ECLI:NL:GHDHA:2022:2416

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
2200529419
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 6 jaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne, waarbij ongeveer 1125 kilogram cocaïne was verborgen in pakketten bevroren vis in een container uit Ecuador. De verdachte werd samen met medeverdachten aangetroffen in een loods in Zaandam, waar zij bezig waren de pakketten te openen. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de cocaïne. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 jaren zou worden veroordeeld. Het hof achtte de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde en legde een gevangenisstraf op van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte een belangrijke rol had gespeeld in de invoer en het verdere vervoer van de cocaïne, en dat zijn handelen een bijdrage had geleverd aan het internationale drugscircuit. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, waaronder overtredingen van de Opiumwet. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en bepaalde de straf op 6 jaren in plaats van 6 jaren en 6 maanden. De in beslag genomen voorwerpen werden verbeurd verklaard, met uitzondering van één voorwerp dat aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005294-19
Parketnummer: 10-960171-18
Datum uitspraak: 8 december 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en/of Hazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of Zaandam (gemeente Zaanstad) en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1125 kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en
/ofHazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en
/ofZaandam (gemeente Zaanstad)
en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 1125 kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof gaat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten.
Op 5 juli 2018 arriveerde de [naam schip] in de Rotterdamse haven. Het schip vervoerde onder meer drie containers met bevroren vis afkomstig uit Ecuador. De bill of lading die behoorde bij deze containers vermeldde dat de expediteur van deze container een bedrijf in Ecuador was en de ontvanger [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) te Rijswijk. In één van deze containers met nummer MNU0482539 werden 375 dozen aangetroffen met tussen de bevroren vis verstopte pakketten. Elk van deze 375 dozen - met daarop in tegenstelling tot de andere dozen in de container rood gekleurde cijfers - bevatte drie pakketten. In totaal werden 1125 pakketten van ongeveer één kilo per pakket met vermoedelijk cocaïne aangetroffen. Daarna werd een monster teruggeplaatst van circa 10 gram cocaïne. Alles werd vervolgens in oorspronkelijke staat teruggebracht. De 1125 pakketten zijn gewogen en er zijn monsters genomen. Al deze monsters zijn door het Douane Laboratorium in Amsterdam getest als: bevat cocaïne.
De drie containers werden door de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), indirect bestuurder van [bedrijf], opgeslagen bij [bedrijf 2] te Hazerswoude-Dorp. Op 20 juli 2018 had [medeverdachte] contact met [bedrijf 2] over het vervoer van vis uit de container MNU0482539. Op die dag werd door het observatieteam van de politie eenheid Rotterdam (hierna: OT) waargenomen dat de partij diepgevroren vis (afkomstig uit de container waarin de cocaïne was aangetroffen) werd opgehaald bij het bedrijf [bedrijf 2] door een vrachtwagencombinatie. Door het OT werd waargenomen dat de dozen met vis ongeopend op ingesealde pallets stonden. Omstreeks 14:00 uur meldde het OT dat er vermoedelijk een contra-observatie plaatsvond bij [bedrijf 2]. Het ging om een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer] (hierna: de Caddy) waarvan het kenteken op dat moment op naam stond van de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). De Caddy werd door het OT meerdere malen rond [bedrijf 2] gezien en bleef, volgens de beschrijving in het proces-verbaal, voor de deur ‘hangen’. Omstreeks 14:10 uur was de vrachtwagen volledig geladen waarna hij vertrok. Daarbij werd voorts gezien door het OT dat ook een groene Ford Focus, met kenteken [kentekennummer 2], zich omstreeks 14.24 uur aansloot bij de vrachtwagen en de Caddy. Deze Ford stond op dat moment op naam van de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). Omstreeks 14:45 uur reed de vrachtwagen eerst op de A4 richting Amsterdam en vervolgens op de A5 richting Zaandam, nog steeds gevolgd door de Ford Focus. Omstreeks 15:35 uur reed de vrachtwagen de [straatnaam] te Zaandam op. De Caddy reed hier eveneens weer, stopte nabij perceel [nummer] en reed weer door. Rond 15:45 uur stond de vrachtwagen voor het pand aan de [adres] in Zaandam en werd de zending met behulp van een vorkheftruck gelost door de verdachte. Tussen 15:35 en 16:40 uur werd gezien dat de Caddy af en toe rond reed in de directe omgeving van de [adres], soms stopte en dat de twee inzittenden bleven kijken naar de vrachtwagen die daar werd gelost. Ook de Ford Focus werd in die periode gezien in de nabijheid van de loods. [medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) werden herkend als respectievelijk de bestuurder en de bijrijder van Caddy. Het pand aan de [adres] te Zaandam bleek later een loods te zijn zonder een koelinstallatie. Omstreeks 18:29 uur stopte een bestelauto van het merk Nissan Primastar voor het pand [adres] te Zaandam. Er stapten vijf mannen uit. De mannen gingen met bruine, opgevouwen kartonnen dozen het pand in, waarna de deur werd gesloten. Omstreeks 19:00 uur werd het pand betreden door een Arrestatieteam van de Dienst Speciale Interventies. Zes verdachten werden daar in de loods aangehouden: [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [medeverdachte 6], [medeverdachte 4] en [verdachte].
