ECLI:NL:GHDHA:2022:2513

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
2200084418
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zedendelicten en mishandelingen met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Rotterdam was veroordeeld voor twee zedendelicten en mishandelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft ernstige feiten waarbij de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers heeft mishandeld en gedwongen tot ontuchtige handelingen. De verdachte moet ook schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. Het hof heeft de rol van de verdachte in de feiten als beperkt beoordeeld, ondanks de ernst van de gepleegde feiten. De straf is verlaagd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder toezicht door de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000844-18
Parketnummer: 10-700471-16
Datum uitspraak: 16 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op 8 maart 2018 hoger beroep ingesteld. Blijkens de appelmemorie d.d. 16 maart 2018 is het hoger beroep gericht tegen de kwalificatie van feit 1, in die zin dat het bewezenverklaarde schoppen tegen het slachtoffer, waardoor de bierfles verder in de anus van het slachtoffer is gedrongen moet worden gekwalificeerd als verkrachting en niet als feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals de rechtbank heeft gedaan. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep een wijziging van de tenlastelegging gevorderd die aansluiting zoekt bij de kwalificatie van de rechtbank. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in dit verband bevestigd dat de grieven van het openbaar ministerie, zoals weergegeven in de appelmemorie, niet worden gehandhaafd.
Gelet hierop en op hetgeen is bepaald in artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1A.
hij op omstreeks de periode van 22 juli 2016 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het brengen/duwen/houden van een fles in de anus van die [slachtoffer]
welk geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- ( met kracht) slaan (met een gitaar en/of de vuist en/of een honkbalknuppel) tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- dwingen van die [slachtoffer] om met ontbloot onderlichaam te gaan zitten op een fles en/of
- ( vervolgens) schoppen/trappen van die [slachtoffer], (mede) tengevolge waarvan die fles (verder) in zijn anus is binnen gedrongen en/of
- tegen die [slachtoffer] zeggen: ‘kom op [voornaam slachtoffer]! Lekker fles in je poeperd’ en/of ‘Kom op. Kom. Verder dan. Kom op lamlul’ en/of ‘kom op door’ en/of ‘nou, verder [voornaam slachtoffer]! Goed zo’ en/of ‘Effe verder met je flessie’ en/of
- in brand steken van het haar van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de fles zit) en/of
- met de vuist in het gezicht slaan van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de fles zit);
1B.
hij op of omstreeks 22 juli 2016 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen/duwen/houden van een (honkbal)knuppel in de anus van die [slachtoffer] en/of het vervolgens dwingen van die [slachtoffer] om aan die knuppel te likken
welk geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- ( met kracht) slaan (met een gitaar en/of de vuist en/of een honkbalknuppel) en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het haar in brand steken van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) duwen en/of heen en weer bewegen van die (honkbal)knuppel in de anus van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] gedwongen werd aan deze knuppel te likken;
2. ( zaak Sommelsdijk)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 06 augustus 2016 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) heeft mishandeld door:
- met een (cola)fles op/tegen zijn hoofd te slaan, en/of
- ( met geschoeide voet), in zijn zij, althans tegen/op zijn (onder)lichaam te schoppen en/of te trappen en/of (met de vuist) in het gezicht te slaan (terwijl die [slachtoffer] op een fles zat) en/of
- ( met geschoeide voet), in zijn zij en/of tegen zijn onderlichaam te schoppen (terwijl die [slachtoffer] op handen en knieën op de grond zit) en/of
- met een brandende aansteker zijn (hoofd)haar in brand te steken
- bij die [slachtoffer] een honkbalknuppel in zijn anus te duwen waarna die [slachtoffer] gedwongen werd aan deze knuppel te likken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1A, 1B en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1A.
hij op
omstreeks de periode van22 juli 2016 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, meermalen, althanseenmaal,
(telkens)door geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer]
,heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het brengen/
duwen/houden van een fles in de anus van die [slachtoffer]
welk geweld en
/of (een)andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- ( met kracht) slaan
(met een gitaar en
/ofde vuist en
/ofeen honkbalknuppel
)tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
/of
- dwingen van die [slachtoffer] om met ontbloot onderlichaam te gaan zitten op een fles en
/of
-
(vervolgens
)schoppen/trappen van die [slachtoffer], (mede) ten gevolge waarvan die fles (verder) in zijn anus is binnen gedrongen en
/of
- tegen die [slachtoffer] zeggen: ‘kom op [voornaam slachtoffer]! Lekker fles in je poeperd’ en
/of‘Kom op. Kom. Verder dan. Kom op lamlul’ en
/of‘kom op door’ en
/of‘nou, verder [voornaam slachtoffer]! Goed zo’ en
/of‘Effe verder met je flessie’ en
/of
- in brand steken van het haar van die [slachtoffer]
(terwijl die [slachtoffer] op de fles zit
)en
/of
- met de vuist in het gezicht slaan van die [slachtoffer]
(terwijl die [slachtoffer] op de fles zit
);
1B.
hij op
of omstreeks22 juli 2016 te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, meermalen, althanseenmaal,
(telkens)door geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen/
duwen/houden van een
(honkbal
)knuppel in de anus van die [slachtoffer]
en/of het vervolgens dwingen van die [slachtoffer] om aan die knuppel te likken
welk geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het
- ( met kracht) slaan
(met een gitaar
en/of de vuisten
/ofeen honkbalknuppel
)en
/ofschoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
/of
- het haar in brand steken van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) duwen en/of heen en weer bewegen van die
(honkbal
)knuppel in de anus van die [slachtoffer]
waarna die [slachtoffer] gedwongen werd aan deze knuppel te likken;
2. ( zaak Sommelsdijk)
hij op
een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 0122juli 2016
tot en met 06 augustus 2016te Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,[slachtoffer] meerdere malen,
althans eenmaal,(telkens) heeft mishandeld door:
- met een
(cola
)fles op/tegen zijn hoofd te slaan, en
/of
-
(met geschoeide voet
),in zijn zij, althans tegen/op zijn (onder)lichaam te schoppen en/of te trappen en
/of (met de vuist
)in het gezicht te slaan
(terwijl die [slachtoffer] op een fles zat
)en
/of
-
(met geschoeide voet
),in zijn zij en/of tegen zijn onderlichaam te schoppen (terwijl die [slachtoffer] op handen en knieën op de grond
zitzat) en
/of
- met een brandende aansteker zijn
(hoofd
)haar in brand te steken
- bij die [slachtoffer] een honkbalknuppel in zijn anus te duwen waarna die [slachtoffer] gedwongen werd aan deze knuppel te likken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1A bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Het onder 1B bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van verkrachting.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten waarvoor in beginsel bij wijze van bestraffing en vergelding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is.
Het slachtoffer [slachtoffer] is door de verdachte en zijn medeverdachten gedurende een periode van drie weken van zijn vrijheid beroofd en stelselmatig bedreigd, geschopt en (met en zonder honkbalknuppel) geslagen, meermalen verkracht met een honkbalknuppel, meermalen gedwongen om zichzelf anaal te penetreren met een fles, gedwongen tot seks met een man, gedwongen om menselijke en dierlijke ontlasting te eten, beschoten met airsoft-wapens, meermalen met zijn hoofd onder water gehouden, met water begoten terwijl hij met een doek over zijn gezicht op de grond lag en afgeperst.
De aard, ernst en duur van hetgeen het slachtoffer is aangedaan door de medeverdachten, mag naar het oordeel van het hof de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd niet in verzwarende zin inkleuren.
De bewezenverklaarde rol van de verdachte is dat hij op één dag een aantal uren in de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest en toen als medepleger betrokken is geweest bij een mishandeling, een verkrachting met een knuppel en een feitelijke aanranding van de eerbaarheid van het slachtoffer. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het hof is evenwel van oordeel dat de rol van de verdachte binnen de periode dat het slachtoffer is blootgesteld aan het totaal van de hierboven genoemde gewelddadige handelingen beperkt is gebleven. Het betekent ook dat die rol, hoewel de verdachte actief heeft bijgedragen aan de bewezenverklaarde feiten op 22 juli 2016, in geen verhouding staat tot de feitelijke handelingen die de medeverdachten het slachtoffer hebben aangedaan voor wat betreft de seksuele handelingen en de mishandeling. Bovendien kan aan de verdachte ook niet het initiatief worden toegerekend voor de handelingen die door zijn medeverdachten voorafgaand en volgend op 22 juli 2016 op het slachtoffer zijn uitgeoefend. Dat betekent ook dat hoewel de verdachte op 22 juli 2016 weliswaar bekend was met de omstandigheid dat het slachtoffer (naar verluidt) met jonge meisjes chatte, aan hem niet het motief kan worden toegerekend in de sfeer van vermeende pedofilie door het slachtoffer die voor de medeverdachten (mede) de gestelde aanzet was tot hun handelen aan het begin van de periode. Het hof ziet de rol van de verdachte dus anders dan de rechtbank, ook al acht het hof de bewezenverklaarde feiten, zoals reeds overwogen zeer ernstig. Dat de verdachte kort aanwezig is geweest bij de mishandeling van een ander slachtoffer in het dossier, [slachtoffer 2], zoals door de advocaat-generaal betoogd, maakt dit niet anders nog daargelaten dat dit feit niet als zodanig aan de verdachte is verweten.
