ECLI:NL:GHDHA:2022:2417

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
2200535219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne, waarbij de cocaïne was verborgen in pakketten bevroren vis in een container afkomstig uit Ecuador. De verdachte en zijn mededaders werden aangehouden in een loods in Zaandam, waar zij bezig waren de pakketten vis open te hakken. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de cocaïne. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 4 jaren en 6 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van het internationale drugscircuit en de cocaïne had een aanzienlijke economische waarde. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening hield met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005352-19
Parketnummer: 10-960187-18
Datum uitspraak: 8 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en/of Hazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Zaandam (gemeente Zaanstad) en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1125 kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en
/ofHazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en
/ofZaandam (gemeente Zaanstad)
en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 1125 kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof gaat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten.
Op 5 juli 2018 arriveerde de [schip] in de Rotterdamse haven. Het schip vervoerde onder meer drie containers met bevroren vis afkomstig uit [land]. De bill of lading die behoorde bij deze containers vermeldde dat de expediteur van deze container een bedrijf in [land] was en de ontvanger [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) te Rijswijk. In één van deze containers met nummer [nummer 1] werden 375 dozen aangetroffen met tussen de bevroren vis verstopte pakketten. Elk van deze 375 dozen - met daarop in tegenstelling tot de andere dozen in de container rood gekleurde cijfers - bevatte drie pakketten. In totaal werden 1125 pakketten van ongeveer één kilo per pakket met vermoedelijk cocaïne aangetroffen. Daarna werd een monster teruggeplaatst van circa 10 gram cocaïne. Alles werd vervolgens in oorspronkelijke staat teruggebracht. De 1125 pakketten zijn gewogen en er zijn monsters genomen. Al deze monsters zijn door het Douane Laboratorium in Amsterdam getest als: bevat cocaïne.
De drie containers werden door de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), indirect bestuurder van [bedrijf 1], opgeslagen bij [bedrijf 2] te Hazerswoude-Dorp. Op 20 juli 2018 had [medeverdachte 1] contact met [bedrijf 2] over het vervoer van vis uit de container [nummer 1]. Op die dag werd door het observatieteam van de politie eenheid Rotterdam (hierna: OT) waargenomen dat de partij diepgevroren vis (afkomstig uit de container waarin de cocaïne was aangetroffen) werd opgehaald bij het bedrijf [bedrijf 2] door een vrachtwagencombinatie. Door het OT werd waargenomen dat de dozen met vis ongeopend op ingesealde pallets stonden. Omstreeks 14:00 uur meldde het OT dat er vermoedelijk een contra-observatie plaatsvond bij [bedrijf 2]. Het ging om een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Caddy) waarvan het kenteken op dat moment op naam stond van de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). De Caddy werd door het OT meerdere malen rond [bedrijf 2] gezien en bleef, volgens de beschrijving in het proces-verbaal, voor de deur ‘hangen’. Omstreeks 14:10 uur was de vrachtwagen volledig geladen, waarna deze vertrok.. Daarbij werd voorts gezien door het OT dat ook een groene Ford Focus, met kenteken [kenteken 2], zich omstreeks 14:24 uur aansloot bij de vrachtwagen en de Caddy. Deze Ford stond op dat moment op naam van de verdachte. Omstreeks 14:45 uur reed de vrachtwagen eerst op de A4 richting Amsterdam en vervolgens op de A5 richting Zaandam, nog steeds gevolgd door de Ford Focus. Omstreeks 15:35 uur reed de vrachtwagen de [straatnaam] te Zaandam op. De Caddy reed hier eveneens weer, stopte nabij perceel [nummer 2] en reed weer door. Rond 15:45 uur stond de vrachtwagen voor het pand aan de [straatnaam] [nummer 2] in Zaandam en werd de zending met behulp van een vorkheftruck gelost door de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). Tussen 15:35 en 16:40 uur werd gezien dat de Caddy af en toe rond reed in de directe omgeving van de [straatnaam] [nummer 2], soms stopte en dat de twee inzittenden bleven kijken naar de vrachtwagen die daar werd gelost. Ook de Ford Focus werd in die periode gezien in de nabijheid van de loods. [medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) werden herkend als respectievelijk de bestuurder en de bijrijder van Caddy. Het pand aan de [straatnaam] [nummer 2] te Zaandam bleek later een loods te zijn zonder een koelinstallatie. Omstreeks 18:29 uur stopte een bestelauto van het merk Nissan Primastar voor het pand [straatnaam] [nummer 2] te Zaandam. Er stapten vijf mannen uit. De mannen gingen met bruine, opgevouwen kartonnen dozen het pand in, waarna de deur werd gesloten. Omstreeks 19:00 uur werd het pand betreden door een Arrestatieteam van de Dienst Speciale Interventies. Zes verdachten werden daar in de loods aangehouden: [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [verdachte], [medeverdachte 6], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3].
