ECLI:NL:GHDHA:2022:2595

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
2200293021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media met betrekking tot zionisten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren voor het plaatsen van opruiende berichten op Twitter, waarin hij opriep tot geweld tegen zionisten. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte met zijn uitingen op Twitter, die gericht waren aan een publiek van meer dan 31.000 volgers, anderen aanzette tot het plegen van geweld. De tweets van de verdachte, die onder andere de wens uitdrukten dat zionisten vernietigd zouden worden, werden als opruiend gekwalificeerd. Het hof heeft overwogen dat de context van de uitingen, de aard van de berichten en de grote bereikbaarheid via sociale media een significante rol speelden in de beoordeling van de opruiing. De verdediging voerde aan dat de uitingen niet opruiend waren en dat de verdachte geen opzet had om tot geweld aan te zetten, maar het hof oordeelde dat de kans dat de uitingen als aanmoediging tot geweld werden opgevat aanzienlijk was. De vrijheid van meningsuiting werd in dit geval niet als een rechtvaardiging voor de uitingen gezien, gezien de maatschappelijke context en de ernst van de oproepen tot geweld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002930-21
Parketnummer: 09-286423-20
Datum uitspraak: 22 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 september 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair zestig dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount [twitteraccount verdachte] met de tekst:
"Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs"
"Moge Allah swt de zionisten vernietigen"
en/of daarbij twee emoji's/afbeeldingen van een vuist en/of van vuur te plaatsen.
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 22 en 23 mei 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid,door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount [twitteraccount verdachte] met de tekst:
"May Allah swt destroy the zionists."
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of delen van een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount [twitteraccount verdachte] met de tekst:
"May Allah swt guide or destroy the enemies of Islam"
en/of daarbij een emoji/afbeelding van vuur te plaatsen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dat de verdachte voor de drie tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Juridisch kader
Van opruiing is sprake indien wordt aangehitst, aangezet of aangespoord tot het plegen van een strafbaar feit.
De tenlastegelegde uiting dient te worden beoordeeld naar de inhoud en strekking van de bewoordingen of afbeeldingen in samenhang bezien. Voorts dient de tenlastegelegde uiting te worden bezien in de context, waarin deze uiting is geopenbaard.
Bij de beoordeling of een uiting opruiend is komt minder gewicht komt toe aan de subjectieve bedoeling van de verdachte en de subjectieve gesteldheid van de toehoorder. Om van opruiing in de zin van artikel 131 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te kunnen spreken moet een strafbaar feit kunnen worden aangewezen waartoe is opgeruid. De strekking van de uiting moet zodanig zijn dat de uitvoering van de gedraging waartoe is opgeruid een strafbaar feit oplevert. Daartoe is niet nodig dat het strafbare feit wordt aangeduid met de omschrijving uit de wet; wel is nodig dat de gedraging waartoe wordt opgeroepen niet denkbaar is zonder dat die gepaard gaat met strafbare feiten.
De feiten
In deze zaak gaat het om drie door de verdachte op zijn openbaar twitteraccount [twitteraccount verdachte] geplaatste tweets, namelijk de volgende:
Feit 1 – tweet 14 mei 2018
Feit 2 - tweets 22 en 23 mei 2018
Feit 3 – tweet 5 januari 2019
De drie tweets zijn als drie afzonderlijke feiten ten laste gelegd.
Dit twitteraccount van de verdachte had in de periode dat deze tweets zijn geplaatst tenminste ruim 31.000 volgers.
De verdachte was in deze tijd raadslid in de gemeente [stad].
Aan de tweets is te zien dat de verdachte reageert op berichten over confrontaties tussen Israëli en Palestijnen.
Op het twitteraccount van de verdachte zijn voorts, onder andere, door de verdachte de volgende tweets geplaatst:
Op 12 april 2018:
Een afbeelding van een auto van het merk Landrover met de tekst:
“De Joodse vriend van mijn buurman heeft een nieuwe auto gekocht. Maar hij snapte niet dat ik daarom moest lachten…”
Op 3 juni 2018:
Zeg [twitteraccount 2] lukt het een beetje met jullie aangifte? Ik kan niet wachten (emoticons)
Tussen juni en september 2018:
Zojuist interessant artikel gelezen. “Hebben de ‘goeden’ WO2 gewonnen of niet?” Of waren de nazi’s beschermers van de Europese beschaving tegen het (o.a. Amerikaans) zionisme en het communisme van Stalin? Is er sprake van geschiedvervalsing? Iets om over na te denken… (emoticon)
Op 6 juli 2019:
De verdachte heeft verklaard dat de afbeelding in deze laatste een retweet is geweest.