Daar komt bij dat de verdachte reeds bij gelegenheid van zijn verhoor van 18 augustus 2016 zijn eigen handelingen heeft erkend en heeft aangegeven dat hij het heel erg vond voor ‘dat ventje’. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat hij niet weet waarom hij het haar van die [slachtoffer] heeft verschroeid, het hem toen leuk leek om die [slachtoffer] te schoppen en te slaan en dat hij spijt heeft van het lachen en aanmoedigen van medeverdachten. De verdachte heeft dus vanaf het begin het strafrechtelijk berispelijke van zijn handelingen ingezien. De rechtbank heeft met ingang van 25 april 2017 de voorlopige hechtenis geschorst.
Behalve het aspect van bestraffing en vergelding moeten ook de specifieke persoonlijke omstandigheden en de persoon van de verdachte alsmede het tijdsverloop worden betrokken bij de strafmaat.
In eerste aanleg is de verdachte onderzocht door een psycholoog en een psychiater. De conclusie van de beide gedragsdeskundigen luidt dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van lichte zwakzinnigheid. Zij maken melding van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met onrijpe, antisociale, theatrale en borderline trekken. Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de intellectuele vermogens en die heeft, samen met de persoonlijkheidsstoornis, een verstoorde oordeels- en kritiekfunctie tot gevolg. Omdat de verdachte impulsief handelt en meer dan een gemiddeld mens beïnvloedbaar is, laat hij zich snel meeslepen en ziet niet of te laat in dat hij fout handelt. Het advies van de gedragsdeskundigen luidt dat aan de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate is toe te rekenen. Het hof neemt deze conclusie over en zal de feiten in verminderde mate toerekenen aan de verdachte.
Uit de voortgangsverslagen van de reclassering van 15 januari 2018 en 2 november 2019 en het reclasseringsadvies van 10 november 2022 blijkt dat de verdachte zich houdt aan de voorwaarden die bij de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. In 2018 adviseerde de reclassering ambulante begeleiding door Homerun via de Stichting Humanitas. Die begeleiding heeft sinds het vonnis van de rechtbank van 23 februari 2018 verder vorm gekregen. Uit het reclasseringsadvies van 10 november 2022 is op te maken dat de verdachte geen verdovende middelen meer gebruikt, dat hij gedurende ruim tweeëneenhalf jaar een enkelband heeft gedragen zonder een overtreding (van het hiermee gecontroleerde locatiegebod) te begaan, en dat de kans op recidive thans als laag wordt ingeschat. Door de behandeling van de afgelopen jaren kan de verdachte meer reflecteren op zijn eigen handelen. Voornoemde voorwaarde met betrekking tot het locatieverbod gecontroleerd met de enkelband is door het hof geschrapt bij gelegenheid van de regiezitting van 12 november 2019.
