ECLI:NL:GHDHA:2022:2688

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
2200306820
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen terroristische aanslag en diefstal met geweld, vrijspraak deelname aan terroristische organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor een terroristische aanslag en diefstal met geweld, maar vrijgesproken van deelname aan een terroristische organisatie. De zaak betreft een periode van april tot juni 2018, waarin de verdachte betrokken was bij het voorbereiden van terroristische activiteiten, waaronder het stichten van brand en het gebruik van explosieven. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk voorbereiden van terroristische misdrijven, waarbij hij onder andere jihadistisch materiaal had geraadpleegd en contact had gehad met een persoon die zich als aanhanger van de Islamitische Staat (IS) presenteerde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een terroristische organisatie, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk lid was van een gestructureerd samenwerkingsverband dat terroristische misdrijven tot doel had. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet-Nederlandse nationaliteit en het ontbreken van een verblijfstitel.

Uitspraak

Rolnummers: 22-003068-20
Parketnummer: 10-960161-18 en 10-960161-18-P
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-960161-18 onder 1 en 2 tenlastegelegde en ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-960161-18-P (parallelle dagvaarding, hierna te noemen: feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Frankrijk en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of;
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) ten behoeve van één of meer (te plegen) aanslag(en) op één of meer objecten, en/of één of meer perso(o)n(en), door het gebruik van één of meer vuurwapen(s) en/of het teweeg brengen van één of meerdere ontploffing(en) en/of het stichten van brand en/of het begaan van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s) en/of Ansar al-Shari'a, althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of;
B. één of meer (digitale) bestanden (zoals documenten en/of filmpjes en/of afbeeldingen) inhoudende informatie over wapens en explosieven (encyclopedie voor het maken van explosieven, handleiding voor het maken van explosieven) en/of overleden personen en/of (gevechts)trainingen (instructies voor 'Truck Attacks', audiolessen van Abu Ali al-Anbari) en/of IS-strijders (oproep tot aansluiten bij de strijd, oproep tot het doden van ongelovigen) en/of preken, althans over en/of gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd (artikel uit al Naba 'Wanneer is de jihad verplicht?') en/of martelaarschap (artikel waarin o.a. de beloning van de shahid wordt besproken) gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of verspreid, en/of;
C. een infographic met als titel (vertaald):"Adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen", oorspronkelijk afkomstig uit de weekly Al-Naba' van de lslamitische Staat uit november 2017, inhoudende adviezen over de planning en uitvoering van een aanslag gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of verspreid, en/of;
D. aangegeven de Nederlandse veiligheid te willen slaan (en daarbij een afbeelding gedeeld van het Rotterdamse politiebureau De Veranda) en/of de hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid te willen weten en/of een of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen en/of overgehaald om een bomgordel te dragen en/of (een) mitrailleur(s) en/of (een) 9mm vuurwapen(s) en/of (een) explosie(f)(ven) te leveren en/of daartoe geld (getracht) (te) verzamel(d)(en);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Frankrijk en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een) Organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke Organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
op of aan de openbare weg, te weten de Lijsterbeslaan/ Populierenlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) (schakel)ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- van achteren (met kracht) schoppen en/of slaan en/of duwen tegen de linkerknie van die [slachtoffer], en/of
- van achteren beetpakken van die [slachtoffer], en/of
- ( daardoor) die [slachtoffer] ten val brengen, en/of
- ( vervolgens) met kracht een nekklem aanleggen en/of houden om de nek van die [slachtoffer], en/of
- ( met kracht) rukken/trekken aan de (gouden) (schakel)ketting.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en andere beslissingen nemen ten aanzien van de strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd – een en ander zoals verwoord in haar pleitaantekeningen - dat degene die onder de naam [naam 1] de zich in het dossier bevindende chatgesprekken met de verdachte heeft gevoerd, een medewerker is van de AIVD. De raadsvrouw verwijst in dit verband naar een door de verdediging in het geding gebracht memorandum van de FBI van 30 mei 2018 ([FBI-memorandum], hierna: het FBI-memorandum) over een persoon [naam 2] die op Facebook gebruik maakt van meerdere accounts onder verschillende profielnamen, waaronder de namen [naam 1] en [naam 3], en die in het laatste geval onder meer gebruik heeft gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres]. Tevens verwijst de raadsvrouw naar het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2020 in een strafzaak van een andere verdachte [1] waarin de rechtbank heeft overwogen dat het er wegens sterke aanwijzingen voor moet worden gehouden dat de persoon die onder de naam [naam 4] met die andere verdachte contact heeft gehad, gerelateerd is aan de AIVD. Er is volgens de raadsvrouw sprake geweest van uitlokking door het toesturen door [naam 1] aan de verdachte van een
infographicmet als titel ‘Adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen’(hierna: de infographic) en daardoor heeft de AIVD onrechtmatig gehandeld. Ook is door dit handelen ontlastende informatie voor de verdediging achtergehouden. Hierdoor is geen sprake meer van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie danwel tot uitsluiting van de infographic van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er van uit moet worden gegaan dat de persoon die onder de naam [naam 1] de zich in het dossier bevindende Facebook-chatgesprekken (ZD1-0096 e.v.) met de verdachte heeft gevoerd, werkzaam was voor de AIVD. Het hof overweegt hierover het volgende.
