Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/585269 / HA ZA 19-1290
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 17 november 2020, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2020;
- het arrest van dit hof van 22 december 2020 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2021;
- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis van [appellant];
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel hoger beroep van [verweerder];
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van [appellant].
3.Feitelijke achtergrond
A.
Scabro levert als een betrouwbare partner, verklaarbare prijsstijgingen en force majeur daargelaten heeft Scabro een leveringsplicht aan MCT tegen normale prijzen en levertijden.
A.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
primair
subsidiair
6.Beoordeling in hoger beroep
Orange Aircraft
ter vervangingvan Rampf producten die klanten gebruiken. Een andere lezing zou namelijk tot de ongerijmde uitkomst leiden dat MCT aan geen van haar bestaande klanten die op het moment van het sluiten overeenkomsten met Rampf concurrerende producten gebruiken dergelijke producten zou mogen blijven verkopen, ook als de klant dit uitdrukkelijk wenst. Dat dat de bedoeling zou zijn geweest en dat [verweerder] daarmee zou hebben ingestemd is onaannemelijk. De lezing van [verweerder] wordt bevestigd door punt 2 van de persoonlijke overeenkomst, waarin is bepaald dat [verweerder] er alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat
de huidige klanten die Rampf producten gebruikendit zullen blijven doen, en dat MCT
bij deze klantenniet een alternatief mag aanbieden voor de Rampf producten. Het standpunt dat het enkele leveren door MCT van met Rampf concurrerende producten aan een bestaande klant in alle gevallen al in strijd zou zijn met de overeenkomsten gaat dus niet op.
bezoek aan strategische klanten
.
“op verzoek van Scabro ieder gewenste klant bijvoorbeeld 1 x p.j. gezamenlijk wordt bezocht”(e-mail van [appellant] van 8 januari 2017). [verweerder] kan zich daar niet in vinden, waarna [appellant] in de e-mail van 13 januari 2017 de formulering voorstelt:
“Strategische klanten zullen samen (…) bezocht worden om op die manier een beter zicht te krijgen op de markt en de omzet van Rampf te verhogen. (…) Wij stellen elkaar bij de klant voor als partners in de Benelux die beiden Rampf leveren. Er worden ca 10 klanten per jaar bezocht.”. In de persoonlijke overeenkomst die kort daarna wordt ondertekend staat vervolgens alleen:
“Strategische klanten zullen samen bezocht worden om op die manier een beter zicht te krijgen op de markt en de omzet van Rampf te verhogen. Wij stellen elkaar voor als partners in de Benelux die beiden Rampf leveren.”Hoe uit dit verloop van de e-mails blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over wat onder strategische klanten moet worden verstaan, heeft [appellant] niet duidelijk weten te maken. [appellant] heeft erop gewezen dat hij in de e-mail van 13 januari 2017 heeft benoemd om welke klanten het onder andere gaat die bezocht moeten worden, te weten Omco, Ecoplast/Caractere en Michelin, maar [verweerder] heeft daartegenover aangevoerd dat Omco door [appellant] en [verweerder] is bezocht, dat Ecoplast geen strategische klant is omdat die er financieel slecht voorstond en failliet is, dat Caractere een klant is van [appellant] zelf en dat Michelin een Franse klant is die niet binnen het territoriale bereik van de overeenkomsten valt. [appellant] heeft dat vervolgens niet weersproken. [appellant] stelt verder in de processtukken dat het de bedoeling was dat partijen “ieder jaar een aantal klanten bezoeken”, dat zij “nagenoeg alle klanten bezoeken” en dat onder strategische klanten wordt verstaan “alle klanten die voor de toekomst (het hof begrijpt: van Scabro) van belang zijn”. Dat dit in de bepalingen over de strategische klanten moet worden gelezen en dat [verweerder] daarmee heeft ingestemd danwel dit redelijkerwijs had moeten begrijpen, heeft [appellant] niet (voldoende) onderbouwd.
conclusie: het incidenteel hoger beroep van [verweerder] slaagt
de bestellingen van MCT in juni 2019
“Nadat ik de mededeling kreeg dat de overeenkomst werd opgezegd, heb ik nog een hoeveelheid Rampf producten besteld. Ik wilde namelijk een buffer voor een paar maanden hebben voor klanten van MCT die die producten gebruikten. In die tijd zouden zij dan kunnen bekijken welk product ze wilden gaan gebruiken. Overschakelen naar een ander product vergt namelijk tijd.”. Hieruit blijkt dat [verweerder], nadat duidelijk was dat MCT geen sub-distributeur van Rampf producten voor België meer zou zijn, een buffer wilde hebben zodat zij haar (Belgische) klanten nog een paar maanden van Rampf producten kon voorzien. Deze tijd wilde MCT gebruiken om haar klanten de gelegenheid te geven over te stappen naar andere (met Rampf concurrerende) producten.
conclusie: het principaal hoger beroep van [appellant] slaagt