Beoordeling
De verweren
De verdediging heeft gemotiveerd gesteld dat er geen sprake is van opruiing. Met zijn tweets heeft de verdachte uitsluitend en alleen Allah aangeroepen en Hem gevraagd de zionisten respectievelijk de vijanden van de Islam, in overeenstemming met passages uit de Koran, te vernietigen op de dag des oordeels. Dit is geen rechtstreeks oproepen tot een bepaald strafbaar feit. Voorts had de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het aanzetten tot een concreet strafbaar feit. Tot slot meent de verdediging dat artikel 10 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) een veroordeling in de weg staat.
De verweren zullen in het navolgende worden besproken.
Bespreking van de tenlastegelegde feiten
Het hof zal de uitingen bespreken en daarbij aandacht besteden aan de context van die uitingen.
Feit 1: Moge Allah swt de zionisten vernietigen, gevolgd door emoticons van een vuist en van vuur
De tweet is opgesteld in de vorm van een smeekbede aan Allah. Met ‘zionisten’ wordt een groep personen met een bepaalde politieke overtuiging aangeduid. Het begrip zionisme is verbonden met de staat Israël, maar antizionisme moet worden onderscheiden van antisemitisme en is daar niet aan gelijk te stellen. In grammaticale zin zijn ‘de zionisten’ in deze zin lijdend voorwerp zodat de smeekbede de wens uit dat de zionisten vernietigd worden door Allah.
Het woord vernietigen in relatie tot personen heeft de betekenis van ‘doden’. De verdediging heeft gesteld dat het woord ook vernietigen in financiële zin kan betekenen of, in deze smeekbede, ook kan betekenen dat de macht van de zionisten wordt vernietigd. Het hof volgt die redenering niet. Om tot een door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve betekenis te concluderen moet er context – in de zin van toegevoegde of andere gebruikte woorden - zijn die deze conclusie rechtvaardigt. Van een dergelijke context is geen sprake
Naar het oordeel van het hof is de tweet dan ook een uiting van de wens dat de zionisten gedood worden en wel op een gewelddadige wijze. Vernietigd worden verwijst immers niet naar een vreedzame dood, maar naar een dood door geweld, strijd of een aanslag. In de maatschappelijke context van de jaren 2018 en 2019 is de link naar een aanslag door terroristen snel gelegd.
Dat het Arabisch woord voor vernietigen anders moet worden geïnterpreteerd, zoals de verdediging heeft gesteld, doet niet ter zake omdat de tweet in het Nederlands is gesteld.
Een volgende vraag is welke betekenis toekomt aan de vorm waarin de tweet is geplaatst, namelijk een smeekbede. De verdachte heeft gesteld dat het gebed tot Allah gelovigen er bij bepaalt dat Allah degene is die uiteindelijk oordeelt en straft en dat eigenrichting niet mag. De emoticon van het vuur wijst op het eindoordeel, aldus de verdachte.
Het hof acht op dit punt de context mede van belang. De tweet is geplaatst op een openbaar twitteraccount en de verdachte heeft ruim 31.000 volgers. De tweet kon worden geretweet en is ook op die manier verder verspreid, zij het in geringe mate. De verdachte kent uiteraard niet al zijn volgers noch heeft hij enig zicht op de personen bij wie de tweet uiteindelijk terecht komt. Dit betekent dat de verdachte zich met zijn smeekbede heeft gericht tot een publiek, waarvan hij niet weet of ze al dan niet gelovig zijn. De tweet kan daarom niet worden vergeleken met een gebed dat in een moskee wordt uitgesproken door een imam of andere voorganger of in het kader van religieuze activiteiten of tussen gelovigen onderling.
Door de smeekbede in een tweet te uiten heeft de uiting meer het karakter van een in het openbaar uitgesproken wens dan het karakter van een openbaar gebed. Daarom is het hof van oordeel dat de vorm waarin de uiting is gedaan, namelijk een smeekbede, niet af doet aan het feit dat de algemene wens wordt uitgesproken dat de zionisten worden gedood. Met dit oordeel sluit het hof aan bij vaste jurisprudentie dat de vraag of een uiting opruiend is niet afhangt van gestelde eventualiteiten of voorwaarden.
