ECLI:NL:GHDHA:2022:2353

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
2200333720
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake ontuchtige handelingen door een leraar met een minderjarige studente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2020. De verdachte, een voormalig leraar en mentor, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige studente, die op dat moment 16 jaar oud was. De verdachte, geboren in 1960, had tijdens zijn functie als leraar een vertrouwensrelatie met het slachtoffer, wat de zaak extra ernstig maakt. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde anders. Het hof legde geen beroepsverbod op, maar oordeelde dat de verdachte wel een gevangenisstraf van 12 maanden moest ondergaan, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte had ontuchtige handelingen gepleegd door het slachtoffer te betasten en had bovendien seksuele e-mails naar haar gestuurd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding werd volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.235,- aan immateriële schade. Het hof benadrukte de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gedragingen van de verdachte, die misbruik had gemaakt van zijn positie als leraar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003337-20
Parketnummer: 10-730057-19
Datum uitspraak: 29 augustus 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaar met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2018 en/of 27 juni 2018 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding, te weten
- het (grote) leeftijdsverschil tussen hem en haar en/of - de (liefdes)relatie tussen hem en haar en/of
- de positie van hem als voormalig leraar/mentor en/of
- haar kwetsbaarheid en/of beïnvloedbaarheid en/of gemoedstoestand en/of
- het feit dat zij hem had verteld over haar (gezondsheids)problemen en/of hij wist van haar (gezondheids)problemen,
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of knijpen in haar bil(len) en/of borst(en), te plegen en/of van verdachte te dulden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 30 november 2018 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, althans in Nederland, (meermalen) (telkens) (een) gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen, te weten (een )foto('s) en/of film(s), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/ filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling ([.jpg] - blz 61 [.jpg] - blz 67 Screenshot verstuurde mail dd 7 augustus - blz. 119).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens de opgelegde straf en dat het hof, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, waarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden dient te worden bevolen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerde verweren
Feit 1
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat de verdachte van het aan hem onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en dat deze bovendien niet worden ondersteund door ander bewijs. De verklaring van aangeefster en het, uit één en dezelfde bron voortkomende, steunbewijs dienen van het bewijs te worden uitgesloten. De e-mailberichten bieden onvoldoende bewijs dat er daadwerkelijk ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Op 4 februari 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen de verdachte van onder meer aanranding. Volgens aangeefster heeft de verdachte haar billen en borsten betast. Dit zou op twee verschillende woensdagmiddagen – 11 april en 27 juni 2018 – hebben plaatsgevonden in een lokaal van de school waar zij toen stage liep. Aangeefster was ten tijde van deze incidenten 16 jaar oud. Verdachte was toen 58 jaar oud. Verdachte is voor de ten laste gelegde feiten de mentor en leraar van aangeefster geweest op haar middelbare school.
De verdachte heeft erkend dat hij op de hierboven genoemde middagen samen met aangeefster in het door haar bedoelde lokaal is geweest. Dat de verdachte toen haar billen en borsten zou hebben betast, ontkent hij echter.
Naar aanleiding hiervan overweegt het hof het volgende.
11 april 2018
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte bij haar op school was, en dat hij vroeg of hij het lokaal kon zien waar zij lesgaf. Daarop gingen aangeefster en de verdachte naar het kleuterlokaal. De verdachte liep naar haar toe en zat aan haar borsten. De verdachte zat met zijn rechterhand onder haar shirt en zat aan haar linkerborst. Hij greep haar linkerborst vast en kneep erin zoals je een zachte bal vastpakt. Met zijn hand pakte hij haar hele borst en zijn vingers kwamen boven haar borst uit. Hij kneep meerdere malen en best hard. Zijn andere hand lag op haar rechterheup/rug.
Naar het oordeel van het hof heeft aangeefster concreet en gedetailleerd verklaard over deze ontmoeting en de wijze waarop, en onder welke omstandigheden, de verdachte haar tijdens het bezoek heeft aangeraakt.
Voor deze verklaring wordt steun gevonden in een
e-mailbericht dat de verdachte op 11 april 2018 naar aangeefster heeft gestuurd. Daarin schrijft hij:
“Vond het fijn om je weer te zien en je horen kletsen.
Je vindt het echt leuk om juf te zijn. En ik vond het heerlijk om je mooie lichaam te zien en te voelen”.
In dit bericht had de verdachte direct achter de tekst drie smiley’s met hartvormige ogen geplaatst.
