ECLI:NL:GHDHA:2022:2308

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
2200087822
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met betrekking tot seksueel binnendringen van het lichaam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij het seksueel binnendringen van het lichaam ten laste was gelegd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep. De verdachte was beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje, waarbij het ten laste gelegde feit onder andere bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte (partiële) vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaring van het slachtoffer niet betrouwbaar was en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer op 27 maart 2020 in een compromitterende situatie zijn aangetroffen. De verklaring van het slachtoffer werd ondersteund door DNA-bewijs, maar het hof oordeelde dat de handelingen die de verdachte had verricht, niet als seksueel binnendringen konden worden gekwalificeerd volgens de geldende juridische normen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde handelingen van seksueel binnendringen, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Daarnaast heeft het hof beslist over de in beslag genomen goederen en de vordering van de benadeelde partij. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof gelastte de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij seksuele delicten, vooral wanneer het gaat om de verklaringen van één getuige.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000878-22
Parketnummer: 09-852033-20
Datum uitspraak: 8 november 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
25 oktober 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest. Daarnaast is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en over de onder de verdachte in beslag genomen goederen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2020 te Zoetermeer en/of Katwijk, althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het meermalen althans eenmaal brengen/duwen en/of heen en weer begewen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of,
- het meermalen althans eenmaal, likken van de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer] en/of,
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte (partiële) vrijspraak bepleit omdat de verklaring van de aangeefster niet betrouwbaar is en er voor het overige geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is in het dossier.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het volgende.
Feiten en omstandigheden
Op 27 maart 2020 omstreeks 17.45 uur troffen handhavers op een parkeerterrein van een sportcomplex te Zoetermeer een voertuig aan met daarin twee personen: de verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Op dat moment lag [slachtoffer] achterover tegen de zijkant van de achterbank en de verdachte zat over haar heen gebukt. De handhavers zagen dat de verdachte overeind kwam en met zijn hand zijn mond afveegde. [slachtofffer] verklaarde vrijwel direct nadat zij door de handhavers was aangetroffen, dat zij de verdachte zo’n twee weken daarvoor had leren kennen via SnapChat, waar hij had aangegeven 18 jaar oud te zijn. Ze had hem die avond voor het eerst in het echt gezien. Hij wilde seks met haar, maar dat wilde zij niet. Zij gaf aan dat de verdachte haar ‘hoofd had gegeven’, wat straattaal is voor oraal bevredigen.
Ten tijde van het voorgaande was [slachtoffer] was 15 jaar oud en de verdachte 27 jaar oud. De verdachte heeft aan de handhavers te kennen gegeven dat hij wist dat [slachtoffer] 15 jaar oud was en bijna 16 werd, en verklaarde met het meisje te hebben gezoend. De verdachte is vervolgens aangehouden.
In een zogenoemd informatief zedengesprek op 27 maart 2020 heeft [slachtoffer] onder meer verklaard dat zij eerder die dag met de verdachte met de auto naar twee verschillende parkeerplaatsen was gereden, waar hij telkens aangaf dat het daar te druk was. Uiteindelijk zijn zij op de parkeerplaats van het sportcomplex terechtgekomen. Daar vroeg de verdachte aan [slachtoffer] of zij achterin de auto kwam zitten en zei dat hij haar hoofd ging geven. [slachtoffer] heeft toen haar jurk omhoog gedaan en haar onderbroek opzij, waarna de verdachte haar vagina likte. Later ging de verdachte voorin de auto zitten, pakte een condoom en zei toen “kom, we gaan neuken”. Toen [slachtoffer] zei dat zij dat vandaag niet wilde, zei de verdachte “ok” en is hij haar weer gaan beffen, aldus nog steeds [slachtoffer].
Verklaring [slachtoffer] betrouwbaar?
Het hof acht de verklaring van het slachtoffer over het feitelijk verloop van het voorval niet op voorhand onbetrouwbaar, te meer omdat bepaalde onderdelen van haar verklaring steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo vindt haar verklaring dat zij door de verdachte aan haar vagina is gelikt steun in de omstandigheid dat het DNA van de verdachte op de buitenste schaamlippen van haar vagina is aangetroffen. De verklaring dat de verdachte een condoom pakte en met haar wilde “neuken” vindt steun in de omstandigheid dat in het dashboardkastje van de auto waarin de verdachte en [slachtoffer] zijn aangetroffen, een pakje condooms lag. Bij dit alles komt dat uit de processen-verbaal van de handhavers kan worden opgemaakt dat de verdachte en [slachtoffer] door hen in een ronduit compromitterende houding zijn aangetroffen.
Ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen?
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige, zoals in dit geval [slachtoffer], ook niet als de rechter deze verklaring op zich betrouwbaar zou achten. Volgens de Hoge Raad strekt deze bepaling ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In dit verband overweegt het hof het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte op de bewuste avond met [slachtoffer] heeft gezoend en aan haar vagina heeft gelikt. Voor deze gedragingen is, naast de verklaring van aangeefster, ander bewijs aanwezig.
Deze handelingen leveren echter geen seksueel binnendringen op zoals is bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ook niet indien ervan zou worden uitgegaan dat sprake is geweest van ‘tong’zoenen nu dit volgens inmiddels vaste rechtspraak niet (meer) als seksueel binnendringen kan worden gekwalificeerd.
Dit ligt anders voor wat betreft de overigens aan de verdachte tenlastegelegde seksuele handelingen, kort gezegd: het likken van de clitoris en het ‘pijpen’.
Deze handelingen kunnen worden aangemerkt als seksueel binnendringen. In het dossier bevindt zich ten aanzien van deze handelingen evenwel onvoldoende (steun)bewijs. Dat de verdachte de clitoris van [slachtoffer] zou hebben gelikt, is immers niet door [slachtoffer] verklaard en blijkt ook overigens niet uit het dossier. Ten aanzien van het pijpen door de verdachte, waarover [slachtoffer] wèl heeft verklaard, ontbreekt het benodigde steunbewijs.
Nu naar het oordeel van het hof datgene wat buiten redelijke twijfel vast is komen te staan niet aangemerkt kan worden als seksueel binnendringen, en voor de overige handelingen onvoldoende bewijs voorhanden is, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het seksueel binnendringen als het dragende onderdeel van de tenlastelegging moet worden beschouwd.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een auto (Volkswagen Polo 37 KW volgnummer PL1500-2020085274-2379092), een telefoon (iPhone zwart volgnummer PL1500-2020085274-2379124) en een geldbedrag ten bedrage van €290 (volgnummer PL1500-2020085274-2378567), zal het hof – gelet op de vrijspraak – teruggave aan de verdachte gelasten.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 4.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Auto Volkswagen Polo 37 KW volgnr. PL1500-2020085274-2379092;
Telefoon iPhone zwart volgnr. PL1500-2020085274-2379124;
- Geldbedrag €290, volgnr. PL1500-2020085274-2378567.
Verklaart de
benadeelde partij[slachtoffer]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. J.W. Frieling en mr. E.A. Lensink, in bijzijn van de griffier mr. C. Rietdijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2022.