Dee politie heeft aan de hand van de bekende identificerende gegevens van [naam 1] en de
originele chat, onderzoek gedaan naar de identiteit van [naam 1]. Onderzoek naar de IP-adressen kon niet tot identificatie leiden. Ook verzoeken aan Frankrijk en Hongarije om identificatie danwel meer informatie te verkrijgen, heeft ondanks rappel – kort gezegd – niets opgeleverd.
In hoger beroep is naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken van de raadsvrouw nadere informatie opgevraagd bij de FBI over de door de raadsvrouw gestelde link tussen [naam 1] en een persoon die gebruikt maakt van de naam [naam 4]. Voorts is de directeur-generaal van de AIVD op verzoek van de raadsvrouw als getuige gehoord, waarbij hem onder meer vragen zijn gesteld over (het account van) [naam 1] en het FBI-memorandum.
Beide onderzoekshandelingen hebben geen bevestiging kunnen opleveren van de stelling van de raadsvrouw dat de persoon die onder de naam [naam 1] chatgesprekken heeft gevoerd met de verdachte een medewerker van de AIVD is. Dat [naam 1] dezelfde persoon is als [naam 4] (de persoon waarop het vonnis van de rechtbank Rotterdam ziet) is op basis van de door de raadsvrouw ook overigens gepresenteerde gegevens niet gebleken; hetgeen daartoe is aangevoerd is daarvoor ontoereikend. Er kan derhalve niet van uit worden gegaan dat [naam 1] werkzaam was voor de AIVD en dat daarmee samenhangend – in de ogen van de verdediging - ontlastende informatie is achtergehouden.
In deze stand van zaken behoeft het verweer dat sprake is geweest van uitlokking in beginsel geen bespreking, maar ook overigens ziet het hof geen reden om daarvan uit te gaan. Het was immers de verdachte die al voorafgaand aan het versturen van het infographic door [naam 1], nadat deze had gemeld dat hij een helper/aanhanger van de Islamitische Staat was, onder meer naar hem schreef dat hij broeders kent die willen werken hier (de verdachte noemde daarbij het woord operatie) en dat zij willen kopen maar niet weten waar (ZD1-0108). De verdachte vroeg daarna of hij ([naam 1]) in contact was met de broeders, of hij kon helpen en dat hij (de verdachte) wapens en explosieven wilde kopen (ZD1-0110). De verdachte is naar het oordeel van het hof door de latere ontvangst van de infographic dan ook niet op gedachten gebracht waarop zijn opzet niet reeds was gericht. Van uitlokking was daarom geen sprake.
Het hof verwerpt het verweer, verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging en acht de infographic bruikbaar voor het bewijs.
Voorwaardelijke getuigenverzoeken
De raadsvrouw heeft voorwaardelijk - indien het hof haar niet volgt in haar verweer dat het meer dan aannemelijk is dat [naam 1] voor de AIVD werkte - verzocht twee getuigen te horen, te weten [naam 1] en [naam 5].
Het wijst deze verzoeken af en overweegt hiertoe als volgt.
[naam 1]
Het verzoek tot het horen van [naam 1] is reeds meermalen door de rechtbank en het hof afgewezen, laatstelijk tijdens de regiezitting bij het hof van 26 oktober 2021. Het hof heeft toen geoordeeld dat het niet viel te verwachten dat de getuige binnen aanvaardbare termijn kan worden gehoord, nu van hem onvoldoende (persoons)gegevens bekend waren. Die situatie is niet veranderd; reden waarom het verzoek nog steeds moet worden afgewezen.
Het hof is van oordeel dat het niet horen van deze getuige geen inbreuk op de verdedigingsrechten oplevert die van dien aard is en zodanig ernstig is dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Vooropgesteld zij dat de verdachte de inhoud van het door hem (schriftelijk) gevoerde chatgesprek met [naam 1] niet betwist. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte zijn antwoorden in de chat zou hebben gegeven naar aanleiding van de uitlatingen van [naam 1]. Ook zonder het horen van deze getuige is dit naar het oordeel van het hof voldoende controleerbaar aan de hand van de chat zelf. Over de inhoud van de chat hebben de verdachte en zijn raadsvrouw zich in eerste aanleg en in hoger beroep kunnen uitlaten, hetgeen ook is gebeurd.
Voor zover het verzoek ertoe dient de vraag naar de identiteit van [naam 1] te onderzoeken, geldt dat hiervoor zoveel mogelijk compensatie is geboden door – zoals hiervoor aangegeven - op verschillende andere manieren onderzoek te doen naar zijn identiteit. Dat dit helaas niets heeft opgeleverd, doet daar niet aan af. Ook overigens is – alles overziend - niet gebleken dat door het niet horen van deze getuige de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad.
Op grond van voorgaande overwegingen ziet het hof evenmin reden de chatgesprekken uit te sluiten van het bewijs, zoals de raadsvrouw heeft bepleit.
[naam 5]
[naam 5] is degene die het voornoemde FBI-memorandum heeft opgesteld. Zijn functie is Assistant Legal Attaché. Het verzoek tot het horen van de getuige [naam 5] is door het hof eveneens afgewezen tijdens de regiezitting van 26 oktober 2021. Het hof heeft destijds gelast dat in plaats van het horen van deze getuige schriftelijke vragen aan de (daartoe meest geëigende persoon bij de) FBI moesten worden gesteld. Aan deze onderzoeksopdracht is door het Openbaar Ministerie gevolg gegeven, resulterend in (onder meer) een Response Letter d.d. 29 augustus 2022. Naar het oordeel van het hof heeft de raadsvrouw het belang van de verdediging bij het horen van deze getuige onvoldoende onderbouwd. Immers, niet valt in te zien waarom deze getuige - als slechts de opsteller van het FBI-memorandum en gezien zijn functie – hierover meer of anders zou kunnen verklaren, gelet op het antwoord in de Response Letter, namelijk dat de informatie in het memo bedoeld was voor inlichtingen- en opsporingsdoeleinden en dat er geen aanvullende informatie beschikbaar is in relatie tot het memorandum. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.
Ook het niet horen van deze getuige maakt niet dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het FBI-memorandum is door de verdediging in het geding gebracht en de inhoud is door de verdachte niet betwist. Degene die bij uitstek over de inhoud en strekking van het memo zou kunnen verklaren is hierover schriftelijk bevraagd over de door de verdediging opgeworpen stellingen. Dat dit niet het door de verdediging gewenste resultaat heeft gehad, doet aan het uitoefenen van de verdedigingsrechten niet af. Ook overigens is – alles overziend - niet gebleken dat door het niet horen van deze getuige de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad.
Vrijspraak van feit 2: deelname aan een terroristische organisatie
Naar aanleiding van de internetgeschiedenis die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen, kan worden gesteld dat de verdachte een bovengemiddelde interesse had in (een) terroristische organisatie(s) en de gewapende jihadstrijd. De verdachte heeft daarnaast chatgesprekken gevoerd waarin hij zijn sympathie uitte voor de gewapende jihadstrijd. Deze gesprekken heeft de verdachte onder andere gevoerd met [naam 1], een persoon die zichzelf beschreef als een helper/aanhanger van IS. In de chatgesprekken met [naam 1] heeft de verdachte – kort gezegd – aangegeven dat hij van plan was een terroristische aanslag te gaan plegen.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte (opzettelijk) heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat er voor deelneming aan een terroristische organisatie twee vereisten gelden:
1) De verdachte dient lid te zijn van of te behoren tot het gestructureerde samenwerkingsverband.
2) Voorts dient de verdachte een aandeel te hebben in gedragingen, dan wel gedragingen te ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het terroristische oogmerk van de organisatie.
Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van (terroristische) misdrijven. Enige vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde misdrijven is niet vereist.