Daarnaast geeft de reclassering in 2022 aan dat de verdachte fysiek simpelweg niet meer in staat is tot delict gedrag. Voor wat betreft deze gezondheids-problematiek neemt het hof in dit verband in aanmerking dat de verdachte toen hij 17 jaar oud was een zodanig ernstig verkeersongeval heeft gehad dat hij sindsdien volledig arbeidsongeschikt is en een uitkering krijgt. Uit de stukken blijkt verder van hartklachten waaronder tweemaal een hartstilstand en een lekkende hartklep in de daaropvolgende jaren. In zijn pleitnota in eerste aanleg van 18 november 2016 heeft de raadsman reeds gewezen op de slechte gezondheidstoestand van de verdachte. Bij e-mail van 22 januari 2021 meldt de raadsman dat de gezondheidstoestand van de verdachte verder achteruit is gegaan en dat hij een noodzakelijke operatie mogelijk niet zal overleven. Bij e-mail van 17 maart 2022 heeft de advocaat-generaal het hof medegedeeld dat zij de reclassering zal verzoeken nader te rapporteren over de gezondheidstoestand en de detentiegeschiktheid van de verdachte. Het reclasseringsadvies d.d. 10 november 2022 behelst daartoe dat detentie voor de verdachte, gelet op zijn thans nog verder verslechterde fysieke toestand en de omstandigheid dat hij cognitief nog niet hersteld is van doorgemaakte hersenbloedingen, zodanig grote stress tot gevolg zal hebben dat dit (grote) fysieke risico’s met zich brengt. De reclassering adviseert een forse voorwaardelijke straf op te leggen met lange proeftijd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft mevrouw M.B. Schaap het reclasseringsadvies nader toegelicht. Zij heeft uitgelegd dat de verdachte nu al 5 jaren onder toezicht staat en dat dit toezicht goed verloopt. Met een voortdurende proeftijd kan het toezicht, dat de verdachte structuur en houvast biedt, nog langer doorlopen. Detentie zal alles tenietdoen wat nu is opgebouwd.
Het hof betrekt bij de beoordeling van dit advies ook de omstandigheid dat de raadsman bij e-mail d.d. 23 maart 2022 en d.d. 28 oktober 2022 heeft laten weten dat de verdachte afatisch is en niet coherent zal kunnen reageren op vragen van het hof ter terechtzitting in hoger beroep. Uiteindelijk heeft de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep kunnen verschijnen vanwege een acute ziekenhuisopname waarbij hij ook voortdurend aan de kunstmatige toediening van zuurstof moest. Van het Erasmus Medisch Centrum is informatie d.d. 16 november 2022 ontvangen van de zijde van de longarts [longarts van de verdachte] die de verdachte gezien de complexiteit van alle problematiek en zijn huidige gezondheid niet in staat en niet geschikt acht voor detentie. De advocaat-generaal heeft de informatie doorgezonden naar de Dienst Justitiële Inrichtingen die op 22 november 2022 concludeert dat het gelet op de geplande zitting van 29 en 30 november 2022 te kort dag is om tot nadere actie te komen inzake een advies over de (mogelijke) detentieongeschiktheid.
Het hof ziet zich tegen deze achtergrond gesteld voor de vraag of thans geen bijzondere acht dient te worden geslagen op voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte nu de detentie(on)geschiktheid niet kan worden vastgesteld. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot het opleggen van een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en rekening houdend met de gezondheidstoestand van de verdachte. De verdachte is volgens haar detentiegeschikt en moet daarom het resterende onvoorwaardelijk deel van de gevorderde straf uitzitten. De raadsman van de verdachte heeft primair betoogd dat de toestand van de verdachte gelet op de beschikbare informatie een contra-indicatie is voor detentie, en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn subsidiair verzocht het reclasseringsadvies te volgen. Het hof beantwoordt voornoemde vraag aldus dat in de afweging van de strafdoelen en het maatschappelijk belang van strafoplegging tegen de persoonlijke belangen en de persoon van de verdachte die laatsten in dit geval zwaarder moeten wegen. Weliswaar is medische zorg in het kader van detentie mogelijk in daartoe ingerichte bijzondere justitiële centra, maar de huidige fysieke toestand zoals daarvan blijkt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, geeft geen vooruitzicht op wezenlijke verbetering maar eerder op verslechtering van de gezondheidstoestand van de verdachte. Alles overwegend zal een eventuele opschorting van de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijk deel van een gevangenisstraf naar het oordeel van het hof dus geen passende oplossing zijn. Het hof acht die ook niet geboden.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof verder acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte in Nederland eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Hoewel dat hem er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan, dient wel opgemerkt te worden dat het deels om oudere feiten gaat en dat geen van de feiten gelijk is aan de thans bewezenverklaarde feiten.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat in de onderhavige zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden.
