Rolnummer: 22-001672-20
Parketnummer: 10-741056-18
Datum uitspraak: 16 november 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 onder A primair en subsidiair en onder B tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 onder A meer subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en zijn schadevergoedingsmaatregelen opgelegd als nader in het vonnis omschreven. Tenslotte is de vordering tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel gepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige hersenzwelling met tekenen van herseninklemming en/of een bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen (subarachnoïdale bloeding), heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken /of
- die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken/of
- die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
B.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken/of - die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting, door die [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of dreigend de woorden toe te voegen "ik kom hier terug en ik brand alles plat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de in dat vonnis vermelde beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de strafoplegging en dat de verdachte ter zake van het onder 1 onder A meer subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tenslotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden opgeheven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof komt onder meer tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Ook beslist het hof anders ten aanzien van de strafoplegging.
Vrijspraak feit 1 onder A primair
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. onder A primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging - dient te worden vrijgesproken.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Het dossier houdt niets in waaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer] kennis heeft genomen van de doodsbedreigingen zoals die volgens anderen zijn geuit door de verdachte. Het hof zal de verdachte daarom daarvan vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 onder A subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige hersenzwelling met tekenen van herseninklemming en
/ofeen bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen (subarachnoïdale bloeding), heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken
en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en
/of
- die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en
/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks11 juli 2018 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofbrandstichting, door die [slachtoffer]
meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/ofdreigend de woorden toe te voegen "ik kom hier terug en ik brand alles plat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - op gronden als vermeld in de pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van feit 1 dient te worden vrijgesproken van alle onder A tenlastegelegde varianten waarin causaal verband wordt aangenomen tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer, alsmede van de onder B tenlastegelegde varianten, waarbij dat causale verband niet wordt aangenomen, met uitzondering van de eenvoudige mishandeling.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 juli 2018 is in de pizzeria Piccola Italia een woordenwisseling ontstaan over het verschil in prijs van een pizza Margherita in de pizzeria ten opzichte van de afhaalprijs tussen de verdachte en [slachtoffer], de aangeefster/het slachtoffer, tevens eigenaresse van de pizzeria. Daarbij dreigde de verdachte alles plat te zullen branden.
Tijdens die woordenwisseling heeft de verdachte het slachtoffer op enig moment bij de keel gepakt.
Het slachtoffer voelde dat de verdachte met zijn rechterhand met kracht haar keel dichtkneep en dat zij geen lucht meer kreeg. Ook voelde zij een hevige pijn. Vervolgens voelde zij zich slap worden en werd zij licht in haar hoofd.
Twee medewerkers van de pizzeria hebben ingegrepen en hebben de verdachte van het slachtoffer afgehaald en naar buiten begeleid. Enkele minuten nadat de man de pizzeria had verlaten zag één van de medewerkers (getuige [getuige]) bij het slachtoffer rode striemen in haar hals.
Het slachtoffer was na het voorval hevig ontdaan.
Zij heeft kort daarna bij de politie aangifte gedaan van poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging.
Tijdens de aangifte is door de politie gezien dat zij rode vlekken aan beide zijden van haar nek had. Op het moment dat zij aangifte deed, vertelde zij dat ze steeds meer pijn kreeg in haar nek en richting haar borst. Ze voelde zich niet goed en had ook flinke hoofdpijn. Ook signaleerde de politie dat het slachtoffer tijdens de aangifte erg overstuur was en regelmatig huilde. Op advies van de verbalisanten is zij diezelfde avond nog naar de huisartsenpost gegaan. Daar is haar bloeddruk gemeten, die te hoog bleek, en heeft zij kalmeringstabletten voorgeschreven gekregen.
Een dag later, op donderdag 12 juli 2018, werden de klachten erger. Het slachtoffer klaagde in de ochtend al over vreselijke hoofdpijn. Ze had die nacht ook nauwelijks geslapen. De halfzus van het slachtoffer verklaarde dat zij het slachtoffer in de ochtend had gezien en dat het slachtoffer zich niet goed voelde. Zij kon niet goed meer uit haar woorden komen, zag lijkbleek en zakte op een gegeven moment door haar benen, waarbij haar mond scheef wegzakte naar de rechterkant.
Dit trok later weer weg, maar het slachtoffer ging zich steeds slechter voelen. Ze was erg moe en bleef vreselijke hoofdpijn houden. In de middag heeft zij opnieuw een huisarts bezocht omdat ze nog steeds hoofdpijn had en pijn in haar nek. Haar bloeddruk werd weer gemeten (en bleek nog verhoogd) en de huisarts schreef haar extra kalmeringsmiddelen voor.
