ECLI:NL:GHDHA:2022:2334

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
2200254021
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging doodslag op (ex-)vriendin met ernstige verwondingen en gevolgen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag op zijn (ex-)vriendin, waarbij hij haar opzettelijk met een mes in haar buik en ledematen heeft gestoken. De feiten vonden plaats op 28 juni 2020 in Rotterdam, waar de verdachte, na een relatiebreuk, de vrouw in haar eigen tuin aanviel. Het slachtoffer raakte ernstig gewond en heeft langdurige medische zorg nodig gehad, inclusief meerdere operaties en een verblijf op de intensive care. Het hof heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De opgelegde straf bedraagt acht jaar gevangenisstraf, met een vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaar, die een contactverbod met het slachtoffer inhoudt. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor het slachtoffer is vastgesteld op €64.807,73. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweldsdelict en de impact op het slachtoffer en haar omgeving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002540-21
Parketnummer: 10-169625-20
Datum uitspraak: 23 november 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
BRP-adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd te [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest, in combinatie met een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Voorts zijn beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes in haar buik en/of arm en/of been heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest, en dat een maatregel zal worden opgelegd strekkende tot de beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van vijf jaren, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak poging moord
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte is het hof van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het hof zal de verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks28 juni 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,van het leven te beroven, met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,meermalen met een mes in haar buik en
/ofarm en
/ofbeen heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering straf en maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit en de gevolgen daarvan
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn vriendin, die haar relatie met de verdachte kort tevoren had uitgemaakt. Het misdrijf vond plaats in haar eigen leefomgeving, ’s avonds laat in haar tuin toen zij thuis kwam. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven door haar met een keukenmes meerdere keren in haar buik en ledematen te steken. De buik is met name een deel van het lichaam waarin zich diverse vitale organen en slagaders bevinden. Het slachtoffer is in zeer kritieke toestand in het ziekenhuis terecht gekomen. Het letsel was zo ernstig dat de bloedsomloop van het slachtoffer gedurende ongeveer twaalf minuten heeft stilgestaan. Er was sprake van zo veel bloedverlies – de traumachirurg beschreef het als een 'leeg hart' - dat het slachtoffer een massale bloedtransfusie moest krijgen. Zij heeft ruim zeven weken op de intensive care afdeling doorgebracht, waarbij zij 26 nachten in coma was, en daarna heeft zij nog eens vier weken op de afdeling chirurgie moeten verblijven. In die tijd heeft zij vele behandelingen moeten ondergaan. Problemen traden onder andere op in haar longen, lever en nieren.
Dat het slachtoffer de gewelddadige aanval van de verdachte heeft overleefd is door de artsen een wonder genoemd. Het is aan de inzet van de politieagent die als eerste ter plaatse was, de hulpverleners en de artsen te danken dat het slachtoffer nog in leven is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het slachtoffer gebruik gemaakt van haar spreekrecht. Zij heeft beschreven hoezeer de impact van het handelen van de verdachte nog steeds van invloed is op haar dagelijks leven en dat ze niet meer de persoon is die ze was. Na haar ontslagdatum uit het ziekenhuis moest ze 110 keer terug voor afspraken en controles. Zij heeft acht operaties ondergaan. Op dit moment wordt zij nog behandeld door de traumachirurg, de plastisch chirurg (voor het behandelen en herstellen van de littekens), de handtherapeut en de fysiotherapeut. Delen van haar lichaam, waaronder haar handen, zullen nooit meer naar behoren functioneren.
Naast het veelomvattende lichamelijke letsel, heeft de aanval van de verdachte ook psychisch diepgaand effect gehad op het slachtoffer. Zij is angstig geworden voor de buitenwereld en kan niet meer goed tegen drukte. Door haar lichamelijk letsel is zij voor 87% afgekeurd en kan zij niet meer werken. Dat is voor haar een grote klap, temeer nu zij voor het delict altijd actief was en graag werkte.
