[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
BRP-adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog onderworpen aan het oordeel van het hof - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2013 tot en met 24 oktober 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of artikel 11 derde, vierde en vijfde lid, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of hennep en/of hasjiesj, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 augustus 2013 tot en met 24 oktober 2013, althans op of omstreeks 24 oktober 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of(één of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer mededaders ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verwerken en/of bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een materiaal bevattende) heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of sms-bericht(en) en/of pingberichten gestuurd/ontvangen en/of e-mailberichten verstuurd/ontvangen met betrekking tot het verwerken en/of bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een materiaal bevattende) heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of
- één of meer betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van het verwerken en/of bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een materiaal bevattende) heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 190 dagen met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen onder 1 aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan – zonder nadere motivering - wordt vrijgesproken.
Wat betreft dit feit overweegt het hof als volgt.
Aan de verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen (dus als medepleger), heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) uiteengezet heeft, is die kwalificatie slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is; het moet gaan om een wezenlijke bijdrage. Het hof stelt vast dat uit de observatiebevindingen van de politie van 24 oktober 2013 blijkt dat het op die dag een komen en gaan was bij de woning van medeverdachte [medeverdachte] op het adres [adres] te Amsterdam. Tevens blijkt uit de observatiebevindingen dat medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] op een gegeven moment de woning verlieten, waarbij [medeverdachte] een grote tas bij zich droeg.
Medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn vervolgens aangehouden. In de genoemde tas is een bedrag van € 117.000,- aangetroffen. De woning aan de [adres] is doorzocht en daar zijn 4 verpakte blokken verdovende middelen aangetroffen (totaalgewicht 4.320 gram) die na onderzoek door het NFI heroïne bleken te bevatten. De verdachte is later op 24 oktober 2013 in de woning aan de [adres] aangehouden. In het dossier bevinden zich tevens tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte], onder meer van 22 en 23 oktober 2013.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze tapgesprekken betrekking hadden op softdrugs. Tevens heeft de verdachte verklaard dat hij bij medeverachte [medeverdachte] verbleef op het adres [adres], maar dat hij niks wist van de op 24 oktober 2013 in deze woning aangetroffen heroïne.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de zich in het dossier bevindende tapgesprekken tussen [medeverdachte] en de verdachte betrekking hadden op de in de woning op het adres [adres] aangetroffen heroïne of op andere in de tenlastelegging opgenomen verdovende middelen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de inhoud van deze gesprekken - zoals ook blijkt uit de (pas) in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring - voor verschillende interpretaties vatbaar is. Het aantreffen van de heroïne in de woning en het geld bij medeverdachte [medeverdachte] leveren weliswaar aanwijzingen op voor de voorbereiding van enige drugstransactie, maar op grond van het dossier kan niet voldoende eenduidig worden vastgesteld of de verdachte hierbij een rol heeft gespeeld, en zo ja welke.
Het hof overweegt daarbij dat het voor wat betreft de interactie tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gaat om een beperkt aantal, mogelijk belastende, (overige) telefoongesprekken en om zeer korte periodes waarin de verdachte in beeld is gekomen. Daarnaast merkt het hof op dat het de verklaring(en) van (destijds) medeverdachte [medeverdachte] vanwege de door de verdediging daartoe aangevoerde gronden onvoldoende betrouwbaar acht om op grond daarvan aan te nemen dat (ook) de verdachte betrokken was bij de (mislukte) drugstransactie op 24 oktober 2013. Tot slot staat naar het oordeel van het hof niet vast dat hetgeen de verdachte op 4 oktober 2013 de woning aan de [adres] binnenbracht de later aangetroffen (drugs)pers is geweest.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de (eventuele) bijdrage van de verdachte voldoende substantieel is om hem als medepleger aan te merken, terwijl er evenmin voldoende bewijs is om hem als pleger van het tenlastegelegde aan te merken.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.