In de loods werd gezien dat er verschillende dozen met daarop rode cijfers geopend waren en dat er geopende pakketten vis in dozen lagen. Er lagen ook geopende pakketten vis op de grond. In die loods werden bij onderzoek door de opsporingsambtenaren op diverse plaatsen (een) hamer(s) met beitel(s) aangetroffen. Gereedschap dat naar z’n aard geschikt is voor het (open)hakken van pakketten bevroren vis. Op één van de hamers is een vingerafdruk van de verdachte gevonden. Daarnaast werd in de loods een hoeveelheid ongeopend etenswaar aangetroffen in een tas. Verder zijn daar in een wasbak met water twee zogenaamde PGP-telefoons aangetroffen die (bovendien) ook kapot waren gemaakt. Een derde telefoon van dit type is aangetroffen in de fouillering bij de medeverdachte [medeverdachte 5].
Gevoerde verweren
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van het medeplegen van de (verlengde) van cocaïne: de verdachte wist helemaal niets af van cocaïne, hij was alleen vanaf een tankstation in de buurt van [plaats 2], waar een ander zijn auto heeft overgenomen, naar de loods in Zaandam gebracht om daar werkzaamheden te gaan verrichten als heftruckchauffeur en hij heeft gedurende de (korte) tijd dat hij in de loods was ook geen dozen uitgepakt.
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven ten aanzien van de feitelijke gang van zaken op 20 juli 2018 in onderlinge samenhang bezien leidt het hof af dat de verdachte als medepleger is betrokken bij de verlengde invoer van cocaïne: hij heeft allereerst zijn auto ter beschikking gesteld om het transport van een container met daarin een (verondersteld) uiterst kostbare lading cocaïne te kunnen volgen en te kunnen observeren bij het lossen en hij is vervolgens actief betrokken geweest bij het uithalen van de cocaïne uit de bevroren vis, getuige zijn vingerafdruk op de hamer. Uit het feit dat alleen dozen met rode nummers geopend waren, leidt het hof af dat gericht gezocht is naar de cocaïne en dat de aanwezigen in de loods allen wetenschap hadden van de aanwezigheid van cocaïne. Dat de verdachte anders dan de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] eerder die dag niet is gezien, maakt dit niets anders. Immers hetgeen de verdachte daar tegenover stelt komt onaannemelijk voor: de verdachte zou ergens een klus gaan uitvoeren als heftruckchauffeur. Wat die klus precies zou inhouden, weet hij niet te vertellen. Een naam of telefoonnummer van zijn opdrachtgever weet hij evenmin te vertellen. Hij heeft geen enkele bruikbare informatie verschaft op grond waarvan die opdrachtgever achterhaald kon worden. De verdachte zou vervolgens met zijn Ford Focus vanuit [plaats 1] naar een tankstation in de buurt van de [plaats 2] zijn gereden. Daar zou hij worden opgehaald om die klus te gaan uitvoeren. Ook over dat tankstation weet hij verder helemaal niets te verklaren, terwijl hij daar naar eigen zeggen uren heeft gewacht totdat hij daar werd opgehaald. Hij heeft bijvoorbeeld niets weten te vertellen over het brandstofmerk dat daar werd verkocht. De verdachte stelt wel dat hij in die periode telefonisch contact heeft gehad met zijn vrouw, maar ook dat blijkt uit niets: er is bij hem geen mobiele telefoon aangetroffen en zijn vrouw heeft zich ook niet gemeld als getuige bij de politie. Kort nadat de verdachte bij het tankstation aankwam, zou een man zijn verschenen namens de opdrachtgever die zijn Ford Focus wel zou parkeren. Ook van deze man weet de verdachte eigenlijk niets te vertellen. Deze man zou vervolgens met zijn Ford zijn weggereden en de verdachte zou daarna dus nog uren op het tankstation hebben doorgebracht. Wat er ondertussen met zijn auto is gebeurd, weet hij niet. In de loods zou hij op de grond terecht zijn gekomen en toen onder zijn lichaam een hamer vandaan hebben getrokken waar hij per ongeluk op terecht was gekomen.