De zeer grove inbreuk die de verdachte op het lichaam en de persoon van het slachtoffer heeft gemaakt is evident. Daarnaast heeft het handelen van de verdachte ook op de familie van het slachtoffer een grote impact gehad, zoals ook blijkt uit de toelichtingen bij de verschillende vorderingen van de benadeelde partijen. Bovendien leidt een ernstig geweldsdelict als het onderhavige vaak tot bredere onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Zo hebben verschillende buren het ook voor hen angstaanjagende incident van dichtbij moeten meemaken.
Proceshouding van de verdachte
De verdachte heeft het feit erkend en ter zitting zijn medeleven met het slachtoffer betuigd en onder woorden proberen te brengen hoezeer het hem spijt wat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 26 oktober 2022. Hieruit blijkt voor zover thans nog relevant dat aan de verdachte in 2014 een voorwaardelijk sepot is opgelegd wegens huiselijk geweld (mishandeling van, zo komt in na te noemen reclasseringsrapport naar voren, de zus van de verdachte).
Rapportages
De verdachte is geobserveerd in het Pieter Baan Centrum. Op 9 juni 2021 hebben psycholoog R.J. van Helvoirt en psychiater M. van Berkel over hun bevindingen samengevat weergegeven als volgt gerapporteerd.
De verdachte leed ten tijde van het ten laste gelegde feit aan een aanpassingsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en – in mindere mate – cannabis, en de verdachte – die meende bedrogen en verlaten te worden door het slachtoffer – vertoonde een emotionele en gedragsmatige ontregeling. Die ontregeling is gebleken uit de eigen verklaringen van de verdachte over woedeaanvallen, zelfmoordgedachten en vrijwel onafgebroken gebruik van alcohol en drugs, alsook uit in het politiedossier weergegeven verklaringen van anderen in zijn omgeving.
De deskundigen gaan ervan uit dat het ten laste gelegde moet worden gezien als een massale impulsdoorbraak bij de verdachte, waarbij opgekropte gevoelens van woede een rol speelden; het gebruik van alcohol en drugs hebben een mogelijke impulscontrole verder verstoord. Door de gebrekkige coping vaardigheden, is de verdachte niet in staat geweest om zijn negatieve emoties op een gezonde manier te hanteren.
Op grond van dit alles adviseren de deskundigen om de verdachte het ten laste gelegde feit in een verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen komen tot de conclusie dat het recidiverisico, gelet op de aard van de problematiek van de verdachte, moet worden ingeschat als laag tot hooguit matig. Recidive kan optreden op langere termijn als verdachte weer een langdurige intieme relatie opbouwt.
De deskundigen zien geen aanleiding om een klinische behandeling te adviseren. De problematiek waarvan bij de verdachte sprake is, kan het beste middels een (langer durende) ambulante behandeling worden aangepakt. Binnen een dergelijke behandeling zal gewerkt moeten worden aan het aanleren van adequate en gezonde coping vaardigheden. Daarbij moet aandacht worden besteed aan de verslaving aan alcohol en cannabis en moet de verdachte alternatieve vaardigheden aanleren in plaats van bij voorkomende problemen terug te vallen in het gebruik van verslavende middelen. Volgens de deskundigen kan behandeling het beste ambulant plaatsvinden, omdat de verdachte dan onder therapeutische begeleiding zal kunnen oefenen met voor hem moeilijke situaties.
Binnen een dergelijke psychotherapeutische behandeling zal ook gewerkt moeten worden aan versteviging van de identiteit van de verdachte.
Op 15 maart 2022 hebben de psychiater en de psycholoog naar aanleiding van vragen van het hof – met name of een behandeling van de problematiek van de verdachte in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) succesvol kan zijn – aanvullend gerapporteerd als volgt.
De kern van hun betoog is en blijft dat de verdachte beperkte coping vaardigheden heeft en op dat gebied kan profiteren van behandeling. Gelet op het beperkte recidiverisico, het afwezig zijn van een persoonlijkheidsstoornis en de bereidwilligheid van de verdachte om zich te laten behandelen, is een TBS-kader voor de behandeling niet aangewezen. Een behandeling van de problematiek van de verdachte kan vanuit gedragskundig oogpunt succesvol zijn in het kader van de VI, naar de mening van de deskundigen.
