Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 25 oktober 2022
PORT CITY HUB 1 B.V.,
ONTWIKKELADVISEUR B.V.,
PORT CITY HUB 1 B.V.,
[geïntimeerde in vrijwaring] ,
Waar de zaken over gaan
Het procesverloop in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 3 november 2020 waarbij PCH 1 in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2020 (hierna: het bestreden vonnis, of: het vonnis waarvan beroep);
- de memorie van grieven van PCH 1, met producties;
- de memorie van antwoord van Ontwikkeladviseur, met producties.
- de appeldagvaarding van 3 november 2020 waarbij PCH 1 in hoger beroep is gekomen van het(zelfde) tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2020 (hierna ook: het bestreden vonnis, of: het vonnis waarvan beroep);
- de memorie van grieven van PCH 1, met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde in vrijwaring] , met producties.
De feiten
Artikel 15. Benoeming. Schorsing en ontslag. Belet of ontstentenis. Bezoldiging.
Artikel 17. Vertegenwoordiging
‘Artikel 1. Doel
Artikel 2. Aanbrengfee
Artikel 3. Uitbetaling
‘Artikel 1. Doel
Artikel 4. Vergoeding uitvoerend projectmanagement
De procedure bij de rechtbank
Het hoger beroep
De beoordeling van het hoger beroep
- Ontwikkeladviseur al vanaf 2016 [de bestuurder] en [de echtgenoot] kende en met M7 ( [de bestuurder] ) een overeenkomst was aangegaan die (ook) in een aanbrengfee voorzag;
- Ontwikkeladviseur enige maanden voor het overlijden van [de echtgenoot] op 28 augustus 2018 contact had met [de geldlener] en [geïntimeerde in vrijwaring] over de mogelijke betrokkenheid van [de geldlener] bij het project als investeerder;
- Ontwikkeladviseur bekend was met de emotionele toestand waarin [de bestuurder] verkeerde na het overlijden van [de echtgenoot] ;
- [de vriend] op 28 september 2018 Ontwikkeladviseur erop heeft gewezen dat de overeenkomst tussen M7 en Ontwikkeladviseur nog bestond en dat [de bestuurder] zelf besliste over hoe verder te gaan;
- de overeenkomsten binnen drie maanden na het overlijden van [de echtgenoot] door [geïntimeerde in vrijwaring] zijn ondertekend;
- Ontwikkeladviseur geen onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop [geïntimeerde in vrijwaring] zich als bevoegde directeur heeft laten inschrijven;
- Ontwikkeladviseur bekend was met de positie van [geïntimeerde in vrijwaring] binnen de [de geldlener] -organisatie en met het feit dat [geïntimeerde in vrijwaring] daarom tegenstrijdige belangen had.
doorPCH 1 zou impliceren – kan ook dat haar niet baten omdat deze tekst in de gegeven omstandigheden niet doorslaggevend is.
8in het petitum van de inleidende dagvaarding als een kennelijke verschrijving worden aangemerkt). De in hoger beroep opgevoerde ingangsdatum van 24 januari 2019 heeft Ontwikkeladviseur uitsluitend onderbouwd door overlegging (als productie 2 bij memorie van antwoord) van een tweede pagina van een brief van haar advocaat waaruit die datum evenwel niet blijkt. De incidentele grief slaagt dus.