ECLI:NL:GHDHA:2022:2382

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.304.334/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een huwelijk en echtscheiding in internationaal privaatrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een huwelijk en de echtscheiding tussen partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was gehuwd met de man, verweerder in hoger beroep, en had in eerste aanleg verzocht om de nietigverklaring van hun huwelijk, dat volgens de rechtbank naar Marokkaans recht nietig was verklaard. De vrouw stelde dat haar eerdere huwelijk met een andere man rechtsgeldig was ontbonden voordat zij met de man huwde. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw op het moment van het sluiten van het tweede huwelijk nog gehuwd was met haar eerste echtgenoot, wat volgens Nederlands recht leidt tot polygamie en daarmee tot de niet-erkenning van het tweede huwelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat het huwelijk van de vrouw met de man vanaf 10 mei 1994 voor erkenning in aanmerking komt, omdat de echtscheiding met de eerste echtgenoot op dat moment rechtsgeldig was. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 10:31 en 10:32 van het Burgerlijk Wetboek, die de erkenning van huwelijken in het buitenland regelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.304.334/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 19-6584
zaaknummer rechtbank : C/09/579836
beschikking van de meervoudige kamer van 16 november 2022
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. N. Baouch te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen mr. F.E.J. Menkveld te Utrecht.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 6 december 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Voorts is bij het hof van de zijde van de vrouw op 2 februari 2022 een journaalbericht van 1 februari 2022 ingekomen, met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 oktober 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en A. Cherradi, tolk in de Arabisch Marokkaanse taal;
- de man.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank voor recht verklaard dat het huwelijk van partijen naar Marokkaans recht nietig is.
4.2
De vrouw verzoekt het hof bij beschikking dan wel arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
I. het verzoek van de man tot nietigverklaring van het huwelijk van partijen alsnog af te wijzen;
II. voor recht te verklaren dat het huwelijk van partijen geldig is;
III. alsnog de echtscheiding tussen partijen uit te spreken (zoals verzocht door de man) en als
nevenvoorziening te bepalen dat de vrouw het huurecht van de echtelijke woning toekomt,
kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Overwegingen vooraf
5.1
Partijen zijn op [datum] 1993 te [plaats] , Marokko met elkaar gehuwd.
5.2
In eerste aanleg heeft de man de rechtbank - na wijziging van zijn verzoek - primair verzocht te verklaren dat het huwelijk van partijen nietig is. Subsidiair heeft hij verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, met nevenvoorzieningen.
5.3
De vrouw heeft verweer gevoerd. Ook de vrouw heeft in eerste aanleg verzocht nevenvoorzieningen te treffen, maar zij heeft die verzoeken vervolgens ingetrokken.
5.4
De rechtbank heeft het primaire verzoek van de man toegewezen en voor recht verklaard dat het huwelijk van partijen naar Marokkaans recht nietig is. Daartoe heeft de rechtbank in de kern overwogen dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting met de man op [datum] 1993 nog met de heer [naam persoon] (hierna: [persoon] ) gehuwd was, van wie zij volgens de rechtbank pas op 10 mei 1994 is gescheiden.
5.5
De vrouw komt tegen dit oordeel van de rechtbank in hoger beroep op. De vrouw handhaaft haar stelling dat haar huwelijk met [persoon] naar Marokkaans recht rechtsgeldig is ontbonden op 14 april 1993, zodat zij op het moment van de huwelijksvoltrekking met de man op [datum] 1993 niet meer gehuwd was met [persoon] . Het huwelijk van de vrouw met de man is volgens de vrouw dan ook rechtsgeldig tot stand gekomen en komt voor ontbinding in aanmerking. De vrouw verzoekt het hof alsnog de echtscheiding tussen partijen uit te spreken (zoals door de man in eerste aanleg is verzocht).
Oordeel van het hof
5.6
Hof zal allereerst ambtshalve toetsen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het onderhavige verzoek, nu de onderhavige zaak een internationaal karakter heeft. Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
5.7
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
5.8
Voordat het hof toekomt aan de beoordeling van dat verzoek, zal het hof gelet op het bepaalde in artikel 10:33 BW beoordelen of er op [datum] 1993 een huwelijk tussen partijen is gesloten en of dit huwelijk voor erkenning in Nederland vatbaar is.
5.9
De vrouw heeft in hoger beroep (alsnog) de originele gelegaliseerde huwelijksakte overgelegd, voorzien van een apostille (productie 27 bij haar appelschrift). Op basis van de huwelijksakte kan worden aangenomen dat partijen op [datum] 1993 met elkaar een huwelijk hebben gesloten te [plaats] , Marokko.
5.1
In het kader van de erkenning in Nederland van dit huwelijk, is het hof gebonden aan de erkenningsregels neergelegd in de artikelen 10:31 en 10:32 BW, nu het gaat om een huwelijksvoltrekking die na 1 januari 1990 in het buitenland heeft plaatsgevonden.