In de loods werd gezien dat er verschillende dozen met daarop rode cijfers geopend waren en dat er geopende pakketten vis in dozen lagen. Er lagen ook geopende pakketten vis op de grond. In die loods werden bij onderzoek door de opsporingsambtenaren op diverse plaatsen (een) hamer(s) met beitel(s) aangetroffen. Gereedschap dat naar z’n aard geschikt is voor het (open)hakken van pakketten bevroren vis. Op één van de hamers is een vingerafdruk van [medeverdachte 3] gevonden. Daarnaast werd in de loods een hoeveelheid ongeopend etenswaar aangetroffen in een tas. Verder zijn daar in een wasbak met water twee zogenaamde PGP-telefoons aangetroffen die (bovendien) ook kapot waren gemaakt. Een derde telefoon van dit type is aangetroffen in de fouillering bij de medeverdachte [medeverdachte 5].
De verdachte was huurder van de loods. Hij had de loods gehuurd vanaf 6 juni 2018 voor € 1.450,- per maand. Hij heeft een bedrag van (ruim) € 6000,- in contanten betaald als borg en huur. Voorts heeft hij op 19 juli 2018 een heftruck gehuurd. Hij heeft toen de vrachtwagencombinatie kwam de vrachtbrief afgetekend. Vervolgens heeft hij van 15.40 tot 16.40 uur dozen met de heftruck uitgeladen en in de loods naar binnen gebracht. Hij heeft bijna twee uur later vijf hem onbekende mannen in de loods binnengelaten.
Gevoerde verweren
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij -zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het opzet van de verdachte niet bewezen kan worden nu de verdachte geen wetenschap van de cocaïne en dus geen opzet had.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een dag voor 20 juli 2018 is benaderd door een man om voor drie uur goederen in de door hem gehuurde loods onder te brengen. De verdachte zou hiervoor € 300,- ontvangen. Hij kende deze man niet, wist geen naam, beschikte ook niet over andere gegevens zoals zijn telefoonnummer een of e-mail adres. Hij wist niet dat er cocaïne in de pakketten met bevroren vis verstopt zat.
Het hof overweegt hieromtrent naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven feiten als volgt.
Het hof stelt voorop dat de oorspronkelijke in de container in de Rotterdamse aangetroffen hoeveelheid cocaïne, 1125 kilogram, een economische waarde van vele miljoenen euro’s vertegenwoordigt.
Op grond van algemene ervaringsregels gaat het hof er van uit dat organisatoren van een dergelijk waardevolle lading de risico’s van ontdekking en verlies daarvan zoveel mogelijk zullen beperken. Degenen die bij de invoer, het (verdere) vervoer, het in ontvangst nemen, uitladen en uit en overpakken van deze lading betrokken worden zijn personen die te vertrouwen zijn en die geïnstrueerd en geïnformeerd worden met het oog op het uitvoeren van de te verrichten taak.
Een cruciale betrokkenheid bij de invoer en het gereed maken voor verder vervoer in Nederland van een dergelijke partij cocaïne is gezien deze algemene ervaringsregels niet te verenigen met de door de verdediging gestelde omstandigheid dat betrokkenen – waaronder ook de verdachte - niet op de hoogte zou zijn geweest van de aard van de te transporteren goederen.
De verdachte was samen met vijf anderen aanwezig aan het begin van een vrijdagavond in een loods waar een grote partij bevroren vis naar toe was gebracht. Opvallend was dat, ondanks de warmte van de zomerdag, de bevroren vis gelost werd in een loods zonder diepvries- of koelvoorziening. Uit het sporenbeeld in de loods blijkt dat er gericht is gezocht in die dozen bevroren vis met een bepaald (rood) opschrift, dozen vis waarvan eerder tijdens de controle door de douane was vastgesteld dat er in elke doos met een dergelijk opschrift ook pakketten met cocaïne zaten.