Het hof dient zich voorts af te vragen of de uiting rechtstreeks tot een strafbaar feit oproept. De tweet is immers geplaatst als een reactie op een bericht over een gebeurtenis in Palestina en staat daarmee in het kader van iets dat zich buiten de Nederlandse landsgrenzen afspeelt. Het is de vraag of de uiting iemand bereikt die in de Palestijnse gebieden is of dat iemand in Nederland zich aangemoedigd zal voelen om naar de Palestijnse gebieden af te reizen om een aanslag te plegen.
Uitgangspunt is dat de vraag of de opruiing navolging heeft gevonden niet van belang is bij de vraag of de uiting als opruiing kan worden gekwalificeerd. Geoordeeld moet worden of de daad waartoe wordt opgeroepen een strafbaar feit behelst.
Het hof is van oordeel dat het vernietigen van zionisten een strafbaar feit is. In aanmerking genomen wat het hof hiervoor heeft overwogen over de geweldscomponent die besloten ligt in het woord ‘vernietigen’ in relatie tot personen, is het hof van oordeel dat met deze uiting de wens wordt uitgesproken dat strafbare feiten plaatsvinden. Er zijn twee componenten in deze zaak die maken dat het hof van oordeel is dat de uiting oproept tot rechtstreeks strafbare feiten. De eerste component is dat de Nederlander die in het buitenland een moord pleegt onder de Nederlandse jurisdictie valt en een strafbaar feit pleegt naar Nederlands recht. De tweede component is dat de verdachte zich in zijn tweets regelmatig, in al dan niet ‘grappig’ bedoelde zin, antisemitisch uitlaat. Daarmee laat de verdachte zelf de grens tussen antizionisme en antisemitisme vervagen en infecteert zijn wens tot vernietiging van de zionisten wel degelijk ook de Nederlandse samenleving.
Vervolgens vraagt het hof zich af of het uitspreken van de wens dat de zionisten vernietigd worden als opruiing moet worden gekwalificeerd.
Het uitspreken van een wens heeft als gevolg dat het gewenste een positieve lading krijgt. Daardoor kan het uitspreken van een wens anderen tot actie bewegen, anderen kunnen zich geroepen voelen om de een of andere reden bij te dragen aan de vervulling van die wens. De context van terroristische dreiging, zoals dat in 2018 en 2019 het geval was, de antisemitische teneur in de twitterberichten van de verdachte, het gebruik van het woord vernietigen en de toevoeging van de emoticons van vuur en een vuist, brengen het hof tot het oordeel dat de via zijn twitteraccount door de verdachte uitgesproken wens ophitsend is.
Hoe ernstig de gedragingen waar verdachte op reageerde ook zijn, de tweet is niet gerechtvaardigd.
Feit 2: May Allah swt destroy the zionists
Deze tweet is gesteld in het Engels. De inhoud en strekking komt exact overeen met de inhoud en strekking van de tweet die onder feit 1 ten laste is gelegd.
Hetgeen het hof omtrent feit 1 heeft overwogen, geldt mutatis mutandis ook voor feit 2.
De tweets zoals die op 22 en 23 mei 2018 zijn geplaatst worden mede bezien in het licht van de op 14 mei 2018 geplaatste tweet, welke is tenlastegelegd als feit 1, en de reacties op die tweet.
Op 16 mei 2018 heeft iemand met het twitteraccount [twitteraccount 3] de volgende reactie op de tweet van de verdachte van 14 mei geplaatst:
‘Dus je roept openlijk op tot moord. Allah moet volgens jou de zionisten vernietigen. Je doet aan sfeermakerij. Je weet dat mensen bereid zijn te sterven voor Allah. Je zet deze mensen aan tot het plegen van terreurdaden. Dat is strafbaar’
De verdachte heeft daarop gereageerd op 20 mei 2018 met: ‘
Ik zou zeggen: doe aangifte. #succes’
Hieruit blijkt dat de verdachte werd gewaarschuwd dat zijn tweet mogelijk strafbaar zou kunnen zijn. De verdachte heeft die waarschuwing niet ter harte genomen en zijn uitlatingen niet genuanceerd. Evenmin heeft hij aangegeven dat hij iets anders bedoelde dan kennelijk werd begrepen. Integendeel, op 22 en 23 mei 2018 plaatste de verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde tweets waarin hij, in het Engels, exact dezelfde uiting doet.
