[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
BRP-adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat (in het proces-verbaal genaamd PD01), in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen (te weten leden van de Mobiele Eenheid, althans politieagenten), welk geweld bestond uit het:
- op goed hoorbare wijze op dreigende wijze aftellen van 10 naar 0 en/of (vervolgens) in groepsverband/grote getale afstormen op een linie van de Mobiele Eenheid en/of
- vastgrijpen en/of vast blijven houden van een wapenstok van een lid van de Mobiele Eenheid en/of het rukken en/of trekken aan die wapenstok en/of
- het oprapen van die wapenstok en/of met die wapenstok met kracht slaan in de richting van het lichaam, althans het schild van een lid van de Mobiele Eenheid en/of
- ( met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- ( met kracht en/of versnelde pas) trappen tegen de/het schild(en) van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- op de grond duwen van een lid van de Mobiele Eenheid en/of het schoppen en/of trappen tegen het (gehelmde) hoofd van dat lid van de Mobiele Eenheid.
- het uit de straat trekken van een hoeveelheid stenen en/of (vervolgens) het in kleine/handzame stukken slaan/gooien van die stenen en/of
- gooien met (glazen) flesje(s) en/of blikje(s) en/of stenen en/of (ontstoken) vuurwerk en/of straatmeubilair in de richting van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- vertonen van agressief gedrag door (met versnelde pas) de confrontatie te zoeken met politieagenten en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden "Wij zijn Nederland" en/of "Politie, politie, hoeren van justitie!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat en/of de Bezuidenhoutseweg (in het proces-verbaal genaamd PD02), in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten twee, althans een, politieauto’s welk geweld bestond uit het
- met (een) ste(e)n(en), althans een hard(e) voorwerp(en) kapot slaan en/of gooien van de voorruit van een van die politieauto’s en/of
- schoppen en/of trappen tegen die politieauto's en/of
- duwen tegen en/of trekken aan één van die politieauto's en/of
- optillen, althans proberen op te tillen, van één van die politieauto's.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] als gehandhaafd in hoger beroep dienen te worden behandeld en dat de vorderingen van [slachtoffer 3] gedeeltelijk,
van [slachtoffer 4] gedeeltelijk en van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zijn geheel – steeds hoofdelijk - worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair dat het hof ambtshalve schadevergoedingsmaatregelen oplegt tot de bedragen van die vorderingen voor zover die kunnen worden toegewezen. Voor zover de vorderingen niet worden toegewezen dienen ze niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof op onderdelen komt tot een andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en andere beslissingen nemen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de strafoplegging.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – conform de door hem overgelegde en voorgedragen pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, dient te worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes 1 t/m 3 en 6 t/m 9, nu de verdachte de daar omschreven handelingen niet heeft verricht. Hiertoe voert de raadsman aan dat het enkele gegeven dat de verdachte aldaar aanwezig was, onvoldoende is voor een significante of wezenlijke bijdrage aan handelingen die de verdachte niet zelf heeft verricht, dat hij geen opzet op die handelingen heeft gehad en dat niet bewezen kan worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het geweld dat is gepleegd jegens de ME op de Rijnstraat, dient in samenhang te worden bekeken
Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte op 21 juni 2020 in de Rijnstraat aanwezig was bij het Centraal Station te Den Haag (ook wel PD01), terwijl een groep personen de confrontatie zocht met de Mobiele Eenheid (hierna: ME), op de ME afstormde en geweld tegen de ME gebruikte. De verdachte is na het aftellen door deze groep van 10 naar 0 meegerend in die groep in de richting van de ME-linie, terwijl diverse personen uit die groep voorwerpen gooiden naar de ME. Hij is deel uit blijven maken van deze groep en vooraan in de groep gebleven. Diverse personen schopten en sloegen in de richting van ME-ers en ook de verdachte heeft een ME-er een vuistslag gegeven in de richting van het gezicht maar uitkomend op het schild van de ME-er en hij heeft daarna een trap gegeven tegen het schild van dezelfde ME-er.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld met zijn gedrag een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Daarmee heeft het hof tevens vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van het ‘in vereniging’ – en dus in nauwe en bewuste samenwerking - plegen van het bewezenverklaarde geweld. De verdachte is daarmee ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld. Daarmee is het verweer verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Nadere bewijsoverweging
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de groep personen die later openlijk geweld pleegt op PD01 omstreeks 14:31 uur langs dit politievoertuig loopt in de richting van de ME-linie in de Rijnstraat. Omstreeks 14:35 uur loopt de gezamenlijk optrekkende groep personen van PD01 terug naar PD02. Op de videocompilatie specifiek ten aanzien van de verdachte is te zien dat de verdachte aldaar met enkele andere personen tegen het voornoemde politievoertuig duwt en deze aan één zijkant optilt. Terwijl de verdachte en de andere personen hiermee bezig zijn, wordt er ook tegen het voertuig getrapt en gooit een andere persoon een voorwerp tegen de voorruit van het voertuig. Als de verdachte wegloopt, lijkt de ruit van de politieauto met kenteken 9-TZB-95 weliswaar nog intact, maar uit het laatste beeld van de videocompilatie blijkt dat heel kort daarna er een ster in de ruit zit. De verbalisant heeft verklaard dat toen hij omstreeks 14:40 uur terug naar het dienstvoertuig met kenteken 9-TZB-95 liep, hij constateerde dat er een straatklinker tussen de motorkap en de voorruit lag en dat er aan de bovenzijde van de voorruit een ster zat van ongeveer 40 centimeter. Op grond hiervan stelt het hof vast dat de verdachte aldus openlijk geweld pleegde tegen het voornoemde politievoertuig door er tegen aan te duwen en te proberen deze op te tillen terwijl op hetzelfde ogenblik een andere persoon de steen tegen de voorruit van dit voertuig gooit.
Het hof is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte door op deze wijze te handelen opzet heeft gehad op de onder 2 bewezenverklaarde geweldshandelingen ten aanzien van het politievoertuig met kenteken 9-TBZ-95 en daaraan een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd.
Ten aanzien van het politievoertuig met kenteken
KS-234-J - dat zich eveneens op PD02 bevond - is het hof echter van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan op welk moment, hoe en dus door welke geweldshandelingen de later geconstateerde schade aan dat voertuig is veroorzaakt.
Er is daarover niets voldoende specifieks gerelateerd noch is dit op te maken uit het aan het dossier toegevoegde beeldmateriaal.
Het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen in dit onderzoek Waterweg het openlijke geweld op 21 juni 2020 op te knippen in verschillende blokken die qua geweldshandelingen in tijd en plaats (PD 01 tot en met
PD 05) nauw met elkaar samenhangen. Nu het goed mogelijk is dat de schade aan het voertuig met kenteken
KS-234-J eerder is ontstaan, dus terwijl de verdachte nog bezig was op PD01, is het hof van oordeel dat dit leidt tot een partiële vrijspraak.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat (in het proces-verbaal genaamd PD01),
in elk geval op of aan de openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen (te weten leden van de Mobiele Eenheid
, althans politieagenten), welk geweld bestond uit het:
- op goed hoorbare wijze op dreigende wijze aftellen van 10 naar 0 en
/of (vervolgens
)in groepsverband
/grote getaleafstormen op een linie van de Mobiele Eenheid en
/of
- vastgrijpen en
/ofvast blijven houden van een wapenstok van een lid van de Mobiele Eenheid en
/ofhet rukken en
/oftrekken aan die wapenstok en
/of
- het oprapen van die wapenstok en
/ofmet die wapenstok met kracht slaan in de richting van het lichaam
