende, (hof: volgt voornaam [jeugdvriend van verdachte], adres) verklaar op erewoord dat ik een bedrag van 23.500 euro heb geleend aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1981. Ik heb hem dit geld geleend op 28 augustus 2011 [1] in de vorm van biljetten die ik voor het merendeel van mijn spaarrekening heb gehaald (hof: volgt rekeningnummer). Ik heb u de bewijsstukken van opnames doen toekomen.”
Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht voldoet naar het oordeel van het hof niet aan de eis van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring, zodat het Openbaar Ministerie niet gehouden was nader onderzoek te verrichten naar dit ingenomen standpunt. Het hof betrekt hierbij dat de overgelegde verklaring van [jeugdvriend van verdachte] uitgaat van een ander geldbedrag dan het bedrag dat is aangetroffen bij de doorzoeking in de auto en dat in de verklaring van [jeugdvriend van verdachte] geen uitleg wordt gegeven bij het doel van de lening of de bestemming van het geld. De niet vertaalde, overgelegde rekeningafschriften hebben (kennelijk) betrekking op transacties in verschillende tijdvakken in 2020 en 2021, en bieden - zonder nader toelichting, die ontbreekt - geen enkel inzicht in de totstandkoming van het door [jeugdvriend van verdachte] in zijn verklaring genoemde bedrag. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de verdachte nimmer zelf een verklaring over de herkomst van het geld heeft afgelegd. Niet tijdens een verhoor bij de politie, niet ter terechtzitting in eerste aanleg, noch ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof concludeert dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en verwerpt het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een behoorlijk bedrag contant geld, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
14 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte door de bijkomende straf van verbeurdverklaring in zijn vermogen zal zijn getroffen.
Beslag
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 20.100,-, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit geldbedrag verbeurd verklaren.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto Hyundai met kenteken [kenteken], volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp ook verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van € 20.100,-,
  • personenauto Hyundai met kenteken [kenteken].
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree,
mr. W.S. Korteling en mr. M. van der Horst, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2022.
mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep erop gewezen dat dit jaartal 2021 moet zijn en een fout van de vertaler betreft.