5.11
Uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31 eerste lid BW). Een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit (10:31 lid 4 BW). In artikel 10:32 aanhef en onder c. BW is echter bepaald dat ongeacht artikel 10:31 BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde..
5.12
Beoordeeld dient derhalve eerst te worden of het (tweede) huwelijk van de vrouw met de man naar het recht van Marokko rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.9 is overwogen, heeft de vrouw een originele gelegaliseerde huwelijksakte overgelegd. Het hof zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden die het rechtsvermoeden van artikel 10:31 lid 4 BW weerleggen. Dat betekent dat het hof van oordeel is dat het huwelijk van de man en de vrouw ingevolge het recht van de staat Marokko rechtsgeldig tot stand is gekomen. Daarmee komt het huwelijk in beginsel voor erkenning in aanmerking, tenzij de erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de ontbinding van het (eerste) huwelijk van de vrouw met [persoon] naar Nederlands recht kan worden erkend.
5.13
Niet in geschil is dat de vrouw en [persoon] met betrekking tot de ontbinding van hun huwelijk een echtscheidingsprocedure zijn gestart bij het Consulaat-Generaal van het Koninkrijk Marokko te Rotterdam, hetgeen heeft geleid tot een 'Divorce avant consommation du marriage' van 14 april 1993 (productie 25 bij het appelschrift van de vrouw). Dit stuk is voorzien van een apostille en voorzien van een Nederlandse vertaling door een beëdigde vertaler.
5.14
Het hof is echter van oordeel dat de ontbinding van het (eerste) huwelijk van de vrouw met de [persoon] in Nederland niet als rechtsgeldig kan worden aangemerkt. Op grond van de indertijd heersende leer– zie in dit verband ECLI:NL:HR:1986:AC9558 – kan een ontbinding van een huwelijk in Nederland uitsluitend tot stand komen indien deze door de Nederlandse rechter is uitgesproken en nadien is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
5.15
Dit heeft tot gevolg dat naar Nederlands recht de vrouw op het moment van sluiten van haar (tweede) huwelijk met de man ( [datum] 1993) nog gehuwd was met [persoon] . Weliswaar kon zij op dat moment ingevolge de Marokkaanse wet rechtsgeldig in het huwelijk treden met de man, maar naar Nederlandse rechtsopvattingen was er op dat moment sprake van polygamie door de vrouw. Het hof is van oordeel dat die omstandigheid op grond van het bepaalde in artikel 10:32 BW aan de erkenning van het huwelijk in de weg staat, omdat erkenning kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse rechtsorde. Aan het vereiste dat er voldoende raakvlakken met de Nederlandse rechtsorde moeten bestaan is voldaan, omdat de man blijkens de huwelijksakte woonplaats had in Nederland en [persoon] ten tijde van de (later uitgesproken) echtscheiding door de Nederlandse rechter de Nederlandse nationaliteit bezat.
5.16
Vast staat dat [persoon] op 19 november 1993 de rechtbank Den Haag heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken van het huwelijk met de vrouw. De rechtbank heeft bij beschikking van 2 maart 1994 de echtscheiding tussen de vrouw en [persoon] uitgesproken. Blijkens de BRP is die echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven op 10 mei 1994.
5.17
Het hof is van oordeel dat vanaf 10 mei 1994 voormeld beletsel van artikel 10:32 BW heeft opgehouden te bestaan, hetgeen tot gevolg heeft dat het (tweede) huwelijk van de vrouw met de man vanaf die datum voor erkenning in aanmerking komt.
5.18
Het voorgaande betekent dat het subsidiaire verzoek van de man om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken alsnog voor toewijzing in aanmerking komt, nu als onweersproken is komen vast te staan dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Dit heeft tot gevolg dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek tot een verklaring voor recht dat het huwelijk van partijen geldig is.
Nevenvoorzieningen
5.19
Zowel de man als de vrouw heeft een verzoek tot het treffen van nevenvoorzieningen gedaan. In eerste aanleg heeft de vrouw haar verzoek tot het vaststellen van een bijdrage in haar levensonderhoud, ingetrokken. In hoger beroep hebben beide partijen kenbaar gemaakt dat het huurecht van de voormalige echtelijke woning inmiddels is toegewezen aan de vrouw, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist. Ook met betrekking tot de overige verzoeken (de verdeling) hebben partijen aangegeven dat zij daarover geen beslissing meer van het hof verlangen. Gelet hierop zal het hof de door partijen over en weer verzochte nevenvoorzieningen, afwijzen.
Proceskosten
5.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt, behoudens de compensatie van de proceskosten, de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen gehuwd op [datum] 1993 te [plaats] , Marokko, welk huwelijk met ingang van 10 mei 1994 naar Nederlands recht wordt erkend;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, J.A. van Kempen en P.M.A.J. Bollen, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en is op 16 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.