ECLI:NL:GHDHA:2022:2251

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
2200158620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na veroordeling wegens medeplichtigheid aan moord en oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2020. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar wegens medeplichtigheid aan moord, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de opzet van de medeverdachte om het slachtoffer te doden. De verklaringen van de medeverdachte werden als inconsistent en onbetrouwbaar beschouwd, waardoor het hof niet tot een bewezenverklaring kon komen. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan diefstal met geweld, waarvoor een gevangenisstraf van 4 jaar werd opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk passend geacht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001586-20
Parketnummer: 09-857060-18
Datum uitspraak: 14 november 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen haar onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – met in achtneming van het vorengaande en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TV en/of een telefoon en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( heimelijk) toedienen van GHB, althans (een) verdovend(e) middel(en), door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer];
en/of
zij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door na kalm beraad en rustig overleg
- aan die [slachtoffer] heimelijk GHB, althans een verdovend(e) middel(en), toe te dienen, door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen;
3.
zij op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg met een of meer mes(sen) een of meerma(a)l(en) in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg met een of meer mes(sen) een of meerma(a)l(en) in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (nadat besproken was dat die [slachtoffer] gedood moest worden)
- als bestuurder van een auto die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of
- in die auto met een draaiende motor op die uitgestapte [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te wachten en/of (vervolgens) bij terugkomst die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] van de plaats van het misdrijf naar haar woning te rijden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer feitelijk van het leven heeft beroofd.
Voor bewezenverklaring van het onder 3 primair tenlastegelegde medeplegen en ook voor de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid is vereist dat de verdachte wist dat de medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer van het leven wilde beroven, dan wel dat zij de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Het hof stelt vast dat alleen uit de verklaring van getuige (en medeverdachte) [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) zou kunnen worden afgeleid dat bij de verdachte sprake was van wetenschap omtrent een dergelijk voornemen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] heeft immers verklaard dat [medeverdachte 1] in de auto heeft gezegd dat het slachtoffer dood moest, waarop de verdachte de auto heeft omgekeerd en is teruggereden naar de woning van het slachtoffer. De verdachte zou volgens [medeverdachte 2] bovendien hebben gezegd dat [medeverdachte 1] niet moest vergeten het tape van het slachtoffer te verwijderen in verband met het achterlaten van vingerafdrukken. Ook zou de verdachte hebben gezegd: “doe het snel”.
[medeverdachte 2] heeft gedurende het onderzoek meerdere verklaringen afgelegd. Het hof constateert dat de verklaringen van [medeverdachte 2] inconsistenties bevatten en dat een aantal verklaringen door [medeverdachte 2] is afgelegd nadat hem onderzoeksresultaten zijn voorgehouden en dat er om die reden rekening mee moet worden gehouden dat zijn verklaring daardoor kan zijn beïnvloed. [medeverdachte 2] heeft daarnaast meermalen verklaard dat hij zich bepaalde gebeurtenissen niet goed kan herinneren, ten gevolge van zijn aanzienlijke drugsgebruik kort voorafgaand aan het tenlastegelegde feit.
Het hof is daarom van oordeel dat bijzondere behoedzaamheid dient te worden betracht bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2]. Het hof zal de verklaringen van [medeverdachte 2] daarom enkel tot bewijs voor het onderhavige deel van het aan de verdachte tenlastegelegde bezigen voor zover die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De verklaring van [medeverdachte 2] waaruit de wetenschap van de verdachte omtrent een op de dood van het slachtoffer gericht voornemen van de medeverdachte [medeverdachte 1] zou kunnen worden afgeleid vindt naar het oordeel van het hof geen steun in overig bewijsmateriaal en staat in zoverre op zichzelf. Het hof zal deze verklaring derhalve niet bezigen tot het bewijs.
Ook voor het overige bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer van het leven wilde beroven. Naar het oordeel van het hof kan - bij gebreke van aanknopingspunten daarvoor in het dossier zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting - evenmin worden vastgesteld dat de verdachte bij de in de tenlastelegging bedoelde gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.
Het hof is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, aangezien geen sprake is van medeplegen. Daarnaast is de verdachte niet schuldig aan het door de medeverdachten toegepaste geweld, aldus de raadsman.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Tevens leidt het hof uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen af dat de verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van een goed dat toebehoorde aan het slachtoffer. Ook heeft de verdachte opzet gehad op het toepassen van geweldshandelingen, aangezien de verdachte heeft beoogd het slachtoffer in een staat van bewusteloosheid te brengen door hem GHB toe te dienen. Nu de verdachte aldus opzet heeft gehad op het toepassen van enig geweld ten behoeve van de voorbereiding en vergemakkelijking van de diefstal, komt het uiteindelijk gepleegde geweld – ook al vond het door haar met toediening van GHB beoogde geweld, zoals de rechtbank terecht overwoog, niet plaats - voor haar rekening. Daaraan doet niet af dat het geweld is toegepast door de medeverdachten.
Het hof verwerpt dan ook deze verweren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een TV en
/ofeen telefoon en
/of een of meersleutel
(s
) en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het
- (heimelijk) toedienen van GHB, althans (een) verdovend(e) middel(en), door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
- slaan/stompen en
/ofschoppen/trappen in/tegen het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd en
/oftegen het lichaam van die [slachtoffer];
en
/of
zij op
of omstreeks22 januari 2018 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, tezamen en in vereniging met
een of meerander
(en
),
althans alleen, met voorbedachte rade[slachtoffer] heeft mishandeld door
na kalm beraad en rustig overleg
- aan die [slachtoffer] heimelijk GHB, althans een verdovend(e) middel(en), toe te dienen, door dit aan het drinken van die [slachtoffer] toe te voegen en/of
-die [slachtoffer] in/tegen het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd en
/oftegen het lichaam te slaan/stompen en
/ofte schoppen/trappen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

eendaadse samenloop van

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een televisie, een telefoon en sleutels uit de woning van het slachtoffer. Daarbij is grof geweld toegepast jegens het slachtoffer. De twee medeverdachten hebben het slachtoffer geslagen en geschopt tegen zijn lichaam en hoofd. Bij het slachtoffer zijn gebroken ribben, meerdere kneuzingen en verwondingen en zwaar hersenletsel in de vorm van een hersenvliesbloeding geconstateerd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 september 2022.
Gelet op de ernst van het feit acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. Het hof is - alles afwegende en mede gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren een passende en geboden reactie zou hebben gevormd.
Het hof neemt evenwel in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn van berechting is in eerste aanleg met 12 maanden en in hoger beroep eveneens met 12 maanden overschreden.
Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat. Het hof zal derhalve, in plaats van de in beginsel passende gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opleggen. Het hof acht deze straf passend en geboden.
Nu de op te leggen straf de duur van de reeds ondergane tijd in voorlopige hechtenis niet overstijgt, komt het hof niet toe aan de beoordeling van het standpunt van de verdediging ten aanzien van de inwerkingtreding van de nieuwe regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. R.F. de Knoop en mr. E.J. van As, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 november 2022.
Mr. L.E.M. Marsman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.