Verdachte heeft de door hem gehuurde loods ter beschikking gesteld voor de opslag, de lading uit de vrachtwagen, met een door hem gehuurde heftruck, gelost. Voorts heeft hij verklaard dat hij enkele dozen geopend heeft.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de dozen met bevroren vis. De verklaring van de verdachte dat hij een dag te voren is benaderd door een man, waarvan hij verder niet over gegevens beschikte, is niet aannemelijk. Evenmin kan geloof gehecht worden aan zijn verklaring dat hij zo maar vijf hem onbekende mannen (met opgevouwen dozen onder de arm) in zijn loods heeft binnengelaten om uit te pakken.
Het hof houdt het er dan ook voor, gelet op de bevindingen van de politie in combinatie met voornoemde ervaringsregels, dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de dozen met bevroren vis, in die zin dat zich daarin een hoeveelheid cocaïne bevond. Dat de verdachte wist dat het om de oorspronkelijke hoeveelheid van 1125 kg cocaïne ging en dat zijn opzet op die hoeveelheid was gericht acht het hof niet bewezen. Het opzet van de verdachte was gericht op een hoeveelheid van aanzienlijk meer dan 10 gram leidt het hof af uit het gegeven dat de verdachte een uur lang bezig is geweest met het uitladen, dat het om een aanzienlijk aantal dozen ging en de hoeveelheid mensen die rond half zeven die avond in zijn loods kwamen.
Het hof is in deze context bezien voorts van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte duidt op een opzettelijk handelen en zijn handelen niet anders kan worden begrepen dan gericht te zijn op de zogeheten verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, brengen het hof ook tot het oordeel da de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten in de zin van medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Het hof verwerpt de verweren.
Verlengde invoer
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en Onder A, van de Opiumwet in verbinding met art 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag , de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijk invoer. Het hof is van oordeel dat ook het openhakken van dozen met bevroren vis hieronder begrepen dient te worden. Het betreft immers een handelen dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm direct op was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer vrij te krijgen voor verdere handelingen die kunnen zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de in de bevroren vis verborgen cocaïne. De verdachten die in de loods zijn aangetroffen waren doende met, naar zij dachten, de cocaïne uit de bevroren vis te halen.
De enkele omstandigheid dat de dozen met vis al gedurende enkele weken in Nederland in diepgevroren toestand werden bewaard, maakt dat niet anders. Daar komt bij dat de inklaring pas kort voor het verdere transport naar Zaandam door de medeverdachte [medeverdachte] in orde was gemaakt. Gele top het bovenstaande is er tot en met de handelingen in de loods in Zaandam sprake van de ‘verlengde invoer’ van de verdovende middelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne, die verborgen zat in pakketten bevroren vis in een container afkomstig uit Ecuador. De verdachte is samen met zijn mededaders aangehouden in een (ongekoelde) loods in Zaandam, waar zij waren begonnen de pakketten vis open te hakken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof.
Hoewel ten aanzien van de in de loods aangetroffen verdachten slechts wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat zij betrokken zijn bij de verlengde invoer van 10 gram cocaïne (het teruggeplaatste monster), zal het hof – evenals de rechtbank - bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het plan van de verdachte en zijn mededaders was gericht op de invoer en het verdere vervoer van 1125 kilogram cocaïne. Er is gebleken dat alle verdachten wisten van de verborgen cocaïne en daarbij bovendien rekening hielden met een zeer grote hoeveelheid cocaïne. Dit valt op te maken uit het aantal personen dat zich in de loods bevond in samenhang bezien met het aantal aangetroffen hamers en beitels en dozen en het feit dat een van de medeverdachten heeft verklaard dat ze enkele uren met de klus bezig zouden zijn. Dit laatste aspect wordt nader onderbouwd doordat er een tas met etenswaren is aangetroffen.
De partij cocaïne was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel dit in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder tweemaal in 2017 voor overtreding van de Opiumwet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer een dergelijk feit te plegen.
In beginsel is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden jaar, met aftrek van voorarrest, gerechtvaardigd.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep is overschreden, nu namens de verdachte op 18 november 2019 hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest wijst op 8 december 2022. De redelijke termijn voor de behandeling van een zaak in hoger beroep is daarmee met bijna een jaar en 9 maanden overschreden. De totale duur van de procedure in twee instanties bedraagt 4 jaar en 4 maanden. Gelet op deze termijnoverschrijding is het hof van oordeel dat in plaats van de overwogen straf een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 jaren, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht, een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 18, 19 en 20 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
Ten aanzien van het voorwerp zoals vermeld onder 17 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen zoals vermeld onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 18, 19 en 20 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- het voorwerp zoals vermeld onder 17 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. D.M. Thierry en mr. V.M. de Winkel, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 december 2022.