ECLI:NL:GHDHA:2022:2252

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
2200161620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens doodslag na eerdere veroordeling voor moord met gevangenisstraf en TBS

Op 14 november 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar voor moord, maar het hof heeft de verdachte nu vrijgesproken van moord en in plaats daarvan doodslag bewezen verklaard. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 januari 2018 te Den Hoorn, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft mishandeld en uiteindelijk van het leven heeft beroofd. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest, en daarnaast is ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte heeft een geschiedenis van geweldsdelicten en verslaving aan verdovende middelen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om TBS op te leggen. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgang en de vorderingen van de advocaat-generaal zijn in overweging genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001616-20
Parketnummers: 09-857044-18, 23-004293-16 (TUL) en
23-003529-15 (TUL)
Datum uitspraak: 14 november 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2020 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren met aftrek van voorarrest. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen bij respectievelijk arrest van het hof Amsterdam d.d. 13 juni 2017 en arrest van het hof Amsterdam d.d. 25 juli 2016 zijn toegewezen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TV en/of een telefoon en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( heimelijk) toedienen van GHB, althans (een) verdovend(e) middel(en), door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer];
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met voorbedachte rade [slachtoffer] heeft mishandeld door na kalm beraad en rustig overleg
- aan die [slachtoffer] heimelijk GHB, althans een verdovend(e) middel(en), toe te dienen, door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk in een woning [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door met tape de armen en/of de benen van die [slachtoffer] vast te binden;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg met een of meer mes(sen) een of meerma(a)l(en) in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte het slachtoffer van het leven heeft beroofd. De verklaring van getuige (en medeverdachte) [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), inhoudende dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer van het leven heeft beroofd, vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Uit de verklaringen van deze drie getuigen leidt het hof af dat de verdachte op twee verschillende momenten de verantwoordelijkheid heeft genomen voor de dood van het slachtoffer. Daarbij overweegt het hof dat de uitlatingen van de verdachte aan deze getuigen, inhoudende dat het slachtoffer ‘niet dood te krijgen was’ en dat hij het slachtoffer gestoken heeft met een mes, overeenkomen met de situatie waarin het lichaam van het slachtoffer volgens de gebezigde bewijsmiddelen in de woning is aangetroffen.
Anders dan de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. Zij hebben hun bij de politie afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris op essentiële punten bevestigd. Dat een getuige zich later bepaalde delen van een gebeurtenis waarover hij eerder een verklaring aflegde niet precies kan herinneren, leidt op zichzelf niet tot twijfel over de handhaving van de kern van die eerdere verklaring. Mede tegen die achtergrond roept de omstandigheid dat de getuigen, een jaar na hun eerste verklaringen, bij de rechter-commissaris zich niet ieder detail van het gebeuren herinneren bij het hof geen twijfel op over de betrouwbaarheid van de inhoud van hun verklaringen die het hof tot bewijs heeft gebezigd.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte in de auto heeft gezegd dat het slachtoffer dood moest en dat de auto met verdachte, [medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 1] daarom is omgekeerd en teruggereden naar de woning van het slachtoffer. Deze verklaring komt erop neer dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Deze verklaring staat echter op zichzelf en vindt in geen enkel ander bewijsmiddel steun.
[medeverdachte 2] heeft gedurende het onderzoek meerdere verklaringen afgelegd. Het hof constateert dat de verklaringen van [medeverdachte 2] inconsistenties bevatten en dat een aantal verklaringen door [medeverdachte 2] zijn afgelegd nadat hem onderzoeksresultaten zijn voorgehouden en dat er om die reden rekening mee moet worden gehouden dat zijn verklaring daardoor kan zijn beïnvloed. [medeverdachte 2] heeft daarnaast meermalen verklaard dat hij zich bepaalde gebeurtenissen niet goed kan herinneren ten gevolge van zijn aanzienlijke drugsgebruik kort voorafgaand aan het tenlastegelegde feit.
Het hof is daarom van oordeel dat bijzondere behoedzaamheid dient te worden betracht bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2]. Het hof zal de verklaringen van [medeverdachte 2] daarom enkel tot het bewijs van de tenlastegelegde voorbedachte raad bezigen voor zover die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. In hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet het hof evenwel geen aanleiding om de verklaringen van [medeverdachte 2] op voorhand in hun geheel uit te sluiten van het bewijs.
Nu de eerdergenoemde verklaring van [medeverdachte 2] waaruit de voorbedachte raad van de verdachte zou kunnen worden afgeleid, zoals hiervoor overwogen geen steun vindt in overig bewijsmateriaal, zal het hof deze verklaring in zoverre derhalve niet bezigen tot het bewijs.