Het hof concludeert dat ook feit 2 opruiend is.
Feit 3: May Allah swt guide or destroy the enemies of Islam
Dit twitterbericht verschilt in twee opzichten van de tweets die onder feit 1 en feit 2 ten laste zijn gelegd. De vertaling door de tolk/vertaler luidt:
Moge Allah swt de vijanden van de islam tot gids dienen of vernietigen.
Lijdend voorwerp in deze uiting zijn ‘de vijanden van de islam’, welke groep niet nader is aangeduid. In de smeekbede wordt niet uitsluitend over vernietigen gesproken, maar wordt een alternatief gegeven, namelijk dat Allah hen tot gids zal dienen.
Op deze tweet reageert [twitteraccount 4] op 5 januari: ‘
We are born into our faiths. Although you believe in Islam, it does not make people of other faiths enemies.’
De verdachte reageerde:
‘They are if they attack us.’[twitteraccount 4] reageert op 6 januari:
‘I am wording this wrong but what I am trying to say is that no one has the right to hurt others because of their religious beliefs. We should all be able to live in peace.’
De verdachte reageerde:
‘Nobody is claiming that.’
Omtrent deze tweet overweegt het hof als volgt.
De vorm van smeekbede die de verdachte hier heeft gekozen interpreteert het hof, net als in de voorgaande twee besproken twitterberichten, als een in het openbaar uitgesproken wens. Echter, de groep die de verdachte benoemt is onbepaald, hetgeen wordt onderstreept door de reactie van de verdachte op de eerste tweet van [twitteraccount 4], namelijk: they are if they attack us.
Voorts heeft de wens een minder gewelddadige strekking dan de tweets van 14 en 22 en 23 mei 2018, doordat gesproken wordt over ‘guide or destroy’.
Deze twee verschillen maken dat met het uitspreken van deze wens niet rechtstreeks wordt opgeroepen tot een strafbaar feit.
Het hof zal daarom verdachte vrijspreken van feit 3.
Opzet van verdachte voor de feiten 1 en 2
Tot slot moet de vraag worden beantwoord of sprake is van opzet. Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om aan te zetten tot een strafbaar feit. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de verdachte ‘vol opzet” heeft gehad op opruiing, zodat de vraag resteert of de verdachte in voorwaardelijke zin opzettelijk heeft gehandeld. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. Door het gebruik van het woord vernietigen op de wijze als hiervoor vermeld in reactie op (nieuws)berichten die zien op het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen, is de kans dat lezers van die berichten verdachtes uitlatingen zouden opvatten als een aanmoediging tot het plegen van een strafbaar feit aanmerkelijk. Daarbij neemt het hof
in aanmerking – zoals hiervoor reeds overwogen – dat het gebruiken van een openbaar social medium met een groot bereik zoals Twitter, de kans vergroot dat iemand
daadwerkelijk overgaat tot het doen van hetgeen waartoe wordt aangemoedigd. Die omstandigheden waren voor de verdachte kenbaar. Door de uitlatingen via zijn openbare Twitter te doen, wetende dat hij ruim 31.000 volgers op Twitter had, heeft de verdachte de kans dat iemand zijn uitlatingen zou opvatten als een aanmoediging tot het plegen van een strafbaar feit bewust aanvaard. Dat de uitlatingen ook daadwerkelijk zo door anderen zijn opgevat, vindt bevestiging in het dossier.
De vrijheid van meningsuiting
Met de rechtbank overweegt het hof als volgt.