, althans het schildvan een lid van de Mobiele Eenheid en
/of
-
(met kracht
)slaan en
/ofstompen en
/ofschoppen en
/oftrappen en
/ofduwen tegen en
/ofin de richting van het hoofd en
/ofhet lichaam van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
-
(met kracht
en/of versnelde pas)trappen tegen
de/het schild
(en)van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
- op de grond duwen van een lid van de Mobiele Eenheid en
/ofhet
schoppen en/oftrappen tegen het (gehelmde) hoofd van dat lid van de Mobiele Eenheid
.en
- het uit de straat trekken van een hoeveelheid stenen
en/of (vervolgens) het in kleine/handzame stukken slaan/gooien van die stenenen
/of
- gooien met
(glazen
)flesje
(s
)en
/ofblikje
(s
)en
/ofstenen en
/of(ontstoken) vuurwerk
en/of straatmeubilairin de richting van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
- vertonen van agressief gedrag door
(met versnelde pas
)de confrontatie te zoeken met politieagenten
en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden "Wij zijn Nederland" en/of "Politie, politie, hoeren van justitie!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat en/of de Bezuidenhoutseweg (in het proces-verbaal genaamd PD02),
in elk geval op of aan de openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten
twee, althanseen
,politieauto
’swelk geweld bestond uit het
- met
(een
)ste
(e
)n
(en), althans een hard(e) voorwerp(en)kapot
slaan en/ofgooien van de voorruit van
een vandie politieauto
’sen
/of
- schoppen en/of trappen tegen die politieauto
'sen
/of
- duwen tegen
en/of trekken aan één vandie politieauto
'sen
/of
- optillen, althans proberen op te tillen, van
één vandie politieauto
's.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door hem overgelegde en voorgedragen pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een gerechtvaardigd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte “het bloemenmeisje” wilde verdedigen toen zij door een ME’er met een wapenstok werd geslagen, aldus de raadsman.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat het lid van de ME [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in de ME-linie stond en dat een vrouw met blond haar met bloemen in haar handen op hem af kwam lopen met haar handen in de lucht en dat zij op zeer korte afstand voor hem kwam staan. Hij schat de afstand tussen hem en de vrouw op 1 meter. Voorts heeft hij verklaard te hebben geschreeuwd: “
ga weg” en dat de vrouw daarna niet wegging. Vervolgens heeft hij met zijn lange wapenstok de vrouw een zachte por gegeven om te zorgen dat de afstand tussen hem en de vrouw groter zou worden en om ervoor te zorgen dat de vrouw weg zou gaan. Zij bleef echter staan en schreeuwen. Vervolgens heeft hij de vrouw met zijn lange wapenstok met geringe kracht twee klappen op de zijkant van haar lichaam gegeven. Direct hierop zag en voelde de verbalisant dat de verdachte hem met kracht een vuistslag in de richting van zijn gezicht gaf, welke op zijn schild terechtkwam. Hierna ging de verdachte terug de menigte in. Op de videocompilatie specifiek ten aanzien van de verdachte is vervolgens nog te zien dat de verdachte na terug de menigte in te zijn gegaan, hij opnieuw naar voren is gekomen en een trap gaf tegen het schild van dezelfde ME’er welke trap vervolgens de ME’er zelf raakte.
Op grond van het bovenvermelde is het hof van oordeel dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het “bloemenmeisje”. De gedragingen van de ME’er kunnen niet worden aangemerkt als
wederrechtelijk, nu de vrouw niet luisterde naar het bevel en de betrokken ME’er vervolgens op rechtmatige wijze heeft gehandeld. Hierbij overweegt het hof dat het gebruik van de wapenstok in deze omstandigheden door de ME’er niet disproportioneel is geweest. Er was derhalve geen sprake van een wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte de vrouw mocht verdedigen. Nu er naar het oordeel van het hof om die reden geen sprake is geweest van een noodweersituatie, wordt zowel het noodweer- als het noodweerexcesverweer verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde of van de verdachte uitsluiten. Derhalve is zowel het bewezen verklaarde als de verdachte strafbaar.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: