Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[verzoeker],
Achtergrond (hoofdlijnen)
.Namens [verzoeker] is een verzoek tot wraking gedaan (hierna: het verzoek).
Gerechtshof Den Haag
Op 11 februari 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen in een wrakingsverzoek van [verzoeker] in het kader van twee beklagzaken. De wrakingskamer, bestaande uit de rechters E.C. van Veen, Th.W.H.E. Schmitz en C.A. Joustra, heeft het verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een ernstige brand in Diemen op 19 juli 2017, waarbij de zoon van [verzoeker] om het leven kwam. [Verzoeker] had geklaagd over het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) geen strafvervolging wilde instellen tegen de Gemeente Diemen en de Regionale Brandweer. Daarnaast was er een tweede beklagzaak waarin [verzoeker] het OM verweet drie personen niet te vervolgen wegens meineed.
De wrakingskamer heeft het verzoek zonder behandeling ter zitting afgewezen, op basis van het Wrakingsprotocol van het gerechtshof. In de beoordeling van het wrakingsverzoek werd overwogen dat de rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de voorzitter van de beklagkamer, die had besloten geen kopie van het dossier aan [verzoeker] te verstrekken, maar enkel inzage te verlenen. Het hof oordeelde dat de door [verzoeker] aangevoerde gronden voor wraking onvoldoende waren om aan te nemen dat de voorzitter partijdig was.
Tevens werd vastgesteld dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking, gezien de veelheid van eerdere verzoeken. Het hof besloot dat een volgend verzoek om wraking van [verzoeker] niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is op 11 februari 2022 gegeven.