Het hof heeft voorts in zijn overwegingen betrokken dat uit de feitelijke gang van zaken die uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid blijkt dat de verdachte bij terugkeer in de woning van het slachtoffer, hem moet hebben aangetroffen in de situatie waarin men hem had achtergelaten, te weten: vastgebonden en in feite weerloos tegen geweldpleging. Ofschoon daaruit volgt dat onaannemelijk is dat verdachte het slachtoffer de dodelijke messteken heeft toegebracht in een door het slachtoffer teweeggebrachte gemoedsopwelling, acht het hof dit onvoldoende om daaruit boven redelijke twijfel verheven te achten dat verdachte heeft gehandeld na gelegenheid te hebben gehad zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Nu het dossier derhalve ook voor het overige geen bewijsmiddelen bevat die bijdragen aan de overtuiging van het hof dat de verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd, behoort de verdachte van de impliciet primair tenlastegelegde moord te worden vrijgesproken en beperkt de bewezenverklaring zich tot de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TV en
/ofeen telefoon en
/of een of meersleutel
(s
) en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het
- (heimelijk) toedienen van GHB, althans (een) verdovend(e) middel(en), door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- slaan/stompen en
/ofschoppen/trappen in/tegen het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd en
/oftegen het lichaam van die [slachtoffer];
en
/of
hij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen, met voorbedachte rade[slachtoffer] heeft mishandeld door
na kalm beraad en rustig overleg
- aan die [slachtoffer] heimelijk GHB, althans een verdovend(e) middel(en), toe te dienen, door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd en
/oftegen het lichaam te slaan/stompen en
/ofte schoppen/trappen;
2.
hij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk in een woning [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, door met tape de armen en
/ofde benen van die [slachtoffer] vast te binden;
3.
hij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten rade[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s)met dat opzet
en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overlegmet
een of meermes
(sen
) een ofmeerma
(a)l
(en
)in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

eendaadse samenloop van:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van mishandeling.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een televisie, een telefoon en sleutels uit de woning van het slachtoffer. Daarbij is grof geweld toegepast jegens het slachtoffer. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer geslagen en geschopt tegen zijn lichaam en hoofd. Bij het slachtoffer zijn gebroken ribben, meerdere kneuzingen en verwondingen en zwaar hersenletsel in de vorm van een hersenvliesbloeding geconstateerd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer, door zijn polsen en enkels vast te binden met ducttape. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer en heeft de verdachte het voor het slachtoffer onmogelijk gemaakt om hulp in te roepen.
Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een gruwelijke vorm van doodslag. De verdachte heeft het slachtoffer van het leven beroofd door hem, terwijl hij reeds weerloos was vastgebonden, meermalen met messen in het lichaam te steken. De verdachte heeft aan het slachtoffer het kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Daarnaast is aan de nabestaanden een verschrikkelijk en onherstelbaar leed aangedaan. Bovendien brengen feiten als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Gelet op de ernst van de feiten acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren in beginsel een aangewezen straf.
Het hof houdt in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat de stoornis van de verdachte, zoals blijkt uit het hierna te bespreken rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 13 september 2022, heeft doorgewerkt in het bewezenverklaarde en dat de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor het bewezenverklaarde. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat het zoals hierna nader zal worden uiteengezet grond aanwezig acht voor oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Ook houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het feit dateert van 22 januari 2018 en dat uiteindelijk pas na de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen uitspraak wordt gedaan. Dit brengt met zich dat de voorlopige invrijheidstelling is gemaximeerd tot een periode van 2 jaar, nu het hof een vrijheidsstraf oplegt voor de duur van meer dan zes jaar. Dat zou in deze zaak tot een substantiële verlenging van de (netto) vrijheidsstraf leiden. Mede gelet op artikel 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ziet het hof daarom aanleiding de verdachte daarin enige vorm van compensatie te bieden.
Gelet op vorengaande omstandigheden en alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren een passende en geboden reactie zou hebben gevormd.
Het hof neemt evenwel in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Immers, de redelijke termijn van berechting is in eerste aanleg met 12 maanden en in hoger beroep eveneens met 12 maanden overschreden.
Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat. Het hof zal derhalve, in plaats van de in beginsel passende gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren opleggen. Het hof acht deze straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Met betrekking tot de gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft de plaatsing van de verdachte bevolen in het Pieter Baan Centrum ter observatie voor de duur van zeven weken. Aan dat onderzoek heeft de verdachte ten volle zijn medewerking verleend.