Het hof stelt hiertoe het volgende vast:
  • op 23 februari 2018 is namens de verdachte en op 8 maart 2018 is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
  • namens de verdachte is geen schriftuur inhoudende grieven ingediend;
  • op 12 november 2019 en 17 mei 2022 hebben bij het hof regiebehandelingen plaatsgevonden;
  • blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 november 2019 ziet het namens de verdachte ingestelde hoger beroep op de strafmaat en is het niet gericht tegen de kwalificatie van feit 1 (oud);
  • de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 29 en 30 november 2022;
  • het onderzoek ter terechtzitting is op 16 december 2022 gesloten;
  • dit arrest wordt gewezen op 16 december 2022, ruim 4 jaren en 9 maanden na het instellen van het hoger beroep.
De behandeling van de terechtzitting in hoger beroep is derhalve niet binnen 24 maanden nadat hoger beroep is ingesteld, afgerond met een eindarrest. Deze overschrijding is onder meer gelegen in de omstandigheid dat de zaak van de verdachte gelijktijdig met de zaak van een medeverdachte behandeld diende te worden, welke omstandigheid niet voor rekening van de verdachte kan komen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn met ruim 2 jaren en 9 maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen. Voor het overige wordt de overschrijding van de redelijke termijn gecompenseerd in het voorwaardelijk deel van de strafoplegging, te weten 16 maanden voorwaardelijk, met de oplegging van een proeftijd voor de duur van drie jaren met bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden worden opgelegd als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te gaan plegen en opdat hij nog geruime tijd onder toezicht van de reclassering zal staan en begeleid en behandeld zal worden. De strafoplegging wordt dus zodanig bepaald dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1A, 1B en 2 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 31.675,04, bestaande uit € 1.675,04 materiële schade en € 30.000,00 immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 31.675,04.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.675,04 (bestaande uit
€ 1.675,04 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade), hoofdelijk opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de gevorderde materiële schade rechtstreeks het gevolg is van de ten aanzien van de verdachte bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij zal in de vordering tot vergoeding van die materiële schade dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt het hof als volgt.
De benadeelde partij is een kwetsbaar persoon met psychische problemen en is verstandelijk minder
begaafd. De gevolgen voor hem zijn enorm, zo blijkt uit het dossier, uit de slachtofferverklaring die in eerste aanleg is voorgedragen en uit de toelichting bij de vordering die het slachtoffer als benadeelde partij heeft ingediend. Hij heeft — naast lichamelijk letsel — een groot trauma opgelopen. Daarvoor zal hij naar het zich laat aanzien nog lang behandeld moeten worden, waarbij volledig herstel onzeker is. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de benadeelde partij nog niet heeft kunnen beginnen met de nodige traumaverwerking. Hij is niet in staat geweest op de terechtzitting te verschijnen.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade die door de verdachte is veroorzaakt, leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Omdat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben bijgedragen aan de in deze zaak bewezenverklaarde feiten zal het bedrag van € 4.000,00 hoofdelijk met hen worden toegewezen. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat – hoewel de bewezenverklaringen in de zaken van de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zien op 22 juli 2016 op onderdelen uiteen lopen – het verwijt dat hun wordt gemaakt voor zover dit relevant is voor de dientengevolge geleden schade gelijk is.
Voor het overige zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade – mede in aanmerking nemend dat de hoogte van de vordering ziet op een groter aantal feiten dan ten aanzien van deze verdachte aan de orde - in deze zaak worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 4.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. Gelet op de persoonlijke omstandigheden, zoals hierboven weergegeven, zal het hof bepalen dat er geen gijzeling zal volgen in het geval de verdachte niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 242, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
16 (zestien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van de Stichting Humanitas, onderdeel Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd, of zolang het openbaar ministerie dat nodig vindt, verboden is contact te leggen of te laten leggen met het slachtoffer, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), en de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum medeverdachte 3]);
  • het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd of zolang het openbaar ministerie dit nodig acht verboden is zich te bevinden in Sommelsdijk, gemeente Goeree-Overflakkee, althans de plaats waar het slachtoffer woonachtig is. De politie houdt toezicht op de naleving van het locatieverbod.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 26.000,00 (zesentwintigduizend euro) aan immateriële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 22 juli 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer, mr. E.J. van As en mr. O.M. Harms, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2022.