Dat de verdachte in dit bericht slechts doelde op een afscheidsknuffel, zoals door hem gesteld, acht het hof niet aannemelijk.
De verdachte heeft in de loop van de periode vanaf november 2017 tot en met oktober 2018 op verschillende momenten e-mails gestuurd met een onmiskenbaar – soms zeer expliciete - seksuele inhoud. Deze e-mailberichten laten zien dat de interesse voor aangeefster, zoals de verdachte die jegens haar aan de dag legde, van seksuele aard was. Naar het oordeel van het hof wordt de aangifte ook daardoor ondersteund.
27 juni 2018
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte in een
e-mail tegen haar zei dat hij de aankomende woensdag zou langskomen. Hij vroeg ook aan haar om makkelijke kleding aan te doen. Verdachte en aangeefster waren op die dag (27 juni 2018) samen in een klaslokaal. Aangeefster liep naar haar bureau. Verdachte stond tegen haar bureau aangeleund en toen aangeefster naast hem stond zei hij ‘stop eens’. Aangeefster voelde dat hij met zijn hand onder haar rokje ging en aan haar billen zat. Hij ging vanaf de achterkant vanaf haar rechterbeen omhoog naar haar billen en hij kneep stevig in haar rechterbil. Aangeefster weet niet meer wat hij met zijn andere hand deed. Toen aangeefster zich omdraaide, greep verdachte haar borst vast. Hij ging met zijn hand onder haar shirt en onder haar bh en kneep in haar rechterborst.
Het hof is van oordeel dat aangeefster concreet en gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop en onder welke omstandigheden de verdachte haar tijdens het bezoek heeft aangeraakt.
Voor deze verklaring wordt steun gevonden in
e-mailberichten die de verdachte voorafgaand aan het bezoek op 27 juni 2018 naar aangeefster heeft verstuurd. Zo heeft de verdachte op 21 juni 2018 naar aangeefster gemaild:
“Volgende week woensdagmiddag kom ik rond 3 uur bij je langs op de [school]. Trek iets makkelijks aan voor in die ene klas”.Een dag voor het tweede bezoek heeft de verdachte in een e-mailwisseling met aangeefster expliciet seksueel getinte e-mails naar haar verstuurd. Op 28 juni 2018, de dag na het bezoek op 27 juni 2018, heeft de verdachte naar aangeefster gemaild:
“Ik weet dat jij er gisteren niks aan vond maar voor mij was het wel heel fijn”.
Ten slotte geldt ook voor dit onderdeel van de aangifte, dat deze wordt ondersteund door de verschillende seksueel getinte e-mails die de verdachte in de periode vanaf november 2017 tot en met oktober 2018 naar aangeefster heeft gestuurd, meer in het bijzonder ook in de aanloop naar 27 juni 2018.
Zijn de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar?
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster – ook waar deze concreet betrekking hebben op de gebeurtenissen van 11 april en 27 juni 2018 – voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Deze verklaringen worden op wezenlijke punten ondersteund door de e-mails van de verdachte. Dat aangeefster volgens enkele getuigen in het algemeen niet altijd de waarheid sprak, of dat aangeefster pas laat met haar verhaal naar de politie zou zijn gegaan, zoals door de verdediging is aangevoerd, maakt dat niet anders.
In het dossier zitten weliswaar getuigenverklaringen waaruit blijkt dat aangeefster niet altijd de waarheid zou spreken, iets wat aangeefster zelf overigens ook heeft verklaard, maar dat maakt naar het oordeel van het hof, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet dat aangeefster over deze twee incidenten dus niet de waarheid zou spreken
.
Het enkele feit dat aangeefster pas op 4 februari 2019 aangifte heeft gedaan maakt evenmin dat haar verklaring om die reden als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt. Op 6 november 2018, ongeveer een maand nadat het contact tussen aangeefster en verdachte stopte, heeft aangeefster een informatief gesprek met de politie gehad. Het verslag van dat gesprek komt in de kern overeen met de inhoud van de gedane aangifte. Bovendien is het voor slachtoffers van zedenmisdrijven in het algemeen een moeilijke stap om naar buiten te treden met hun ervaringen. Er kan geruime tijd verstrijken voordat slachtoffers in staat zijn om die stap te zetten en naar de politie te gaan en vervolgens na een informatief gesprek ook daadwerkelijk aangifte te doen.
Leeftijd aangeefster
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2018
wistdat aangeefster
16 jaar en dus minderjarig was. Het hof is echter van oordeel dat hij dat redelijkerwijs had moeten vermoeden, nu aangeefster op dat moment nog maar relatief kort geleden één van zijn leerlingen was geweest op de middelbare school waar de verdachte destijds werkte.