Op 28 april 2022 heeft reclasseringswerker A.F.C. de Kok aanvullend gerapporteerd en daarbij geadviseerd in geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte kan in het kader van de VI de noodzakelijke behandeling volgen. De reclassering kan eventueel tegen de tijd dat de VI in zal gaan opnieuw onderzoeken wat een mogelijke behandeling zal moeten inhouden, waarbij een update van diagnostiek kan worden aangevraagd. Ook een (kortdurende) klinische opname, indien nodig, kan in het kader van de VI gerealiseerd worden.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel, op basis van de conclusies van de deskundigen Van Helvoirt en Van Berkel welke conclusies het hof volgt, dat de verdachte voor het bewezen feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Gezien de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof enkel gereageerd worden met de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast acht het hof het noodzakelijk dat de verdachte behandeld wordt voor de door de deskundigen geconstateerde problematiek. Op basis van de aanvullende rapportages van de deskundigen is het hof van oordeel dat die behandeling het beste in het kader van de VI kan plaatsvinden. Op die manier kan de behandeling aansluiten op de eventuele behandeling die door de verdachte reeds in detentie wordt gevolgd.
Het hof volgt de raadsvrouw niet in haar betoog om de verdachte een lagere deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in combinatie met bijzondere voorwaarden. Dat zou immers betekenen dat de verdachte maximaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren kan worden opgelegd. Het hof is van oordeel dat die straf geen recht doet aan de ernst van het delict.
Het hof zal evenwel, ook gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en in aanmerking nemend de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, een lagere gevangenisstraf opleggen dan de tien jaren die de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof zal, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, de verdachte voorts een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer opleggen ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf zal het hof de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Conclusie
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt en dat daarnaast de genoemde vrijheidsbeperkende maatregel behoort te worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vorderingen van de benadeelde partijen
In eerste aanleg hebben acht personen zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderingen ingediend. Alle benadeelde partijen vragen bij toewijzing van de vordering de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens zeven van de acht benadeelde partijen als advocaat verschenen mr. F.J.M. Hamers.
Mr. Hamers heeft ten aanzien van de vordering van het slachtoffer [slachtoffer] in hoger beroep nieuwe stukken ingediend en op basis daarvan een hoger bedrag aan materiële en immateriële schade gevorderd.
De vorderingen van de overige benadeelde partijen zijn ter terechtzitting gehandhaafd. De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 7], in hoger beroep niet bijgestaan door mr. Hamers, is eveneens gehandhaafd.
De vorderingen van de benadeelde partij zijn in hoger beroep als volgt aan de orde:
Nr.
Benadeelde partij
Gevorderde immateriële schade
Gevorderde materiële schade
1.
[slachtoffer]
€ 70.000,-
€ 46.197,07
2.
[benadeelde partij 2]
€ 10.000,-
€ 4.838,15
3.
[benadeelde partij 3]
€ 10.000,-
€ 2.118,75
4.
[benadeelde partij 4]
€ 1.918,44
5.
[benadeelde partij 5]
€ 781,79
6.
[benadeelde partij 6]
€ 94,90
7.
[benadeelde partij 7]
€ 121,28
8.
[benadeelde partij 8]
€ 433,80
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat op de vorderingen van de benadeelde partijen zal worden beslist zoals gevraagd door en namens de benadeelde partijen, met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft conform de door haar overgelegde pleitaantekeningen verweer gevoerd. Haar verweren zullen, voor zover dat is vereist, onder de hieronder weergegeven nummers worden besproken.
Het hof zal de vorderingen achtereenvolgens beoordelen.

1.[slachtoffer]

Immateriële schade
Gelet op hetgeen in de motivering van de vordering is aangevoerd en ter terechtzitting in hoger beroep door het slachtoffer is voorgedragen, is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 50.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De raadsvrouw van de verdachte heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de hoogte van de vordering gematigd dient te worden.