Het hof overweegt dat weliswaar uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte de intentie had zich (in de toekomst) bij een jihadistische strijdgroep aan te sluiten, maar dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode al deel uitmaakte van het gestructureerde samenwerkingsverband van enige terroristische organisatie, danwel dat hij daaraan met zijn gedragingen reeds een bijdrage had geleverd. Daarbij betrekt het hof dat het dossier onvoldoende informatie bevat over [naam 1] en zijn eventuele banden met de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS). [naam 1] stelt in het met de verdachte gevoerde chatgesprek weliswaar dat hij helper/aanhanger is van IS, maar onderzoek naar zijn persoon en achtergronden heeft niets kunnen uitwijzen.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [naam 1] lid was van of aangesloten was bij IS.
Ook voor het overige bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van lidmaatschap van een terroristische organisatie.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, kort gezegd deelname aan IS of een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op één of meer tijdstip
(pen
)gelegen in de periode
1 april 2018 tot en met 17 juni 2018
te Rotterdam, althansin Nederland,
en/of in Frankrijk en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen)te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of;
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf
te plegen, te doen plegen ofmede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid,middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
-
gelegenheid,middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens
)ten behoeve van één of meer
(te plegen
)aanslag(en) op één of meer objecten, en/of één of meer perso(o)n(en), door het gebruik van één of meer vuurwapen(s) en/of het teweeg brengen van één of meerdere ontploffing(en) en/of het stichten van brand en/of het begaan van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door
de (terroristische) organisatie Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s) en/of Ansar al-Shari'a, althans(een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en
/of;
B.
één of meer (digitale
)bestanden (
zoals documenten en/offilmpjes en/of afbeeldingen) inhoudende informatie
over wapens en explosieven (encyclopedie voor het maken van explosieven, handleiding voor het maken van explosieven) en/of overleden personen en/of (gevechts)trainingen (instructies voor 'Truck Attacks', audiolessen van Abu Ali al-Anbari) en/of IS-strijders (oproep tot aansluiten bij de strijd, oproep tot het doden van ongelovigen) en/of preken, althansover en/of gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd
(artikel uit al Naba 'Wanneer is de jihad verplicht?')en/of martelaarschap
(artikel waarin o.a. de beloning van de shahid wordt besproken) gedownload en/of opgeslagen en/ofvoorhanden gehad
en/of verspreid, en
/of;
C. een infographic met als titel (vertaald): "Adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen", oorspronkelijk afkomstig uit de weekly Al-Naba' van de
Islamitische Staat uit november 2017, inhoudende adviezen over de planning en uitvoering van een aanslag
gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/ofverspreid, en
/of;
D. aangegeven de Nederlandse veiligheid te willen slaan (en daarbij een afbeelding gedeeld van het Rotterdamse politiebureau De Veranda) en
/ofde hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid te willen weten en
/of een of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen en/of overgehaald om een bomgordel te dragen en/of (een) mitrailleur(s) en/of (een) 9mm vuurwapen(s) en/of (een) explosie(f)(ven) te leveren en/ofdaartoe geld
(getracht
) (te
)verzamel
(d)(en
);
3.
hij op
of omstreeks14 mei 2018 te Rotterdam,
althans in Nederland,
op
of aande openbare weg, te weten de Lijsterbeslaan/ Populierenlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(gouden
) (schakel
)ketting
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het
- van achteren
(met kracht
)schoppen
en/of slaan
en/of duwentegen de linkerknie van die [slachtoffer], en
/of
- van achteren beetpakken van die [slachtoffer], en
/of
-
(daardoor)die [slachtoffer] ten val brengen, en
/of
-
(vervolgens
)met kracht een nekklem aanleggen en
/ofhouden om de nek van die [slachtoffer], en
/of
-
(met kracht
)rukken
/trekkenaan de
(gouden
) (schakel
)ketting.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen

Feit 1

De in artikel 96, tweede lid, Sr beschreven voorbereidings- en bevorderingshandelingen zijn strafbaar ongeacht het resultaat ervan. Vereist is dat de dader de gedraging onderneemt met het oogmerk het betreffende terroristische misdrijf voor te bereiden of te bevorderen.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de periode van april tot en met juni 2019 veelvuldig webpagina’s met jihadistisch materiaal heeft bezocht, die onder meer informatie inhielden over wapens en explosieven, oproepen tot het aansluiten bij de strijd of het martelaarschap. Ook zijn veelvuldig nieuwssites en artikelen van terroristische organisaties geraadpleegd, waaronder van IS en Al Qaida.
