ECLI:NL:GHDHA:2022:2409
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwikkeling van een negatieve huwelijksgemeenschap en fiscale gevolgen van een geldlening
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de afwikkeling van een negatieve huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw heeft een lening van € 92.516,- afgesloten bij een stamrecht BV, waarvan de aandelen door de man worden gehouden. De fiscus heeft deze lening als onzakelijk gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een aanslag inkomstenbelasting die als gemeenschapsschuld wordt beschouwd. De zaak betreft ook de toepassing van artikel 1:102 BW, dat de aansprakelijkheid van de man voor de schulden van de vrouw regelt.
De vrouw is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de man en de vrouw verschillende activa en passiva zouden ontvangen, maar de vrouw was het niet eens met de wijze van verdeling en de informatieverplichting van de man met betrekking tot de lijfrenteverzekering bij Nationale Nederlanden. De man had op zijn beurt incidenteel hoger beroep ingesteld, waarin hij vorderingen tegen de vrouw indiende voor teveel ontvangen ontslagvergoeding en andere schulden.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende informatie heeft om de omvang van de huwelijksgemeenschap vast te stellen en dat de man geen deugdelijke grondslag heeft voor zijn vorderingen. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het meer of anders verzochte is afgewezen. De beslissing benadrukt de zorgelijke financiële positie van beide partijen en roept hen op om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken voor hun financiële problemen.