Dit onderzoek heeft geleid tot een rapport uitgebracht op 13 september 2022 door psychiater T. den Boer en psycholoog P.E. Geurkink.
Aan het rapport van het Pieter Baan Centrum ontleent het hof de volgende overwegingen en conclusies, een en ander kort en zakelijk weergegeven.
Bij de verdachte is sprake van langdurige ernstige verslaving aan uiteenlopende verdovende middelen (o.m. cocaïne, amfetamine, heroïne, alcohol), welke verslaving in zijn levensloop van jongs af aan vele jaren op de voorgrond heeft gestaan en de verdere persoonlijkheidsontwikkeling en mogelijk ook de intellectuele ontwikkeling van de verdachte in belangrijke mate heeft doen stagneren.
De verdachte is vanuit zijn achtergrond belast met het risico op de ontwikkeling van verslaving en verschillende behandelpogingen hebben in het verleden niet of hooguit kortdurend tot vermindering van zijn verslaving geleid. Hoewel het gebruik van verdovende middelen binnen de gestructureerde omgeving van detentie minder is geworden, moet de verdachte nog immer als ernstig verslaafde worden beschouwd.
Door de stagnatie in zijn persoonlijkheidsontwikkeling is bij de verdachte sprake van zowel borderline als antisociale kenmerken.
De psychiater en de psycholoog concluderen dat binnen een gestructureerde omgeving kwetsbare en afhankelijke aspecten in de persoonlijkheid van de verdachte naar voren komen, welke aspecten passen bij borderline persoonlijkheidsproblematiek.
Zij zien ook dat, zodra structuur rondom verdachte ontbreekt, de antisociale aspecten in zijn persoonlijkheid op de voorgrond treden. In dat geval komt verdachte heel gemakkelijk tot veelvuldig drugsgebruik, en zorgen zijn beperkingen in het reguleren van emoties dat hij een problematische agressieregulatie vertoont, waarbij nauwelijks remming vanuit zijn geweten optreedt, een en ander leidend tot een onverantwoordelijk bestaan dat veelal ten koste van anderen verloopt. De deskundigen concluderen dat deze aspecten passen bij de antisociale persoonlijkheidsproblematiek die zich bij de verdachte manifesteert.
Diagnostisch stellen zij vast dat bij de verdachte sprake is van duurzame psychopathologische beperkingen welke ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde.
De deskundigen overwegen verder dat het niet aan hen is het daadwerkelijke scenario van het ten laste gelegde te doorgronden, maar concluderen dat hoe dan ook enige mate van doorwerking is te zien in de psychopathologie waarvan bij de verdachte sprake is, zodat de feiten hem verminderd toe te rekenen zijn.
De kans op recidive van gewelddadig gedrag wordt hoog geschat door de geschetste ernstige verslavingsproblematiek en de gebrekkige emotieregulatie.
Behandeling binnen een gestructureerde beveiligde context, waaraan de verdachte zich niet zal kunnen onttrekken is – met het oog op risicovermindering – noodzakelijk. Een behandeling zal zich moeten richten op de ernstige verslavingsproblematiek en gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling. Daarbij is van belang de verdachte niet in zijn (intellectuele) vaardigheden te overschatten.
De deskundigen adviseren de behandeling van de verdachte, gelet op het recidiverisico en de complexe psychopathologische beperkingen van de verdachte, te laten plaatsvinden in het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging.
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
Het hof heeft daarbij ook de inhoud van de in 2014 over de persoonlijkheid van de verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische adviezen en rapporten in aanmerking genomen. Aan de rapporten van de eerder in de onderhavige zaak benoemde psychiatrische en psychologische deskundigen komt slechts beperkte betekenis toe, omdat de verdachte aan het onderzoek van die deskundigen zijn medewerking onthield.
Het hof zal daarom naast de overwogen gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de verdachte opleggen.
De maatregel wordt opgelegd wegens het bewezenverklaarde en derhalve wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanleiding om de TBS-maatregel gemaximeerd op te leggen. Het hof ziet evenmin aanleiding voor de toepassing van artikel 37b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot tenuitvoerlegging 23-003529-15
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 juli 2016 onder parketnummer 23-003529-15 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Vordering tot tenuitvoerlegging 23-004293-16
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 juni 2017 onder parketnummer 23-004293-16 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met bevel dat één maand van die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 47, 55, 57, 282, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. R.F. de Knoop en mr. E.J. van As, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 november 2022.
Mr. L.E.M. Marsman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.