De verdachte heeft voorts in chatgesprekken met [naam 1] aangegeven dat hij wapens en explosieven wilde kopen en dat zijn plan inhield “het slaan van de Nederlandse veiligheid”, waarna hij een foto van politiebureau De Veranda te Rotterdam aan [naam 1] stuurde. De verdachte heeft het in de gesprekken met [naam 1] verder gehad over het doden van vijanden van God en het maken van een gordel.
De vraag die het hof moet beantwoorden is of de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend.
Naar het oordeel van het hof gingen de gedragingen van de verdachte verder dan het enkel hebben van een plan. Zo vroeg hij [naam 1] om meer aanwijzingen voor het maken van een gordel “zodat hij zijn werk goed kon doen”. Ook heeft de verdachte in deze chatgesprekken aangegeven dat hij naar contacten in Duitsland wilde gaan om wapens en explosieven te kopen. Hij heeft concrete afspraken met [naam 1] gemaakt over het ontvangen van geld om spullen aan te schaffen, en ook werden in dit verband afspraken gemaakt voor een ontmoeting op het treinstation in Rotterdam.
De verdachte stond daarnaast via WhatsApp en Telegram in contact met ene “Laila”/“Leila”, met een Frans telefoonnummer, die hij verslag deed van zijn vorderingen. Tegen haar heeft de verdachte bovendien in een chat gezegd dat hij nog andere broeders kende, als [naam 1] niet oprecht bleek te zijn. In dat verband is relevant dat in de chat met [naam 1] werd gesproken over een zuster, met wie de verdachte het werk ging doen. De zuster wilde de gordel dragen, en kwam uit Frankrijk. De stelling dat de uitlatingen van de verdachte gezien moeten worden als grootspraak/leugens schuift het hof, mede gelet hierop, als onaannemelijk terzijde.
Anders dan zoals hiervoor overwogen ten aanzien van de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde, is voor het bewijs van voorbereidingshandeling ex artikel 96 Sr niet van belang of [naam 1] daadwerkelijk was aangesloten bij een terroristische organisatie.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen, nu niet is gebleken dat bij het plegen van dit feit sprake is geweest van een substantiële bijdrage van een mededader.
Nu het hof het ambtsbericht van 17 juni 2018 niet zal gebruiken voor het bewijs zal het hof het verweer dat dit daarvan uitgesloten moet worden buiten bespreking laten.

Feit 3

Op basis van het dossier gaat het hof ten aanzien van dit feit uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aangever heeft verklaard dat hij op 14 mei 2018 rond 16.50 uur in Rotterdam door twee personen is beroofd. De aangever kreeg tijdens het oversteken een harde dreun tegen zijn linkerknie, waardoor hij viel. Terwijl hij viel werd hij van achteren beetgepakt en werd zijn gouden schakelketting met kracht van zijn nek gerukt. Er is ook een getuige die haar buurman heeft zien vechten en die zag dat er een persoon op haar buurman lag.
Tijdens de beroving is de zonnebril van een van de daders achtergebleven op het plaats delict. De neusvleugels en binnenzijde van de poten van de zonnebril zijn bemonsterd en daarbij werd celmateriaal aangetroffen, dat is onderzocht door het NFI. Het NFI heeft uit het celmateriaal een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA kan afkomstig zijn van de verdachte en minimaal één onbekende persoon. De kans dat het DNA afkomstig is van de verdachte en een willekeurige onbekende is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Voorts bevat het dossier een foto van de verdachte die op 14 mei 2018 om 14:29 uur (dus vóór het tijdstip van de beroving) is gemaakt, waarbij hij een zonnebril draagt die lijkt op de zonnebril die op de plaats delict is achtergebleven, terwijl hij een dag later op een foto te zien is met een andere zonnebril. Ook blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de Wiko telefoon van de verdachte op die dag om 17:34 een zendmast heeft aangestraald op ongeveer 1400 meter afstand van de plaats delict.
