ECLI:NL:GHDHA:2022:2228
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Het hof heeft op 27 september 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, met name vanwege een vordering van de Belastingdienst en een betwiste schuld aan [betrokkene].
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. [appellant] had een totale schuldenlast van € 205.480,65 en had eerder een verzoek tot schuldsanering ingediend. De rechtbank had zijn verzoek afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. Het hof heeft echter vastgesteld dat [appellant] zijn financiële situatie inmiddels onder controle heeft gekregen. Hij heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en heeft geen nieuwe schulden laten ontstaan.
Het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat toepassing van de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet gerechtvaardigd was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De zaak is vervolgens terugverwezen naar de rechtbank voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.