Die avond vond een dochter van het slachtoffer haar in bed. Zij zag dat het niet goed ging met haar moeder.
Haar mond hing scheef en ze was nagenoeg niet aanspreekbaar. De dochter zag ook dat de linkerkant van het lichaam van haar moeder ter hoogte van haar hand/arm er slapjes bij hing. Ook had ze urine en ontlasting laten lopen.
De ambulance kwam en eenmaal in het ziekenhuis bleek het slachtoffer een herseninfarct te hebben gekregen.
Op 14 juli 2018 om 6.23 uur is zij aan de gevolgen van dit herseninfarct overleden.
Voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel
Door de verdediging is in hoger beroep - op gronden zoals in de pleitnota verwoord – aangevoerd dat, gelet op de aard en de geringe mate van het toegepaste geweld, en de aard en de geringe ernst van het letsel, in dit geval, ook naar algemene ervaringsregels, niet kan worden aangenomen dat sprake is geweest van opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is het hof – met de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. Het hof is echter van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte (minst genomen) voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in dit geval zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het hof is van oordeel dat op grond van de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen en de verklaring van de verdachte is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer met kracht bij de keel heeft gepakt en vervolgens relatief lang, ongeveer 10 a 12 seconden, de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen.
Het vastpakken en -houden en het dichtknijpen van de keel moet daarbij met kracht hebben plaatsgevonden, ook gezien het feit dat de verdachte haar tegelijkertijd tegen de muur duwde. Hierbij komt nog de omstandigheid dat de verdachte 1.90 m lang is en – ook middels eigen waarneming van het hof - een fors postuur heeft, terwijl uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer een stuk kleiner van gestalte was.
Daarbij komt dat het slachtoffer duidelijk heeft verklaard dat zij geen lucht meer kreeg, dat zij licht werd in haar hoofd, dat zij slap werd en dat zij zich voelde wegzakken. Ook dat duidt erop dat haar keel gedurende langere tijd met kracht werd dichtgeknepen.
Op grond van de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen kan voorts worden vastgesteld dat verdachte erg boos was en pas stopte met het dichtknijpen van de keel toen hij door een werknemer van de pizzeria, [werknemer], van het slachtoffer werd afgetrokken. Pas op dat moment liet de verdachte de keel van het slachtoffer los.
Verdachte heeft aldus met kracht gedurende langere tijd geweld uitgeoefend op de keel van het slachtoffer, met een zodanige druk dat ook de ademhaling werd belemmerd en de greep rode vlekken achterliet aan beide zijden van de nek van het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de halsstreek een zeer kwetsbaar gebied van het lichaam is, waar zich onder meer de luchtpijp en (slag)aders bevinden.
De halsstreek is zeer gevoelig voor samendrukking waardoor als gevolg van zuurstoftekort en/of verminderde
doorbloeding grote schade aan het lichaam, waaronder met name ook de hersenen, kan worden toegebracht.
De verdachte had dit kunnen en ook moeten weten.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte, door te handelen zoals bewezen verklaard, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat daardoor aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht en dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van die kans.
Voor wat betreft de vraag of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, overweegt het hof dat de bewezen verklaarde gedragingen naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties daarvoor is het hof niet gebleken.
In dat kader hecht het hof eraan nogmaals op te merken dat de verdachte de keel van het slachtoffer pas losliet toen hij door één van de medewerkers van de pizzeria van het slachtoffer af werd getrokken.
Aldus is het hof van oordeel dat de verdachte (in ieder geval) voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
Causaal verband tussen de fysieke handeling(en) en het fataal gebleken letsel
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of het uiteindelijk fatale letsel en de dood van het slachtoffer op 14 juli 2018 redelijkerwijs als gevolg van de bewezen verklaarde handelingen van de verdachte op 11 juli 2018 aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof overweegt dat in het onderhavige geval niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte in de keten van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het overlijden van het slachtoffer een noodzakelijke factor zijn geweest voor het ingetreden gevolg. Voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (de gedragingen van) de verdachte is dan ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedragingen van de verdachte is veroorzaakt.
Het hof heeft in dit verband acht geslagen op het sectierapport d.d. 13 december 2018, het NFI-rapport van 16 juli 2019 en de FARR-rapporten (van respectievelijk
29 september 2019 en 7 november 2019). Uit deze rapportages volgt dat het herseninfarct waaraan het slachtoffer uiteindelijk is overleden, is veroorzaakt door een bloedstolsel in een bloedvat in de hersenen.