De door verdachte beschreven gang van zaken van die dag is naar het oordeel van het hof zodanig onaannemelijk dat die verklaring terzijde wordt geschoven. Het hof gaat voor het bewijs uit van de bevindingen van de politie in combinatie met het feit dat de oorspronkelijk op 6 juli 2018 in Rotterdam in de container aangetroffen hoeveelheid van 1125 kilo cocaïne een economische waarde van vele miljoenen euro’s vertegenwoordigt en dat op grond van algemene ervaringsregels er van uit gegaan wordt dat organisatoren van een dergelijk waardevolle lading de risico’s van ontdekking en verlies daarvan zoveel mogelijk zullen beperken. Degenen die bij de invoer, het (verdere) vervoer, het in ontvangst nemen, uitladen en uit en overpakken van deze lading betrokken worden zijn personen die te vertrouwen zijn en die geïnstrueerd en geïnformeerd worden met het oog op het uitvoeren van de te verrichten taak.
Verlengde invoer
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en Onder A, van de Opiumwet in verbinding met art 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag , de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijk invoer. Het hof is van oordeel dat ook het openhakken van dozen met bevroren vis hieronder begrepen dient te worden. Het betreft immers een handelen dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm direct op was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer vrij te krijgen voor verdere handelingen die kunnen zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de in de bevroren vis verborgen cocaïne. De verdachten die in de loods zijn aangetroffen waren doende met, naar zij dachten, de cocaïne uit de bevroren vis te halen.
De enkele omstandigheid dat de dozen met vis al gedurende enkele weken in Nederland in diepgevroren toestand werden bewaard, maakt dat niet anders. Daar komt bij dat de inklaring pas kort voor het verdere transport naar Zaandam door de medeverdachte [medeverdachte 1] in orde was gemaakt. Gele top het bovenstaande is er tot en met de handelingen in de loods in Zaandam sprake van de ‘verlengde invoer’ van de verdovende middelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne, die verborgen zat in pakketten bevroren vis in een container afkomstig uit [land]. De verdachte is samen met zijn mededaders aangehouden in een (ongekoelde) loods in Zaandam, waar zij waren begonnen de pakketten vis open te hakken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof.
Hoewel ten aanzien van de in de loods aangetroffen verdachten slechts wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat zij betrokken zijn bij de verlengde invoer van 10 gram cocaïne (het teruggeplaatste monster), zal het hof – evenals de rechtbank - bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het plan van de verdachte en zijn mededaders was gericht op de invoer en het verdere vervoer van 1125 kilogram cocaïne. Er is gebleken dat alle verdachten wisten van de verborgen cocaïne en daarbij bovendien rekening hielden met een zeer grote hoeveelheid cocaïne. Dit valt op te maken uit het aantal personen dat zich in de loods bevond in samenhang bezien met het aantal aangetroffen hamers en beitels en dozen en het feit dat een van de medeverdachten heeft verklaard dat ze enkele uren met de klus bezig zouden zijn. Dit laatste aspect wordt nader onderbouwd doordat er een tas met etenswaren is aangetroffen.
De partij cocaïne was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel dit in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 oktober 2022 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
In beginsel is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, gerechtvaardigd.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep is overschreden, nu namens de verdachte op 19 november 2019 hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest wijst op 8 december 2022. De redelijke termijn voor de behandeling van een zaak in hoger beroep is daarmee met ruim een jaar overschreden. De totale duur van de procedure in twee instanties bedraagt 4 jaar en 4 maanden. Gelet op deze termijnoverschrijding is het hof van oordeel dat in plaats van de overwogen straf een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht, een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. D.M. Thierry en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2022.