ECLI:NL:GHDHA:2022:2687

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
2200238221
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan het verkeer van een auto met verborgen ruimte in verband met verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1989, was beschuldigd van het opzettelijk telen, verkopen en vervoeren van verdovende middelen, waaronder MDMA en XTC, en het verbergen van een contant geldbedrag van € 1.921,75 dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf. De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf in eerste aanleg.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 december 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vrijspraak van de verdachte en teruggave van het in beslag genomen geldbedrag. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de verdovende middelen had verhandeld of dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid ervan in de auto.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld over de onttrekking aan het verkeer van de auto van de verdachte, waarin verborgen ruimte was aangetroffen met verdovende middelen. Het hof concludeerde dat de auto, gezien de omstandigheden van de zaak, vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerd bezit van de auto in strijd was met de wet en het algemeen belang. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de teruggave van het geldbedrag gelast, terwijl de onttrekking van de auto aan het verkeer werd bevolen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002382-21
Parketnummer: 09-119412-21
Datum uitspraak: 20 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats](Marokko) op [geboortedatum] 1989, adres: [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 december 2022 van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen goederen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans te Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer:
- 9,9 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
- 15 XTC pillen en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC en/of amfetamine en/of MDMA, telkens zijnde MDMA, XTC en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans te Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of amfetamine in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een auto met verborgen luik,
- een geldbedrag,
- middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een telefoon,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp (contant geldbedrag ad EUR 1.921,75),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is/zijn en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Het inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 1.921,75 kan worden teruggegeven aan de verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere beoordeling van het aan de verdachte tenlastegelegde komt.
Vrijspraak
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
Bij pleidooi heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de verdachte niet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, hij voorwaardelijk verzoekt tot het aanhouden van de behandeling van de zaak, teneinde nadere informatie in te winnen bij de [naam bewaarder] met betrekking tot de inbeslaggenomen personenauto.
Gelet op de hierna te nemen beslissing is de voorwaarde voor het verzoek niet vervuld en behoeft het verzoek geen nadere bespreking.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 1.921,75, zal het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de verdediging, de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto overweegt het hof het navolgende.
De verdachte is de eigenaar van een [merk personenauto] voorzien van kenteken [kentekennummer]. In een in het dashboardkastje van deze auto aangebrachte verborgen ruimte zijn door de politie verdovende middelen aangetroffen.
Het proces-verbaal vermeldt: “Omdat ik niet de werking voor het openen van de verborgen ruimte kon vinden, heb ik een ventilatierooster aan de bijrijderskant eruit gehaald. Ik zag dat deze ventilatierooster aan de achterzijde voorzien was van tape, kennelijk met het doel om niet door het ventilatierooster heen te kijken. Achter het ventilatierooster zag ik dat de airbag verwijderd was en dat daar bekleding was aangebracht. Ik zag dat in de verborgen ruimte een doorzichtige plastic zak lag.”
Nader onderzoek wees uit dat in de zak pillen en poeder zaten die MDMA bevatten. De auto is het kader van deze strafzaak in beslag genomen.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte van de aanwezigheid van de verdovende middelen op de hoogte was, reden waarom de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De vraag ligt voor of de auto zich leent voor onttrekking aan het verkeer. Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat met betrekking tot de auto een strafbaar feit is begaan, namelijk het aanwezig hebben van verdovende middelen door degene(n) die deze op enig moment in de verborgen ruimte heeft/hebben gebracht. Deze auto kan – gelet op de plaats waar en de wijze waarop de verdovende middelen werden ontdekt - in zijn geheel worden aangemerkt als voorwerp met behulp waarvan de opsporing van het feit is belemmerd. Gelet op het redelijkerwijs te verwachten gebruik is het ongecontroleerd bezit van de auto voorts in strijd met de wet of het algemeen belang. Immers, de auto is met de in het dashboardkastje - kennelijk met dat doel gecreëerde – en aan het oog onttrokken ruimte bij uitstek geschikt om verdovende middelen te vervoeren. De auto is dan ook vatbaar voor onttrekking aan het verkeer en het hof zal overeenkomstig beslissen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.921,75
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
personenauto [merk auto] [kentekennummer].
Dit arrest is gewezen door mr. L.C. van Walree,
mr. W.S. Korteling en mr. M. van der Horst, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2022.
mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.