ECLI:NL:GHDHA:2022:25

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
200.296.468/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake verzoek om afschriften van bescheiden en dwangsom

In deze zaak vorderen appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], dat de gemeente Den Haag wordt veroordeeld om afschriften te verstrekken van bepaalde bescheiden, op verbeurte van een dwangsom. De appellanten stellen dat zij deze documenten nodig hebben om hun verweer te onderbouwen in een andere procedure waarin de gemeente hen aanspreekt voor onrechtmatig handelen. De gemeente heeft [appellant 1] op staande voet ontslagen, wat door de appellanten als onterecht wordt beschouwd. De voorzieningenrechter heeft in een eerder vonnis de gemeente gedeeltelijk veroordeeld tot afgifte van de gevraagde stukken, maar geen dwangsom opgelegd omdat de gemeente gerechtelijke uitspraken pleegt na te komen.

In hoger beroep hebben de appellanten de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter gevorderd, met de eis dat de gemeente alsnog de gevraagde documenten verstrekt en dat er een dwangsom wordt opgelegd. De gemeente heeft betwist dat zij niet aan de veroordeling heeft voldaan en stelt dat niet alle gevraagde documenten binnen de gemeente bestaan. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente niet volledig heeft voldaan aan de eerdere veroordeling, maar dat er geen aanleiding is om een dwangsom op te leggen. Het hof heeft ook een kennelijke verschrijving in het dictum van het bestreden vonnis hersteld, waarbij het de gemeente gebiedt om de afschriften van het ‘Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 tot en met 2020’ te verstrekken.

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis, met de aanpassing van de kennelijke verschrijving, en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.296.468/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/611538 / KG ZA 21/435
arrest van 25 januari 2022
inzake

1.[appellant 1] ,

2. [appellante 2]
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen, respectievelijk: [appellant 1] en [appellante 2] , en gezamenlijk: [appellant 1] c.s.,
advocaat: mr. D.M.L. Heberle te Eindhoven,
tegen
de Gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. N.E.J. Franken te Den Haag.

1.Waar deze zaak over gaat

In deze procedure vorderen [appellant 1] c.s. dat de gemeente wordt veroordeeld om afschriften te verstrekken van een aantal bescheiden, een en ander op verbeurte van een dwangsom. [appellant 1] c.s. stellen belang bij deze bescheiden te hebben omdat zij van mening zijn dat [appellant 1] door de gemeente ten onrechte op staande voet is ontslagen vanwege frauduleus handelen. Zij zijn verder van mening dat zij de gevraagde stukken nodig hebben om hun verweer te kunnen onderbouwen in de procedure waarin de gemeente [appellant 1] c.s. aanspreekt voor onrechtmatig handelen.

2.Het verloop van het geding

2.1
Bij exploot van 15 juni 2021 zijn [appellant 1] c.s. in hoger beroep gekomen van een tussen partijen gewezen kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 18 mei 2021. In de appeldagvaarding hebben [appellant 1] c.s. twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en hebben zij producties overgelegd.
2.2
Bij memorie van antwoord heeft de gemeente de grieven bestreden en producties overgelegd.
2.3
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

3.Inleiding

3.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
  • i) [appellant 1] en [appellante 2] zijn in gemeenschap van goederen getrouwd.
  • ii) Op 1 juni [jaar 1] is [appellant 1] in dienst getreden bij de gemeente.
  • iii) De gemeente heeft [appellant 1] op 4 maart [jaar 2] op staande voet ontslagen. De gemeente heeft aan dit ontslag ten grondslag gelegd dat [appellant 1] (1) ervoor heeft zorggedragen dat er op grote schaal frauduleuze facturen zijn gemaakt, ingediend en betaald door medewerkers van de gemeente, hoewel daarvoor geen (volledige) prestatie is geleverd en (2) stelselmatig in strijd heeft gehandeld met de interne werkprocessen en de gedragscode van de gemeente.
  • iv) De kantonrechter heeft bij beschikking van 1 juli 2020 het verzoek van [appellant 1] om vernietiging van het ontslag op staande voet, afgewezen. [appellant 1] is van deze beschikking in hoger beroep gegaan.
  • v) De gemeente heeft [appellant 1] c.s. gedagvaard voor de rechtbank Den Haag, stellende dat [appellant 1] c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. De gemeente heeft gevorderd dat [appellant 1] c.s. worden veroordeeld tot betaling van ruim € 1,7 miljoen aan schadevergoeding. De gemeente heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij door [appellant 1] c.s. is benadeeld omdat [appellant 1] , als werknemer van de gemeente, frauduleus heeft gehandeld en [appellante 2] , als zijn echtgenote, deze frauduleuze praktijken te kwader trouw heeft aanvaard en daarvan heeft geprofiteerd.
3.3
In deze procedure hebben [appellant 1] c.s. gevorderd dat de gemeente wordt veroordeeld om inzage te geven in en (digitale) afschriften te verstrekken van een aantal bescheiden die in de inleidende dagvaarding zijn gespecificeerd, een en ander op verbeurte van een dwangsom. [appellant 1] c.s. hebben in hun inleidende dagvaarding aan deze vordering ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet en/of van onrechtmatig handelen, zoals door de gemeente wordt gesteld. Zij zijn van mening dat zij de stukken nodig hebben om hun verweer te onderbouwen.
3.4
De voorzieningenrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en heeft geoordeeld dat de gemeente aan [appellant 1] c.s. afschriften moet verstrekken van:
het ICT-protocol van de gemeente over de jaren 2012 tot en met 2020;
de functieprofielen van de functie ([functienaam 1] over de jaren 2012 tot en met 2021;
het Protocol prestatieverklaringen en handleiding (handboek) prestatieverklaringen over de jaren 2012-2020;
het Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 en 2020;
het Protocol Autorisatie Oracle-systeem en autorisatie medewerker(s);
het plan van aanpak met betrekking tot de reorganisatie DSB en opheffen bedrijfsbureaus in 2012;
het memo van 22 november 2017 van de heer [betrokkene] aan het management BEC over hoe de gemeente de autorisatie van medewerkers organiseert;
voor zover deze stukken nog beschikbaar zijn en waarbij de gemeente bevoegd is om privacygevoelige passages zwart te lakken. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat er geen dwangsom zal worden opgelegd omdat de gemeente gerechtelijke uitspraken pleegt na te komen.
3.5
In hoger beroep hebben [appellant 1] c.s. gevorderd dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt en hun vordering(en) alsnog volledig toewijst, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.6
De gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant 1] c.s. in de kosten van het geding.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1
Met grief 1 voeren [appellant 1] c.s. aan dat de gemeente het bestreden vonnis niet volledig is nagekomen en dat om die reden alsnog een dwangsom moet worden opgelegd. Meer concreet heeft de gemeente volgens hen nagelaten de volgende documenten te verstrekken:
het ICT-protocol over de jaren 2012 tot en met 2020;
de functieprofielen ([functienaam 1] over de jaren 2012 tot en met 2021:
o Haags Generiek Functieboek 2012;
o Functieprofiel [functienaam 1] 2014;
o Functie [functienaam 1] 2016 (niet zijnde die in het profielenboek controlefunctie genoemd staat);
o Functie [functienaam 1] 2018, en rol [functienaam 2] 2018;
o Functie [functienaam 1] 2020, en rol [functienaam 2] 2020;
3. het Protocol prestatieverklaringen en handleiding (handboek) prestatieverklaringen over de jaren 2012 tot en met 2020;
4. het Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 tot en met 2020;
5. het Protocol Autorisatie Oracle-systeem en autorisatie medewerker(s) over de jaren 2012 tot en met 2020.
4.2
De gemeente heeft aangevoerd dat zij alle stukken waarop het vonnis van de voorzieningenrechter betrekking had, aan [appellant 1] c.s. heeft verstrekt, althans voor zover zij daarover beschikt. De gemeente stelt dat niet alle door [appellant 1] c.s. genoemde bescheiden als zodanig binnen de gemeente bestaan en dat zij bij e-mails van 25 mei 2021 en 26 mei 2021 alle benodigde stukken heeft overgelegd.
4.3
Meer concreet voert de gemeente het volgende aan.
1. Ter zake van het ICT-protocol van de gemeente over de jaren 2012 tot en met 2020 heeft de gemeente opgemerkt dat een protocol met een dergelijke naam niet bestaat. Zij heeft daarom de volgende stukken aan [appellant 1] c.s. verstrekt:
- de Gedragscode Gemeente Den Haag d.d. 20 februari 2018;
- de Regeling gebruik ICT middelen en gemeentelijke informatie d.d. 7 oktober 2014;
- de Bruikleenovereenkomst laptop.
2. Ter zake van de functieprofielen van de functie ([functienaam 1] over de jaren 2012 tot en met 2021 heeft de gemeente toegelicht dat de functieprofielen [functienaam 1] 2014, 2016 en 2018 niet bestaan en dat er geen specifiek profiel voor de functie [functienaam 1] bestaat. De gemeente heeft aan [appellant 1] c.s. de volgende stukken verstrekt:
- het Haags Personeelsreglement d.d. 1 januari 2021;
- het Haags Generiek Functiehuis augustus 2017;
- het Profielenboek Controlfunctie;
- het Besluit inpassing functie in het Haags Generiek Functiehuis d.d. 24 juli 2014;
- het Besluit Haags Generiek Functiehuis d.d. 15 mei 2012;
- het Functie-Informatieformulier van augustus 2012.
3. Ter zake van het Protocol prestatieverklaringen en handleiding (handboek) prestatieverklaringen over 2012 tot en met 2020, en ter zake van
4. het Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 tot en met 2020 heeft de gemeente aangevoerd dat deze bescheiden als zodanig niet bestaan. In plaats daarvan heeft de gemeente de volgende stukken aan [appellant 1] c.s. verstrekt:
- het Accounting Manual één administratie Gemeente Den Haag d.d. 14 december 2020;
- het Inkoopproces fysiek domein: voortraject;
- de Quick Reference Card Toevoegen prestatieverklaring aan inkoopfactuur;
- de Werkinstructie: Aanvraag tot Betaling d.d. 15 december 2020;
- de Werkinstructie iProcurement d.d. 14 december 2020;
- het Handboek prestatiebevestigingen DSB van juli 2013, welk handboek in deze procedure als productie 6 bij memorie van antwoord is overgelegd.
5. Ter zake van het Protocol Autorisatie Oracle-systeem en autorisatie medewerker(s) heeft de gemeente aangevoerd dat de werkwijze en het proces inzake autorisatie in Oracle al jaren ongewijzigd is. Zij heeft aan [appellant 1] c.s. het volgende stuk verstrekt:
- Beleid, Beheer en Conversie autorisatie Administratie en Informatievoorziening d.d. 2 december 2020.
4.4
Gelet op de gemotiveerde betwisting van de gemeente, kan niet worden vastgesteld dat de gemeente niet (volledig) heeft voldaan aan de veroordeling in het bestreden vonnis. Het hof betrekt daarbij dat de rechtbank heeft bepaald dat de gemeente alleen gehouden is tot afgifte van de stukken die nog beschikbaar zijn. Om die reden is het hof van oordeel dat er geen aanleiding is om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling.
4.5
Gezien de aard van deze kortgedingprocedure ziet het hof evenmin aanleiding tot nadere bewijslevering over – kort gezegd – het al dan niet bestaan van de door [appellant 1] c.s. gevraagde stukken.
4.6
Met grief 2 voeren [appellant 1] c.s. aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen (in rov. 4.2) en beslist (in rov. 5.1) dat de vordering ter zake van het ‘Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012
en2020’ toewijsbaar is, terwijl de vordering van [appellant 1] c.s. betrekking had op het protocol over de jaren 2012
tot en met2020.
4.7
Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een kennelijke verschrijving in de zin van art. 31 lid 1 Rv, die zich leent voor eenvoudig herstel. Reeds in de inleidende dagvaarding hebben [appellant 1] c.s. immers gevorderd dat zij afschriften van dit protocol wensen over de jaren 2012
tot en met2020, terwijl uit niets blijkt dat de rechtbank de bedoeling heeft gehad de vordering op dit punt slechts gedeeltelijk toe te wijzen. In zoverre is de grief gegrond. Het hof zal in het dictum de kennelijke verschrijving herstellen.
4.8
Het hof merkt nog op dat de gemeente ter zake van de bedoelde stukken heeft aangevoerd dat het desbetreffende protocol niet bestaat, dat de verschrijving daarom niet relevant is, dat zij de wel aanwezige bescheiden die betrekking hebben op het proces inzake betalingsaanvragen aan [appellant 1] c.s. heeft overgelegd en dat dit proces al lange tijd ongewijzigd geldend is. Naar het hof begrijpt, is de gemeente dus van mening dat zij terzake niets meer aan [appellant 1] c.s. kan verstrekken.
4.9
De conclusie is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, met dien verstande dat de kennelijke verschrijving in rov. 5.1 van het bestreden vonnis ter zake van het gebod met betrekking tot het ‘Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 en 2020’ zal worden hersteld.
4.1
[appellant 1] c.s. zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis, met dien verstande dat de kennelijke verschrijving in rov. 5.1 ter zake van het gebod aan de gemeente om een afschrift van het ‘Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 en 2020’ aan [appellant 1] c.s. te verstrekken, als volgt wordt hersteld:
“5.1. gebiedt de gemeente binnen twee weken na heden aan [appellant 1] cs (digitale) afschriften te verstrekken van:
- het Protocol proces aanvraag tot betaling over de jaren 2012 tot en met 2020;”
  • veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de gemeente tot aan deze uitspraak bepaald op € 772,- aan verschotten en € 1.114,- voor salaris van de advocaat;
  • verklaart dit arrest wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, A.J.P. Schild en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.