ECLI:NL:GHDHA:2022:2493

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
200.297.587/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van stukken in kort geding met dwangsom

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een hoger beroep in kort geding, heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2022 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een incident waarin Waalstede Vastgoed B.V. en andere appellanten (Waalstede c.s.) vorderingen hebben ingesteld tegen Druvar Vastgoed B.V. en andere verweerders (Druvar c.s.) met betrekking tot de verstrekking van documenten. Eerder was Druvar c.s. al veroordeeld om bepaalde stukken te verstrekken, maar dit was zonder dwangsom en Druvar c.s. heeft hieraan niet voldaan. Het hof heeft nu besloten om de vordering van Waalstede c.s. toe te wijzen en Druvar c.s. te veroordelen om de gevraagde stukken te verstrekken, ditmaal met een dwangsom van € 10.000 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 1.000.000.

De procedure is voortgekomen uit een geschil dat eerder heeft geleid tot een arrest van het hof van 13 november 2018, waarin een vordering van Waalstede tot schadevergoeding werd afgewezen. Druvar c.s. had conservatoir beslag gelegd op een aanzienlijk bedrag, wat leidde tot verdere juridische stappen. De huidige uitspraak is een vervolg op eerdere arresten en incidenten, waarbij het hof de noodzaak van de verstrekking van de documenten heeft onderstreept, gezien de betrokkenheid van de partijen en de juridische context van de zaak. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de eindbeslissing in het kort geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.297.587/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/619795 / KG ZA 21-456
Arrest in kort geding in het incident ex artikel 843a Rv van 13 december 2022
in de zaak van

1.Waalstede Vastgoed B.V.,gevestigd in Hedel

2. ’
’t Goeie Spoor B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
2. [appellant 3]
,wonende in [woonplaats],
2. [appellant 4]
,wonende in [woonplaats],
appellanten in het principaal hoger beroep,
verweerders in incidenteel hoger beroep,
verzoekers in het incident,
advocaat: mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,
tegen

1.Druvar Vastgoed B.V.,gevestigd in Kerkwijk (gemeente Zaltbommel),

2.
[geïntimeerde 2],wonende in [woonplaats],
verweerders in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. D.I.J. Snijders te 's-Hertogenbosch.
Het hof zal verzoekers in het incident samen en verweerders in het incident samen hierna respectievelijk noemen Waalstede c.s. en Druvar c.s.. Partijen afzonderlijk zullen hierna worden genoemd Waalstede, ’t Goeie Spoor, [appellant 3], [appellant 4], respectievelijk Druvar en [geïntimeerde 2].

1.De zaak in het kort

1.1
In dit incident gaat het om de vraag of Druvar c.s. nog een drietal stukken moet verstrekken aan de wederpartij, thans op straffe van een dwangsom. Druvar is hiertoe al eerder veroordeeld, echter zonder dwangsom. Druvar c.s. heeft tot nu toe niet aan deze veroordeling voldaan.
1.2
Het hof wijst de vordering toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 13 juli 2021, waarmee Waalstede c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2021 (hierna ook: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven van Waalstede c.s., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel van Druvar c.s., met bijlagen;
  • de akte incidentele vordering van Waalstede c.s., met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Druvar c.s., met bijlagen;
  • de akte houdende vermindering van eis in het incident.
2.2
Hierna is arrest in het incident bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen partijen is een geschil ontstaan, dat heeft geleid tot een arrest van dit hof van 13 november 2018, met zaaknummer 200.195.832/02 (hierna: de hoofdzaak). In dat arrest is de vordering van (onder meer) Waalstede tot betaling van schadevergoeding afgewezen.
3.2
Van dit arrest is herroeping gevraagd. Deze procedure is bij het hof bekend onder zaaknummers 200.278.410/01 en 200.278.462/01 (hierna: de herroepingsprocedure).
In de herroepingsprocedure heeft het hof bij arrest van 6 april 2021 in een incident ex artikel 843a Rv Druvar c.s. veroordeeld om aan, onder meer, Waalstede een groot aantal bescheiden in afschrift te verstrekken. Druvar c.s. is deze veroordeling niet volledig nagekomen.
Bij arrest van 3 mei 2022 in de herroepingsprocedure heeft het hof het geding in de hoofdzaak heropend ten aanzien van de eerste grondslag van de vordering van (onder meer) Waalstede.en de zaak verwezen naar rol. De hierop volgende verwijzingsprocedure loopt nog.
3.3
Druvar c.s. heeft op 4 juni 2021, met verlof van de voorzieningenrechter, conservatoir beslag gelegd voor ruim € 10.000.000,-- ten laste van (onder meer) Waalstede c.s.. De grondslag hiervan is door Druvar c.s. gesteld onrechtmatig handelen door beslagenen, bestaande uit het doen van valse aangifte tegen Druvar c.s. en het onjuist informeren van de belastingdienst en de NS over Druvar c.s..

4.Procedure bij de rechtbank in kort geding

4.1
De voorzieningenrechter heeft op vordering van (onder meer) Waalstede c.s. bij het thans bestreden vonnis van 15 juni 2021 Druvar c.s. veroordeeld om de beslagen ten laste van [appellant 4] Woningbeheer B.V., Charleston Vastgoed Rotterdam B.V. en Yellow Sprint Holding B.V. op te heffen, dit op straffe van een dwangsom. De beslagen ten laste van thans appellanten (Waalstede c.s.), zijn daarbij gehandhaafd.

5.Vorderingen in het incident in hoger beroep

5.1
Waalstede c.s. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Op dit moment is, na vermindering van eis in het incident, alleen de vordering van Waalstede c.s. in het incident aan de orde.
5.2
Waalstede c.s. vordert thans veroordeling van Druvar c.s. tot verstrekking van een drietal bescheiden, op straffe van een dwangsom. Het gaat om:
a) Email [naam 1] d.d. 29 augustus 2014 met als bijlage het bestand “Structuur samenwerking tender.xlsx” vindplaats in het strafdossier onbekend; er wordt naar verwezen in ZD-003 (productie 27). blz. 13 met opname van een organogram met de structuur van de afgesproken samenwerking.b) Informatie betreffende de GreeNS portefeuille bekend als- De betere percelen/meest waardevolle percelen door [geïntimeerde 2] gemaild naar [naam 2] op 10 juli 2014 (document 14072014143817050.pdf en 4072014150213794.pdf);- De WBB gemaild door [geïntimeerde 2] naar [naam 2] op 13 augustus 2014 (document3082014134421520.pdf) - WBB staat voor Wet bodembescherming ofwel vervuildegronden;- Huurovereenkomsten door [geïntimeerde 2] gemaild naar [naam 2] op 29 augustus 2014.c) E-mailbericht [geïntimeerde 2] aan [naam 2] d.d. 2 oktober 2014 met als bijlage “Gespreks Leidraad [naam 3].PPT” in het strafdossier aangeduid als DOC-159, waarvan de inhoud wordt beschreven op blz. 8 van AMB-026.

6.Beoordeling in het incident

6.1
Het hof heeft over de gevraagde stukken al in de herroepingsprocedure beslist, en wel bij voormeld bij arrest van 6 april 2021 (ten aanzien van de nummers 3, 6 en 16 in het dictum). Druvar c.s. is toen veroordeeld om deze in afschrift te verstrekken aan (onder meer) Waalstede. Aan deze veroordeling is geen dwangsom verbonden. Druvar c.s. heeft deze stukken niet verstrekt.
6.2
Het hof zal Druvar c.s. opnieuw veroordelen om deze stukken te verstrekken, thans versterkt met een dwangsom. Toewijzing is gerechtvaardigd. De gronden zijn reeds getoetst bij voormeld arrest van 6 april 2021 en zijn ook in dit geschil in kort geding nog onverkort aanwezig. Het hof heeft daarbij mede gelet op artikel 611a Rv en BenGH 17 december 2009, NJ 2010/82 (Stedenbouwkundig Inspecteur Vlaams Gewest/X).
6.3
Hierbij weegt het hof mee dat niet is gesteld en evenmin is gebleken dat Druvar c.s. de bescheiden niet bezit of om andere rechtens relevante redenen niet aan de veroordeling zou kunnen (dan wel niet zou hoeven te) voldoen.
6.4
Het hof zal Druvar c.s. daarom veroordelen om de gevorderde bescheiden aan Waalstede te verstrekken, thans versterkt met een dwangsom in na te melden zin. Hierbij gaat het hof ervan uit dat deze bescheiden aldus ook ter beschikking komen van de overige appellanten, die immers nauw bij Waalstede zijn betrokken en die allen dezelfde advocaat hebben. Uit de akte houdende vermindering eis in incident ex artikel 843a Rv blijkt dat dit kennelijk ook gold voor de in de herroepingsprocedure (wel) verstrekte stukkende aan Waalstede, nu dat ook voor de overige appellanten reden was hun eis te verminderen
Conclusie en proceskosten
6.5
De conclusie is dat de vordering in het incident in na te melden zin zal worden toegewezen. De beslissing over de kosten zal worden aangehouden tot de eindbeslissing in het kort geding.

7.Beslissing in het incident

Het hof:
  • veroordeelt Druvar c.s. hoofdelijk om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest de in overweging 5.2 (onder a, b en c) genoemde bescheiden in afschrift aan Waalstede te verschaffen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat daarmee in gebreke wordt gebleven, met een maximum van € 1.000.000,-;
  • verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
  • houdt de beslissing omtrent de kosten aan totdat in het kort geding zal worden beslist;
  • wijst af het meer of anders gevorderde;
  • verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 24 januari 2023 voor memorie van antwoord (aan de zijde van Waalstede c.s.) in incidenteel appel.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.D. Kiers-Becking en R.S. Le Poole en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.