Zoals reeds door de benadeelde partij in haar vordering is beschreven, kan een benadeelde partij op grond van artikel 421 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in hoger beroep niet een hoger bedrag vorderen dan in eerste aanleg is gevorderd. Het hof zal [slachtoffer] derhalve voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade
Als materiële schade heeft de benadeelde partij de volgende kostenposten gevorderd.
Kostenpost
Gevorderd bedrag
Eigen risico 2020
€ 368,25
Eigen risico 2021
€ 885,-
Eigen risico 2022
€ 373,97
Eigen risico 2023
€ 385,-
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
€ 2.400,-
Mantelzorg periode t/m 2 oktober 2020 (allen)
€ 4.446,-
Mantelzorg 3 oktober 2020 t/m 13 april 2021 ([benadeelde partij 2 en benadeelde partij 3])
€ 503,50
Mantelzorg 14 april 2021 t/m zitting ([benadeelde partij 2 en benadeelde partij 3])
€ 95,-
Huishoudelijke hulp
€ 828,-
Kledingschade
€ 400,-
Woningschade
€ 1.354,28
Huurkosten
€ 1.577,02
Boodschappen (totaal)
€ 187,32
Kosten bewind
€ 719,50
Verhuiskosten (totaal)
€ 2.171,79
Reis- en parkeerkosten (totaal)
€ 1.899,-
Autohuur ([benadeelde partij 2 en benadeelde partij 3])
€ 1.702,-
Kosten fysio
€ 1.061,53
Verhoging premie 2021
€ 952,80
Maatschappelijke ondersteuning
€ 399,-
Verlies verdienvermogen
€ 46.197,07
Plastische chirurgie
€ 3.125,-
Tandartskosten
€ 892,18
Eigen risico 2020 en 2021
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 753,25 (€ 368,25 + € 385,-) materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag. Voor het overige (€ 500,-) zal de benadeelde partij op grond van artikel 421 Sv niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien dit bedrag niet in eerste aanleg is gevorderd.
Eigen risico 2022 en 2023
De benadeelde partij heeft het eigen risico voor 2022 en 2023 voor het eerst in hoger beroep gevorderd. Zij dient derhalve op dit onderdeel op grond van artikel 421 Sv niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 2.400,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Mantelzorg en huishoudelijke hulp
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Volgens de vordering van [benadeelde partij 4] verbleef het slachtoffer van 17 tot en met 27 september 2020 bij [benadeelde partij 4] in huis. Per dag werd twee uur aan mantelzorg verleend. De vergoeding per uur bedraagt
€ 9,50,-. De vordering zal als volgt worden toegewezen: voor de mantelzorg van [benadeelde partij 4]:
€ 190,- (11 dagen x 2 uur x € 9,50); voor de mantelzorg van [benadeelde partij 2 en benadeelde partij 3]: € 598,50; voor de huishoudelijke hulp van [benadeelde partij 2 en benadeelde partij 3]: € 828,-.
De vordering van de benadeelde partij zal tot die bedragen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over de bedragen. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Volgens de richtlijn letselschade huishoudelijke hulp valt het bezoeken van het slachtoffer in het ziekenhuis niet onder mantelzorg.
Kledingschade
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 400,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet voldoende gemotiveerd weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Woningschade
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Huurkosten
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Boodschappen
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Kosten bewind
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 719,50 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Verhuiskosten
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 2.000,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van de verdachte moest verhuizen. Bij een verhuizing ligt het voor de hand dat bepaalde apparaten (opnieuw) moeten worden aangeschaft. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
De bestelbus is door [benadeelde partij 2] betaald. De benadeelde partij heeft deze kosten dus niet zelf gemaakt. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Reis- en parkeerkosten
De reis- en parkeerkosten zijn niet door de benadeelde partij zelf gemaakt. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Autohuur
De huur van de auto is niet door de benadeelde partij zelf betaald. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Kosten fysiotherapie
De benadeelde partij heeft in hoger beroep onder bijlage 8 een brief van haar neuroloog toegevoegd, bevattende een verwijzing naar de fysiotherapeut. Het slachtoffer was tijdelijk gestopt met fysiotherapie, maar is per september 2022 weer gestart. Gezien de klachten, beschreven in de brief van de neuroloog, acht het hof voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag aan fysiotherapie kwijt zal zijn.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 1.061,53 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Verhoging premie 2021
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 952,80,- materiële schade is geleden. Deze inmiddels geleden schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering onvoldoende onderbouwd weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Maatschappelijke ondersteuning WMO
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 399,- materiële schade is geleden of geleden zal worden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat in de vordering voldoende onderbouwd is dat de benadeelde partij gebruik zal maken van de maatschappelijke ondersteuning, nu zij deze heeft aangevraagd en de hulpverlening in het kader van de WMO een ander doel heeft dan de maatschappelijke ondersteuning die zij voorheen kreeg en heeft stopgezet. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Verlies verdienvermogen
Naar oordeel van het hof levert de berekening van het verlies van het verdienvermogen van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Plastische chirurgie en tandartskosten
De posten plastische chirurgie en tandartskosten zijn pas voor het eerst in hoger beroep gevorderd. De benadeelde partij dient derhalve op grond van artikel 421 Wetboek van Strafvordering voor deze onderdelen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het hof ziet evenwel aanleiding deze kosten wel mee te nemen in de op te leggen schadevergoedingsmaatregel als hierna vermeld.
Conclusie
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 10.321,58. Het totaal toe te wijzen bedrag bedraagt € 60.321,58.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft het hof verzocht ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel voor een hoger bedrag op te leggen dan het bedrag dat van de vordering van de benadeelde partij kon worden toegewezen, aangezien de posten die voor het eerst in hoger beroep zijn gevorderd op grond van artikel 421 Sv niet kunnen worden toegewezen. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, heeft het hof ambtshalve die bevoegdheid indien de verdachte naar civiel recht aansprakelijk is voor schade die de benadeelde partij heeft geleden.
Immateriële schade
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel niet ambtshalve verhogen met het in hoger beroep gevorderde deel van de immateriële schade. Uit de toelichting van het in hoger beroep meer gevorderde bedrag blijkt naar oordeel van het hof onvoldoende dat de thans geleden immateriële schade in eerste aanleg niet voorzienbaar was. Het hof acht het in eerste aanleg toegewezen deel aan immateriële schade naar maatstaven van billijkheid passend.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat de verdachte naar civiel recht aansprakelijk is voor de door de benadeelde partij gemaakte kosten ten aanzien van het eigen risico 2022, de plastische chirurgie en de extra gemaakte tandartskosten die buiten de verzekering vielen. Er bestaat een rechtstreeks verband tussen het handelen van de verdachte en deze gemaakte kosten en ze zijn voldoende onderbouwd.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel derhalve opleggen voor de hiervoor toegewezen kostenposten, het eigen risico 2022 (€ 373,97) de kosten voor de plastische chirurgie (€ 3.125,-) en de extra gemaakte tandartskosten (€ 892,18).
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 64.807,73 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde aan het slachtoffer is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].

2.[benadeelde partij 2]

Immateriële schade
Benadeelde partij [benadeelde partij 2], de moeder van het slachtoffer, vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade in de vorm van shockschade. Namens de benadeelde partij heeft mr. Hamers betoogd dat de confrontatie met haar dochter in het ziekenhuis een emotionele schok teweegbracht bij de moeder van het slachtoffer. Sinds dat moment is de benadeelde partij gespannen en leeft zij continu in angst. De psycholoog bij wie de benadeelde partij onder behandeling stond, heeft vastgesteld dat zij kampte met een acute stressstoornis. De stoornis hangt samen met de confrontatie met haar dochter in het ziekenhuis. Zij volgde daarvoor EMDR-therapie als behandeling.