Ten aanzien van 27 juni 2018 ligt dat anders. Uit een
e-mail die de verdachte op 27 mei 2017 naar aangeefster stuurde (“
wat is er mis met mij(…)
dat ik wil neuken met iemand van 16”) blijkt zonder meer dat hij op dat moment wist dat aangeefster minderjarig was.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De verweren worden verworpen en het onder 1 tenlastegelegde kan dan ook – op hierna te melden wijze – wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 2
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het aan hem onder
2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat geen sprake is van afbeeldingen van seksuele gedragingen, nu op deze foto’s enkel bloot staat. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de foto’s in zijn bezit heeft gehad.
Het hof overweegt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als volgt.
Zoals hiervoor is overwogen, kan uit de e-mails die de verdachte in de loop van de periode vanaf november 2017 tot en met oktober 2018 naar aangeefster heeft gestuurd, worden afgeleid dat de verdachte jegens aangeefster een seksuele interesse aan de dag legde. De verdachte heeft op verschillende momenten ook nadrukkelijk om (meer) expliciete foto’s gevraagd. Soms heeft hij, zo blijkt uit de desbetreffende e-mails, na ontvangst daarvan seksuele handelingen bij zichzelf verricht. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de tenlastegelegde afbeeldingen gelet op de context waarin ze zijn gevraagd en aan de verdachte zijn verstrekt een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en strekten tot seksuele prikkeling van de verdachte. Er is dan ook sprake van afbeeldingen van seksuele gedragingen.
De verdachte heeft de afbeeldingen niet alleen ontvangen maar ook bekeken en (deels) gebruikt bij eigen seksuele handelingen, waarna hij de afbeeldingen heeft verwijderd. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de verdachte over de afbeeldingen de beschikking heeft gehad.
De verweren worden verworpen en het onder 2 tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks11 april 2018 en
/of27 juni 2018 te Heenvliet, gemeente Nissewaard, door
giften en/of beloften van geld en/of goed en/ofmisbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of door misleiding,te weten
- het
(grote
)leeftijdsverschil tussen hem en haar en
/of- de
(liefdes)relatie tussen hem en haar en
/of
- de positie van hem als voormalig leraar/mentor en
/of
- haar kwetsbaarheid en
/ofbeïnvloedbaarheid en
/ofgemoedstoestand en
/of
- het feit dat
zij hem had verteld over haar (gezondsheids)problemen en/ofhij wist van haar (gezondheids)problemen,
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], van wie hij, verdachte,
op 11 april 2018redelijkerwijs moest vermoeden
en op 27 juni 2018wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of knijpen in haar bil(len) en
/ofborst
(en
),
te plegen en/ofvan verdachte te dulden;
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
1 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018te Heenvliet, gemeente Nissewaard, en/of Oud-Beijerland, althansin Nederland,
(meermalen) (telkens) (een) gegevensdrager(s) bevattendeafbeeldingen, te weten
(een )foto
('s
) en/of film(s),van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken
of schijnbaar is betrokken,heeft verworven en
/ofin bezit gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt
(laten)poseren van
/dooreen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij
deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/ filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/filmsnadrukkelijk het
(ontblote
)geslachtsdeel, de borsten en
/ofbillen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij
)de afbeelding
(aldus)een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en
/ofstrekt tot seksuele prikkeling ([.jpg]
- blz 61[.jpg]
- blz 67Screenshot verstuurde mail dd 7 augustus
- blz. 119).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was de voormalige leraar en mentor van aangeefster. Na beëindiging van het dienstverband van de verdachte met de school heeft de verdachte contact opgenomen met aangeefster en is er tussen hen vanaf mei 2017 intensief e-mailcontact geweest. Deze correspondentie laat een bepaalde opbouw zien waarbij de e-mails zich ontwikkelden van ogenschijnlijk ‘gewone’ tot seksueel getinte en soms zeer expliciete e-mails. Meerdere keren heeft aangeefster op verzoek van de verdachte foto’s van zichzelf gestuurd, waarop zij naakt te zien was of waarop ontblote lichaamsdelen van haar en haar ontblote geslachtsdeel te zien waren. Deze afbeeldingen werden door de verdachte ontvangen en bekeken, waarbij hij ook seksuele handelingen bij zichzelf verrichtte. Dit liet hij ook aan aangeefster weten. De verdachte heeft aangeefster zelfs op twee momenten betast en haar daarbij in billen en borsten geknepen. Deze handelingen vonden plaats in een klaslokaal van een school waar aangeefster op dat moment stage liep. Tijdens deze bezoeken was verdachte 58 jaar en aangeefster 16 jaar oud.
