ECLI:NL:GHDHA:2022:230

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
AV00015022
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard in het kader van beklagzaken

Op 11 februari 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van [verzoeker] in het kader van twee beklagzaken. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de wrakingskamer II, die [verzoeker] niet-ontvankelijk had verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer II had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het appelverbod konden doorbreken. Het hof oordeelde dat het wrakingsverzoek IV niet kon slagen, omdat er geen grond was om opnieuw naar de beslissing van wrakingskamer II te kijken. Bovendien werd vastgesteld dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek om wraking van [verzoeker] niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : AV 000150-22
Kenmerken beklagzaken (ex art. 12 Sv) : K20/220369 en K21/220447
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 11 februari 2022
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de beklagzaken met voormelde kenmerken, ingediend door:

[verzoeker],

hierna te noemen: [verzoeker].
De wrakingskamer beslist zonder behandeling ter zitting, dit op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Den Haag.

Achtergrond (hoofdlijnen)

1. Bij een ernstige brand in Diemen op 19 juli 2017 is de zoon van [verzoeker] omgekomen.
2. [verzoeker] heeft een klacht ingediend bij het hof omdat het OM geen strafvervolging wil instellen tegen de Gemeente Diemen en de Regionale Brandweer (hierna: het beklag).
3. [verzoeker] heeft nog een tweede klacht ingediend. Deze tweede beklagzaak (met nummer K21/220447) gaat over het niet vervolgen van drie andere personen wegens meineed. Het OM heeft op 12 november 2021 in die zaak schriftelijk verslag gedaan.
4. Het beklag (met kenmerk K20/220369) is in behandeling bij de beklagkamer van het hof, met als raadsheren (rechters in hoger beroep) mrs. Van der Spoel, Van der Flier en Eisses (hierna: de beklagkamer).
5. De beklagkamer heeft op 9 juni 2021 een regiezitting gehouden, waarbij onder meer [verzoeker] aanwezig was.
6. De beklagkamer heeft vervolgens bij tussenbeschikking van 1 juli 2021 de advocaat­ generaal (A-G) opgedragen om het gehele dossier in het beklag (K20/220369) ter beschikking te stellen aan het hof. Ook heeft de beklagkamer een nieuwe zitting bepaald. Als zittingsdatum is 16 februari 2022 vastgesteld.
7. Op 31 december 2021 is bij het hof een bericht van [verzoeker] binnengekomen, met omschrijving: 'Betreft: Reactie op de adviezen van de AG en tevens Wrakingsverzoek voor de leden van het hof in de zaken K21/220447 en K20/220369'.
8. De wrakingskamer, met als raadsheren mrs. Van Kooten, Thierry en Zandhuis, (hierna: wrakingskamer I) heeft [verzoeker] bij beslissing van 20 januari 2022 gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard (wegens termijnoverschrijding) en het wrakingsverzoek voor het overige afgewezen.
9. Op 21 januari 2022 heeft het hof een e-mailbericht van [gemachtigde] (gemachtigde van [verzoeker]) ontvangen, cc aan [verzoeker]. Dit e-mailbericht heeft als onderwerp: 'oproeping klager [verzoeker]; 16 februari 2022 (K20/220369) en wrakingsverzoek nieuwe feiten."
10. De wrakingskamer, met als raadsheren mrs. M.A.F. Tan - de Sonnaville, H. Wiersinga en H.A.J. Kroon (hierna wrakingskamer II)) heeft [verzoeker] bij beslissing van 1 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard in wrakingsverzoek ll.
11. Op 2 februari 2022 heeft het hof e-mailberichten van [gemachtigde] (gemachtigde van [verzoeker]) ontvangen met als onderwerp 'wrakingsverzoek III’.
12. Op 2 februari 2022 heeft het hof nog een e-mailbericht van [gemachtigde] (gemachtigde van [verzoeker]) ontvangen. Dit e-mailbericht heeft als onderwerp: 'wrakingsverzoek IV'
13. Vervolgens is een nieuwe wrakingskamer samengesteld ter behandeling van de wrakingsverzoeken III en IV.
14. Bij beslissing van heden heeft het hof (ook) een beslissing gegeven in de zaak betreffende wrakingsverzoek III.

Beoordeling van het wrakingsverzoek (wrakingsverzoek IV)

15. Op basis van diverse argumenten - die erop neerkomen dat wrakingskamer II ten onrechte niet is in gegaan op nieuwe feiten en omstandigheden en op de stelling van [verzoeker] dat sprake is van " leugens onder ambtseed" - komt [verzoeker] tot de volgende conclusie:
"Dat roept bij ons nu dan ook opnieuw de schijn van partijdigheid op en dus daarom dit wrakingsverzoek IV voor de beslissing van
1februari jl.!"
16. Het wrakingsverzoek IV richt zich tegen raadsheren van de wrakingskamer II (mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, H. Wiersinga en H.A.J. Kroon).
17. De Wrakingskamer die over wrakingsverzoek IV oordeelt, komt tot het volgende oordeel:
[verzoeker] vraagt met wrakingsverzoek IV in feite om herziening/hoger beroep (appel) van de beslissing van wrakingskamer II van
1februari 2022. De wet biedt die mogelijkheid echter niet. Er is sprake van een zogenoemd appelverbod. Dat appelverbod kan onder bijzondere omstandigheden wel worden doorbroken, maar dergelijke omstandigheden doen zich in dit geval, gezien de onderbouwing van het wrakingsverzoek, niet voor. Dat de beslissing van wrakingskamer II naar de mening van [verzoeker] een foute beslissing is, kan in dit geval niet als zo'n bijzondere omstandigheid aangemerkt worden en kan dus niet tot herziening van de beslissing leiden.
Wrakingsverzoek IV kan dan ook niet slagen. In juridische termen: [verzoeker] kan niet in haar wrakingsverzoek worden ontvangen (zal dus niet-ontvankelijk worden
verklaard) omdat er geen grond is om opnieuw naar de beslissing van wrakingskamer II te kijken.
18. Gelet op de aard van het wrakingsverzoek, de veelheid van de verzoeken om wraking die in het kader van deze procedure reeds zijn gedaan en hun inhoud, ziet het hof voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
19. Gelet op het vorenstaande dient op het verzoek tot wraking te worden beslist als hieronder weergegeven.

Beslissing Het hof:

Verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in wrakingsverzoek IV;
Bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] niet in behandeling wordt genomen;
Bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker], de beklagkamer, de leden van wrakingskamer II en de advocaat-generaal (mr. L.H.M. Jager-Huiskens).
Deze beslissing is gegeven op 11 februari 2022 door mrs. E.C. van Veen, Th.W.H.E. Schmitz en
C.A. Joustra, in aanwezigheid van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Deze beslissing is getekend door de voorzitter en de griffier.