Het hof stelt het volgende voorop. Vergoeding van immateriële schade zoals in artikel 6:106, onderdeel b(3) Burgerlijk Wetboek bedoeld kan plaatsvinden als door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van strafbare feiten, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dat zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond.
Voor vergoeding van immateriële schade als deze is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Het hof constateert op basis van het rapport van psychotherapeut [medewerker GGZ], als bijlage 33 gevoegd bij de vordering van de benadeelde partij, dat bij de benadeelde partij een acute stressstoornis is vastgesteld en dat die diagnose samenhangt met de confrontatie van de benadeelde partij met haar dochter in het ziekenhuis direct na het steekincident. Bij de benadeelde partij is derhalve een in de psychiatrie erkend ziektebeeld vastgesteld als gevolg van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Dat de schok van de confrontatie met haar dochter ernstig was, volgt mede uit het traject dat de psychotherapeut aangewezen achtte: traumabehandeling, waaronder EMDR.
Bij het bepalen van de hoogte van de geleden schade heeft het hof gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
De raadsvrouw van de verdachte heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de vordering gematigd dient te worden.
De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich derhalve - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de benadeelde partij voor dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Materiële schade
Reis- en parkeerkosten
Aangezien onder benadeelde [slachtoffer] de ziekenhuisdaggeldvergoeding reeds is toegewezen, waar het parkeergeld voor familiebezoek bij is inbegrepen, zal van deze benadeelde partij de vordering betreffende dit onderdeel worden afgewezen.
Autohuur
In de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen van 10 september 2020, heeft mr. Hamers te kennen gegeven dat ten aanzien van de autohuur nog bewijsstukken geleverd zouden worden ter onderbouwing van deze kostenpost. Deze stukken zijn echter niet geleverd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de stukken na te sturen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom voor dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bestelbus
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 171,79 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Mantelzorg
Het hof heeft reeds aan de benadeelde partij [slachtoffer] de voor vergoeding in aanmerking komende mantelzorg, verricht door [benadeelde partij 2], toegewezen. Derhalve zal de kostenpost mantelzorg van deze benadeelde partij worden afgewezen.
Medische kosten en kosten eigen risico
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 385,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Conclusie
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 556,79. Het totaal toe te wijzen bedrag bedraagt
€ 8.056,79.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.056,79 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
3.
[benadeelde partij 3]
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade gevorderd omdat sprake zou zijn van shockschade. Het hof stelt voorop dat het zeer goed mogelijk is dat bij de benadeelde partij geestelijke schade is ontstaan door de confrontatie met zijn dochter op de intensive careafdeling van het ziekenhuis. Zoals hiervoor reeds uiteengezet is voor vergoeding van schokschade op grond van artikel 6:106, onderdeel b(3) vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar.
Nu zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geen informatie beschikbaar is over het geestelijk letsel van de benadeelde partij, is het hof niet in staat deze waardering te maken. Nader onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom voor dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Materiële schade
Mantelzorg
Het hof heeft reeds aan de benadeelde partij [slachtoffer] de voor vergoeding in aanmerking komende mantelzorg, verricht door [benadeelde partij 3], toegewezen. Derhalve zal de kostenpost van de mantelzorg onder deze benadeelde partij worden afgewezen.
Kosten medicatie
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 14,36 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit onderdeel van de vordering niet weersproken. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve op dit onderdeel worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Kosten eigen risico
Aangezien ten aanzien van de afzonderlijke kosten in verband met (slaap)medicatie reeds is geoordeeld dat deze voor toewijzing in aanmerking komen en nu niet is vast komen te staan dat de benadeelde kosten heeft gemaakt in verband met het bezoek aan een psycholoog (dan wel andere kosten die ten laste van het eigen risico komen), zal het hof dit onderdeel van de vordering afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 14,36 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].

4.[benadeelde partij 4]

Materiële schade
Reis- en parkeerkosten
Aangezien de onder benadeelde [slachtoffer] de ziekenhuisdaggeldvergoeding reeds is toegewezen, waar het parkeergeld voor familiebezoek bij is inbegrepen, zal van deze benadeelde partij de vordering betreffende dit onderdeel worden afgewezen.