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting is een zeer belangrijke verworvenheid in een democratische samenleving. Het geeft een ieder in beginsel het recht in vrijheid uiting te geven aan zijn of haar (al dan niet politieke) opvattingen. Echter, evenals andere door het EVRM gewaarborgde vrijheden, is de vrijheid van meningsuiting niet absoluut. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan de overheid bepaalde voorwaarden, restricties of sancties opleggen en dusdoende de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting beperken. Beperking van dit grondrecht is alleen toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. Uit de Europese jurisprudentie leidt het hof af dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“a pressing social need”) voor de beperking waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische rechtsstaat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit en de daarvoor aangevoerde redenen moeten “relevant and sufficient” zijn. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven. Enerzijds dient juist een evenwicht te worden gevonden tussen alle in geding zijnde, door het EVRM beschermde rechten en vrijheden, en anderzijds dient gewicht te worden toegekend aan de wisselwerking tussen de aard van de uitlating en het mogelijke effect dat die uitlating sorteert, alsmede aan de context waarbinnen een dergelijke uitlating is gedaan.
Het hof overweegt dat aan de onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden is voldaan. De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Immers de strafbaarstelling van opruiing is bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en ter bescherming van de openbare orde.
Het hof is van oordeel dat ook aan het onder (iii) opgenomen vereiste dat de beperking van het grondrecht van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is, is voldaan. Daarbij weegt het hof de aard, de context en het effect van de uitlating mee.
De verdachte heeft de uitlatingen gedaan op Twitter. Hij heeft de berichten geplaatst als reactie op (nieuws)berichten over het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen. Gelet op deze context en gezien de aard van de uitlatingen is het hof van oordeel dat de uitlatingen niet kunnen worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen; de bewoordingen en de toonzetting van geen van de berichten van de verdachte nodigen uit tot een open gedachtenwisseling. Dat oordeel wordt niet anders als daarbij wordt meegewogen, zoals door de verdediging is aangevoerd, dat de verdachte een vanuit de politiek (in enige mate) bekend persoon is. Daarbij betrekt het hof dat het de verdachte kenbaar moet zijn geweest dat na het plaatsen van zijn eerste bericht op 14 mei 2018 geen publiek debat heeft plaatsgevonden en dat de verdachte ervoor heeft gekozen om in de daaropvolgende berichten niet zijn woordkeuze aan te passen teneinde wel uit te nodigen tot een debat. Het oproepen tot het gebruik van geweld is bovendien zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel.
Aldus komt het hof met de rechtbank tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezen verklaarde handelen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Conclusie
Het hof oordeelt dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn en dat dit strafbare feiten zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks14 mei 2018
te 's-Gravenhage, althansin Nederland in het openbaar, bij geschrift
en/of bij afbeeldingtot enig strafbaar feit
en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagheeft opgeruid, door het plaatsen
en/of delenvan een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount
([twitteraccount verdachte]
)met de tekst:
"Vandaag in Palestina weer tientallen jonge mensen door kogels van de zionistische bezettingsmacht vermoord. Het wordt druk in het paradijs"
"Moge Allah swt de zionisten vernietigen"
en
/ofdaarbij
tweeemoji's
/afbeeldingenvan een vuist en
/ofvan vuur te plaatsen.
2.
hij op
één of meer tijdstippen in de periode van22 en 23 mei 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland in het openbaar, bij geschrift
en/of bij afbeeldingtot enig strafbaar feit
en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagheeft opgeruid, door het plaatsen
en/of delenvan een bericht en/of reactie op social media te weten op het Twitteraccount
([twitteraccount verdachte]
)met de tekst:
"May Allah swt destroy the zionists."
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring van één of meer feiten komt, ‘[persoon 1]’ (het hof begrijpt de persoon die onder het account ‘[persoon 1] [twitteraccount 3]’ op 16 mei 2018 op twitter gereageerd heeft op de tweet zoals tenlastegelegd onder feit 1) als getuige te horen.
Gelet op het gebrek aan onderbouwing ziet het hof geen noodzaak hiertoe.
De verdediging heeft tevens in voorwaardelijke zin zijn eerder afgewezen verzoek tot het benoemen van een deskundige, herhaald. Nu de verdediging hiertoe geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, wijst het hof dit verzoek wegens gebrek aan noodzaak tevens af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door het plaatsen van twee twitterberichten die anderen aanzetten tot het plegen van geweld jegens een specifieke groep mensen, de zionisten. Met zijn uitlatingen, die via het internet openbaar verspreid werden, heeft de verdachte gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dat, voor zover bekend, niemand tot op heden gehoor heeft gegeven aan de uitlatingen doet daaraan niet af.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 131 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. M. Koole en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2022.
Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr M. Koole en mr. P.M. Smit zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.