De hiervoor genoemde belastende feiten en omstandigheden zijn in onderling verband en samenhang bezien redengevend voor het bewijs. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven, waar dat naar het oordeel van het hof wel van hem mocht worden verwacht. De enkele mededeling dat de verdachte die dag aan het werk was in een
shisha loungein Rotterdam Zuid en dat een vriend van hem (van wie hij de naam niet wil noemen) zijn zonnebril mogelijk had geleend, is daarvoor onvoldoende.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met geweld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met het oogmerk om opzettelijk brand te stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich/een ander middelen en inlichtingen verschaffen of trachten te verschaffen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf en/of een ander trachten te bewegen om het misdrijf mede te plegen om daartoe middelen of inlichtingen te verschaffen
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het voorbereiden van een terroristische aanslag.
De verdachte had als potentiële doelwitten onder meer een politiebureau in Rotterdam en “de hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid” op het oog. Ook stelde hij “de Nederlandse veiligheid te willen slaan”. Een dergelijke aanslag zou een aanslag op de Nederlandse rechtsstaat inhouden en zou een enorme impact hebben op de maatschappij.
Door de aanhouding van de verdachte is mogelijk veel leed gespaard gebleven, zoals ook uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep kan worden opgemaakt.
Het voorbereiden van terroristische misdrijven dient op krachtige wijze te worden tegengegaan. Vergelding en algemene preventie moeten bij de keuze van strafsoort en duur van de op te leggen straf voorop staan. Naar het oordeel van het hof kan daarom slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij het slachtoffer onverhoeds van achteren werd aangevallen, en zijn gouden schakelketting met kracht van zijn nek werd gerukt. Dit is een brutaal en gewelddadig feit waarbij de verdachte zich uitsluitend heeft laten leiden door materieel gewin. De beroving vond bovendien plaats op de openbare weg en het is een feit van algemene bekendheid dat straatroven gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweegbrengen.
Het hof komt tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd. Dit komt niet alleen doordat het hof minder feiten bewezen acht, maar ook omdat het hof – anders dan de rechtbank – van oordeel is dat niet kan worden vastgesteld hoe dicht de verdachte bij de uitvoering van zijn terroristische plannen was. Anders dan de rechtbank en het openbaar ministerie ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om de aangetroffen video’s op de telefoon van de verdachte aan te merken als afscheidsvideo’s.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien en heeft hij bij die gelegenheid uitdrukkelijk verklaard afstand te doen van jihadistisch gedachtengoed.
De verdachte beschikt niet over de Nederlandse nationaliteit en heeft ook geen verblijfstitel in Nederland. Mede gelet op de thans lopende procedure tot ongewenst verklaring van de verdachte valt ook niet te verwachten dat de verdachte in de toekomst aanspraak zal kunnen maken op legaal verblijf in Nederland. Dit brengt mee dat evenmin valt te verwachten dat de verdachte in aanmerking zal komen voor de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling. Het hof houdt hier rekening mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 september 2022 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In beginsel is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, gerechtvaardigd. Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten in voorlopige hechtenis verkeert, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen.
In eerste aanleg is de te beoordelen termijn aangevangen op 18 juni 2018 bij de inverzekeringstelling van de verdachte en heeft de rechtbank eindvonnis gewezen op 29 oktober 2020. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg overschreven met ruim één jaar. Deze termijnoverschrijding is mede veroorzaakt door de verschoning van rechters in de procedure in eerste aanleg.
Daarnaast is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep met ruim 7 maanden overschreden, nu namens de verdachte op 6 november 2020 hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest wijst op 27 oktober 2022.
Gelet op deze termijnoverschrijdingen is het hof van oordeel dat in plaats van de overwogen straf een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden reactie vormt.
Nu het hof, zoals uit het voorgaande volgt, de vertraging die is veroorzaakt door de verschoning van rechters in eerste aanleg heeft verdisconteerd in de strafmaat, behoeft het verweer dat betrekking heeft op de perikelen hieromtrent – waarvan de bepleite uitkomst dezelfde is - geen verder bespreking. De verdediging is hierdoor niet in haar belangen geschaad, en van strijd met artikel 6 EVRM is op deze wijze evenmin sprake.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De in beslag genomen voorwerpen
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 2 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De op de beslaglijst onder 1 vermelde Nokia telefoon zal aan de verdachte worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 96, 176b, 289a en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- mobiele telefoon (Wiko).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- mobiele telefoon (Nokia zwart Alcatel).
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. B. Stapert, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2022.
mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het hof begrijpt: het vonnis van de Rechtbank Rotterdam d.d. 8 oktober 2020 (parketnummer 10/960122-18) ECLI:NL:RBROT:2020:8905.