Kosten bewind
Het hof heeft reeds aan de benadeelde partij [slachtoffer] de kosten voor het bewind toegewezen. Derhalve zal de kostenpost van het bewind onder deze benadeelde partij worden afgewezen.
Boodschappen
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Mantelzorg
Het hof heeft reeds aan de benadeelde partij [slachtoffer] de voor vergoeding in aanmerking komende mantelzorg, verricht door [benadeelde partij 4], toegewezen. Derhalve zal de kostenpost van de mantelzorg onder deze benadeelde partij worden afgewezen.
5.[benadeelde partij 5]
Materiële schade
Reis- en parkeerkosten
Aangezien onder benadeelde [slachtoffer] de ziekenhuisdaggeldvergoeding reeds is toegewezen, waar het parkeergeld voor familiebezoek bij is inbegrepen, zal van deze benadeelde partij de vordering betreffende dit onderdeel worden afgewezen.
Mantelzorg
Het hof heeft hiervoor overwogen dat bezoek aan het ziekenhuis niet valt onder mantelzorg. Op dit onderdeel zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.[benadeelde partij 6]
Materiële schade
Kosten slot
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
7.[benadeelde partij 7]
Materiële schade
Boodschappen
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Benzinekosten
Voor dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat niet is komen vast te staan dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
8.[benadeelde partij 8]
Parkeerkosten
Aangezien onder benadeelde [slachtoffer] de ziekenhuisdaggeldvergoeding reeds is toegewezen, waar het parkeergeld voor familiebezoek bij is inbegrepen, zal de vordering van deze benadeelde partij op dit onderdeel worden afgewezen.
Mantelzorg
Het hof heeft hiervoor overwogen dat bezoek aan het ziekenhuis niet valt onder mantelzorg. Op dit onderdeel zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
Het hof bepaalt de aanvang van de wettelijke rente voor de toegewezen immateriële schade op 28 juni 2020. De aanvang van de wettelijke rente voor de materiële schade is vanaf het moment dat deze gevorderd is: 2 november 2020.
Proceskosten
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dienen te dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Maatregel
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 60.321,58(zestigduizend driehonderdeenentwintig euro en achtenvijftig cent) bestaande uit
€ 10.321,58(tienduizend driehonderdeenentwintig euro en achtenvijftig cent)
materiële schadeen
€ 50.000,00(vijftigduizend euro)
immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van
materiële schadevoor een bedrag van
€ 3.773,00(drieduizend zevenhonderddrieënzeventig euro)
.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 64.807,73 (vierenzestigduizend achthonderdenzeven euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 14.807,73 (veertienduizend achthonderdenzeven euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet (volledige) betaling kan worden toegepast, op ten hoogste 334 (driehonderdvierendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 november 2020 en van de immateriële schade op 28 juni 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.056,79(achtduizend zesenvijftig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit
€ 556,79(vijfhonderdzesenvijftig euro en negenenzeventig cent)
materiële schadeen
€ 7.500,00(zevenduizend vijfhonderd euro)
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 2.851,47(tweeduizend achthonderdeenenvijftig euro en zevenenveertig cent) aan
materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.056,79 (achtduizend zesenvijftig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 556,79 (vijfhonderdzesenvijftig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet (volledige) betaling kan worden toegepast, op ten hoogste 20 (twintig ) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 november 2020 en voor de immateriële schade op 28 juni 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 14,36(veertien euro en zesendertig cent) ter zake van
materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van
materiële schadevoor een bedrag van
€ 2.104,39.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14,36 (veertien euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet (volledige) betaling kan worden toegepast, op 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.807,76(duizend achthonderdzeven euro en zesenzeventig cent) aan
materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 382,79(driehonderdtweeëntachtig euro en negenenzeventig cent) aan
materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
Wijst afde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 35,30(vijfendertig euro en dertig cent) aan
materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts, mr. A.J.M. Kaptein en mr. E.J. van As, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2022.