Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 7218049 CV EXPL 18-5890
1.[appellant],
1.De zaak in het kort
2.Het verdere procesverloop in hoger beroep
3.Beoordeling in hoger beroep
[appellant], [betrokkene 3] als [getuige 1]hebben verklaard dat mondeling door partijen is afgesproken dat de eigendom van de katten is overgegaan naar [betrokkene 3] en/of [appellant]. Zij hebben alle drie verklaard dat zij aanwezig zijn geweest bij het gesprek met [geïntimeerde] waarbij dat volgens hen is afgesproken. Dat gesprek heeft volgens [appellant] op een zondagmiddag, volgens [getuige 1] in het weekend, en volgens [betrokkene 3] op een zondagmiddag in de eerste of tweede week van september bij [appellanten] thuis plaatsgevonden. [betrokkene 3] en [appellant] hebben verklaard dat aanvankelijk met [geïntimeerde] over [kater 1] alleen was afgesproken dat hij tijdelijk bij [appellanten] zou verblijven als dekkater. Hun beide verklaringen komen in zoverre overeen met de verklaring die [geïntimeerde] in eerste aanleg als getuige over [kater 1] heeft afgelegd. [betrokkene 3] en [appellant] hebben verklaard dat pas op een later moment, volgens [betrokkene 3] toen [geïntimeerde] om hulp vroeg voor [poes 1], met [geïntimeerde] is afgesproken dat [betrokkene 3] eigenaar zou worden van [kater 1].
[betrokkene 1]geschreven dat [geïntimeerde] tegen haar heeft gezegd dat [betrokkene 3] de nieuwe eigenaar werd van [poes 1]. Er is niet gebleken dat [betrokkene 1] haar schriftelijke verklaring naderhand zou hebben ingetrokken, zoals [geïntimeerde] tijdens haar getuigenverhoor heeft verklaard. De verklaring van [betrokkene 1] ondersteunt derhalve de verklaringen van [appellant], [betrokkene 3] en [getuige 1].
[betrokkene 2]van 7 maart 2022, door [appellanten] overgelegd als productie 21, blijkt niet dat zij uit eigen wetenschap iets kan verklaren over de afspraken die partijen zouden hebben gemaakt over de eigendom van de katten.
[betrokkene 4]van 22 februari 2022, door [appellanten] overgelegd als productie 24.
geenmondelinge afspraken met [appellanten] heeft gemaakt over de eigendom van de katten. Volgens [geïntimeerde] zijn de afspraken over [poes 1] en [kater 1] via WhatsApp en/of Facebook gemaakt, omdat zij een slecht geheugen heeft en het fijn vindt om afspraken te kunnen teruglezen. [geïntimeerde] heeft haar verklaring die zij heeft afgelegd in eerste aanleg op 2 oktober 2019 gehandhaafd: [poes 1] zou na het nestje gesteriliseerd worden om daarna naar de moeder van [betrokkene 3] te gaan, en dan zou [geïntimeerde] meewerken aan de eigendomsoverdracht. Zo ver is het echter niet gekomen. Over [kater 1] is volgens [geïntimeerde] afgesproken dat hij bij [appellanten] zou wonen en door [betrokkene 3] gebruikt zou worden als dekkater, maar eigendom van [geïntimeerde] zou blijven. [geïntimeerde] heeft echter niet verklaard wanneer en in welke bewoordingen deze afspraken via WhatsApp en/of Facebook zouden zijn vastgelegd.
[getuige 4]zijn er - in verschillende gesprekken - wél mondelinge afspraken gemaakt over de eigendom van de katten en is hij daar zelf bij aanwezig geweest. Ook zijn verklaring wijkt op dit punt dus af van wat [geïntimeerde] als getuige heeft verklaard. Bovendien heeft [getuige 4] verklaard dat hij bij de door hem bedoelde gesprekken persoonlijk aanwezig is geweest, terwijl [getuige 3] hem niet heeft genoemd als één van de personen die aanwezig zijn geweest bij het (ene) gesprek over de eigendom van de katten dat volgens haar eind 2016 is gevoerd. [poes 1] zou volgens [getuige 4] eventueel ‘later’ naar de moeder van [betrokkene 3] gaan. Hij kan niet verklaren of is afgesproken dat [betrokkene 3] op enig moment eigenaar zou worden van [poes 1]. Over [kater 1] is afgesproken dat hij bij [betrokkene 3] werd geplaatst als dekkater maar dat zij nooit eigenaar zou worden van [kater 1], aldus [getuige 4].
4.Beslissing
- verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun vordering om voor recht te verklaren dat [appellanten] de eigendom hebben van [poes 1], [kater 1] en [kater 2];
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, van 17 oktober 2019,
opnieuw rechtdoende: