Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/578545 / HA ZA 19/854
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 18 november 2020, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 augustus 2020;
- het arrest van dit hof van 16 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 juni 2020;
- de memorie van grieven van [appellant] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Kragd Notariaat.
3.Feitelijke achtergrond
doorgenomen.
Beste [neef] , beste [appellant] ,
aan de [adres 1] en de [adres 2] in Zaandam
is door de Hypotheekgever[de neef,
in eigendom verkregen door de inschrijving in register Hypotheken 4 ten kantore
is door de Hypotheekgever[de neef,
in eigendom verkregen door de inschrijving in register Hypotheken 4 ten kantore
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
beidepartijen met als doel de bedoeling van partijen duidelijk te krijgen en de bepalingen in de overeenkomst een consistent geheel te laten vormen, (zoals Kragd Notariaat stelt in de MvA onder 6.2.6 e.v.), of was dit partijadvisering in het belang van de neef (zoals [appellant] stelt en ook Kragd Notariaat lijkt te bevestigen in de MvA onder 3.3)?
"Ik heb op verzoek van [neef] de koopovereenkomst beoordeeld. Voorts zijn wij als notariskantoor betrokken bij de oprichting van een holding voor [neef] , welke holding de aandelen zal gaan kopen in [onderneming] N.V.", gevolgd door een aantal adviezen die overwegend in het belang zijn van de neef, variërend van de oprichting van een holding, een wijziging van het stem- en winstrecht op de aandelen, tot de terugbetalingstermijn. Uit niets blijkt dat de notaris zich ook de belangen van [appellant] heeft aangetrokken. Hij heeft – zo is door [appellant] onweersproken gesteld – [appellant] zelfs nooit gesproken. Dit impliceert dat de notaris – zoals volgt uit artikel 25 van de op artikel 61 Wet op het notarisambt (WNA) gebaseerde Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg) –tijdig (en ondubbelzinnig) aan [appellant] had moeten laten weten dat hij in de hoedanigheid van partijadviseur van [appellant] optrad. Dat hij dit heeft nagelaten, is aan te merken als een beroepsfout. Indien de notaris duidelijk kenbaar zou hebben gemaakt aan [appellant] dat hij optrad als belangenbehartiger van de neef, had [appellant] ervoor kunnen kiezen zichzelf ook van (juridische) bijstand te voorzien. Het hof volgt niet het standpunt van de notaris dat hij met de hiervoor genoemde email aan de accountant van [onderneming] N.V. voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij optrad als de belangenbehartiger van de neef. Die email was immers niet gericht aan [appellant] , maar aan [onderneming] N.V. en bevat bovendien niet de ondubbelzinnige mededeling dat de notaris als adviseur van de neef optrad.