De omgang zoals die tussen de verdachte, een volwassene, en aangeefster is strafbaar. De strafbaarstelling in de door de verdachte overtreden wetsbepalingen beoogt jeugdigen, die in een afhankelijkheidsrelatie verkeren, zoals een minderjarige leerlinge ten opzichte van haar oud-leraar/mentor, te beschermen tegen seksuele verleiding en het dulden van ontuchtige handelingen en de schadelijke gevolgen die dit kan hebben. Minderjarigen zijn immers kwetsbaar, nu zij zich nog volop seksueel aan het ontwikkelen zijn en de (schadelijke) gevolgen van seksuele gedragingen niet altijd kunnen overzien.
De verdachte heeft al met al een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en integriteit van aangeefster en met zijn handelwijze haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling ernstig doorkruist. De verdachte heeft zich volledig laten leiden door zijn eigen gevoelens en verlangens en heeft geen oog gehad voor aangeefster en de mogelijke (psychische) gevolgen die een en ander voor haar zou kunnen hebben.
Hij heeft vanuit zijn positie als oud-leraar/mentor misbruik gemaakt van een jong en kwetsbaar meisje. De verdachte was vanuit zijn rol ook op de hoogte van de kwetsbare situatie van aangeefster en had hierover ook contact met haar ouders. Hij heeft door zijn handelwijze ernstig inbreuk gemaakt op het in hem gestelde vertrouwen. Hij heeft hiermee onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef getoond en heeft geen acht geslagen op het feit dat sprake was van een ongelijkwaardige verhouding tussen hem als oud-leraar en mentor en aangeefster en het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hen. De verdachte heeft in hun contact bovendien druk op aangeefster uitgeoefend om zijn suggesties en wensen op te (blijven) volgen. Zo heeft hij zelfs een keer gedreigd met het plegen van zelfmoord, terwijl verdachte wist dat aangeefster met suïcidale gedachten kampte en zelfs eerder zelfmoordpogingen had gedaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de nadelige gevolgen hiervan ondervinden. Dit alles heeft ook enorme impact op aangeefster gehad en zij heeft nog steeds last van de gevolgen hiervan, zoals ook blijkt uit de in hoger beroep ingediende schriftelijke slachtofferverklaring.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
21 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het heeft voorts kennis genomen van een over de verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 27 maart 2020. Hieruit blijkt dat de reclassering het recidiverisico inschat als gemiddeld. De verdachte heeft vele keren de mogelijkheid gehad om te stoppen met het contact met aangeefster maar heeft dat niet gedaan. De verdachte zou zich nu bewust zijn van de gevolgen van zijn handelen en staat open voor behandeling, nu hij de noodzaak daar ook van erkent. De reclassering adviseert om een al dan niet gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandelverplichting en een verbod om mentor van minderjarigen te zijn.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de strafbare feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf. Een deel daarvan zal voorwaardelijk worden opgelegd, omdat het hof begeleiding door de reclassering en de oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd noodzakelijk acht, ook om het recidiverisico te beperken.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal zal het hof geen beroepsverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.
Weliswaar is de verdachte ná de bewezenverklaarde feiten, en nadat het hem duidelijk was dat hij daarvoor werd vervolgd, zonder een Verklaring Omtrent Gedrag te hebben aangevraagd of te hoeven aanvragen, via een detacheringsbureau in het onderwijs teruggekeerd en heeft hij zijn werkgever niet ingelicht over deze zaak, omstandigheden die aanleiding zouden kunnen zijn om een beroepsverbod op te leggen. Echter, niet gezegd kan worden, dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten in zijn beroep heeft gepleegd, zoals artikel 251 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht vereist.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.235,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, niet anders dan met een verzoek tot vrijspraak.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag.
Betaling door de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.235,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
-dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Fivoor te Rotterdam of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelende instelling verantwoord vindt;
- dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen van Fivoor te Rotterdam of een soortgelijke zorgverlener, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelende instelling verantwoord vindt;
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.235,00 (duizend tweehonderdvijfendertig euro) ter zake van immateriële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.235,00 (duizend tweehonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. E.A. Lensink en mr. A.M. Hol, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2022.
mr. A.M. Hol en de griffier zijn buiten staat om dit arrest te ondertekenen.