Dit bloedstolsel kan afkomstig zijn uit het hart of de halsslagader. Bij het slachtoffer was sprake van meerdere stolsels in het hart. Het FARR-rapport van 7 november 2019 benoemt in dit verband drie mogelijkheden voor het ontstaan van deze bloedstolsels, waarvan er één zijn oorsprong vindt in een langer bestaande aandoening.
De andere twee mogelijkheden kunnen gelegen zijn in een recent ontstane aandoening, die onder meer veroorzaakt kan zijn door fysieke en/of lichamelijke stress.
De beroerte van het slachtoffer kan tenslotte ook zijn ontstaan door een vernauwde halsslagader aan de linkerzijde. In voornoemd FARR-rapport staat voorts dat een stolsel in de halsslagader of in het hart op ieder moment kan loslaten en een beroerte kan veroorzaken in de hersenen. Het loslaten van het stolsel kan daarbij veroorzaakt worden door hevige stress of directe druk op de hals. Het overlijden kan niet los worden gezien van de bestaande medische aandoeningen aan de bloedvaten en het hart van het slachtoffer.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte naar hun aard geschikt zijn om een bloedstolsel te doen loslaten, met een herseninfarct bij het slachtoffer tot gevolg. Zowel het door de verdachte toegepaste geweld op de hals als de lichamelijke en psychische stress als gevolg van deze geweldshandelingen, kunnen, al dan niet in combinatie met elkaar, hebben geleid tot het loslaten van een stolsel en daarmee tot het herseninfarct en het overlijden van het slachtoffer. Het handelen van de verdachte kan aldus een onmisbare schakel hebben gevormd in de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van het slachtoffer.
De vraag is vervolgens of ook aannemelijk is dat het overlijden met een aanzienlijke mate van waarschijn-lijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer op
11 juli 2018 gewoon aan het werk was in de pizzeria en dat zij op dat moment al ruim 2 jaar vrij was van klachten samenhangend met de hersenen en het hart. Duidelijk is voorts dat het slachtoffer direct vanaf het moment van het tegen haar door de verdachte uitgeoefende (forse) geweld serieuze, aanhoudende en toenemende pijnklachten en andere lichamelijke klachten kreeg.
Gelet op de aard en het verloop van deze klachten, zoals die blijken uit (onder meer) de aangifte en de waarnemingen van familieleden, waarbij onder meer sprake was van een uitstraling van de pijn in de nek naar de borst en het hoofd, en de korte tijdspanne waarbinnen de klachten verergerden en waarbinnen het slachtoffer vervolgens is overleden aan (de gevolgen van) een herseninfarct, is het hof van oordeel dat het aannemelijk is dat het in de bewezenverklaring genoemde letsel en het (vervolgens als gevolg daarvan) overlijden van het slachtoffer met een aanzienlijke mate van waarschijn-lijkheid door de gedragingen van de verdachte zijn veroorzaakt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het naar zijn oordeel hoogst onwaarschijnlijk is dat een andere omstandigheid die geen verband houdt met de gedragingen van de verdachte tot de genoemde gevolgen heeft geleid.
In dat kader overweegt het hof dat de omstandigheid dat het slachtoffer bekend was met onder meer hartklachten en in het verleden een beroerte heeft gehad aan het voorgaande niet af doet. Zoals reeds vastgesteld, was het slachtoffer immers al (meer dan) 2 jaar klachtenvrij, waardoor naar het oordeel van het hof de kans dat het slachtoffer onafhankelijk van het op haar uitgeoefende geweld - maar wel min of meer precies op datzelfde moment - de klachten en het verdere verloop daarvan enkel door ziekte heeft ontwikkeld, dusdanig klein is dat deze mogelijkheid in redelijkheid kan worden uitgesloten.
Het voorgaande betekent dat het bewezen verklaarde letsel en het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Dat de verdachte niet op de hoogte was van de medische voorgeschiedenis van het slachtoffer, zoals door de verdediging is aangevoerd, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg.
Datzelfde geldt voor de stelling van de verdediging dat de artsen in het onderhavige geval nalatig zouden hebben gehandeld, en dat wanneer dat niet was gebeurd het slachtoffer wellicht nog in leven zou zijn geweest.
Het hof overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat eventueel medisch nalatig handelen, niet in de weg staat aan de toerekening van de gevolgen aan het handelen van de verdachte (HR 23 december 1980, NJ 1981/534).
Gelet op het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling,
ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Anders dan de eerste rechter is het hof van oordeel dat er sprake is van een voltooid delict, nu aan het slachtoffer het in de tenlastelegging omschreven zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, terwijl de verdachte ook (minst genomen voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 onder A (als subsidiair ten laste gelegd) en 2 bewezenverklaarde levert op: