Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het verzoekschrift in hoger beroep, ingekomen op de griffie van het hof op 11 maart 2022, waarmee Van der Voort in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter Rotterdam van 7 december 2021, met bijlagen;
- het verweerschrift in hoger beroep van [verweerster], met bijlagen.
3.Feiten
grief 1betoogt Van der Voort wel dat de door de kantonrechter vastgestelde feiten niet altijd voldoende duidelijk zijn. Het hof zal bij de beoordeling van het geschil rekening houden met wat Van der Voort in het kader van grief 1 heeft aangevoerd.
- i) [verzoeker] is met ingang van 7 november 2017 in dienst getreden van [verweerster]. Inmiddels is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op de overeenkomst is de cao voor het Slagersbedrijf en de cao Sociale Fondsen Slagersbedrijf van toepassing.
- ii) [verzoeker] vervulde de functie van Chef Ambachtelijke Slager I. Zijn arbeidsovereenkomst vermeldde een arbeidsduur van 43 uur per week. De werktijden waren volgens de arbeidsovereenkomst als volgt: dinsdag, woensdag, donderdag (om de week), vrijdag en zaterdag, telkens tussen 7.45 uur en 18.15. Koffie-, thee- en lunchpauzes van meer dan vijftien minuten behoorden niet tot de arbeidstijd. [verzoeker] ontving laatstelijk een salaris van € 2.907,35 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld. Uit hoofde van zijn functie fungeerde [verzoeker] als ‘tweede man’ binnen het bedrijf van [verweerster]. Op de dagen dat [verweerster] zelf niet aanwezig was, droeg [verzoeker] zorg voor het opmaken van de kas aan het einde van de dag.
- iii) Het kassasysteem van [verweerster] werkt met minbonnen. Een medewerker kan gebruik maken van minbonnen als hij/zij – kort gezegd – een foutieve aanslag doet tijdens het helpen van klanten en dit ontdekt als de desbetreffende bon al is afgesloten, of wanneer er een korting wordt verleend op eigen boodschappen van een medewerker.
- iv) Wanneer er een minbon wordt aangeslagen, gaat in het kassasysteem het bedrag aan aankopen omlaag terwijl de hoeveelheid geld in de kassa (dat wil zeggen: het contante geld en de gepinde bedragen) aan de daadwerkelijke omzet gelijk blijft. Om de kassa sluitend te krijgen, moeten de minbonnen worden bewaard en administratief worden verwerkt. Aan het eind van de dag moeten de som van het bedrag aan contant geld, de gepinde bedragen en het bedrag aan minbonnen gelijk zijn aan het totale bedrag aan aankopen zoals dat uit het kassasysteem blijkt.
- v) [verzoeker] heeft geruime tijd vele minbonnen aangeslagen zonder dat daartoe een reden was als onder (iii) vermeld. De minbonnen heeft hij weggegooid. [verzoeker] deed dit op de dagen dat [verweerster] er niet was en hij aan het eind van de dag de kassa moest opmaken.
- vi) Op 28 juli 2021 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Hij is op 26 augustus 2021 gezien door een bedrijfsarts die heeft geconstateerd dat er geen sprake was van ziekte of gebrek, maar wel van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts heeft geadviseerd het conflict op te lossen door een gesprek of door middel van mediation.
- vii) [verweerster] heeft het loon van [verzoeker] doorbetaald tot en met augustus 2021. Daarna is de loonbetaling gestopt.
4.Procedure bij de kantonrechter
- [verweerster] te veroordelen tot betaling van € 35.451,44 (bruto), zijnde het achterstallig loon over de maanden november 2017 tot en met oktober 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- [verweerster] te veroordelen om het correcte loon aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagerijbedrijf door te geven.
5.Beoordeling in hoger beroep
grief 2heeft [verzoeker] de bewijslastverdeling ter zake van de vraag of hij (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld, aan de orde gesteld. Het hof overweegt hierover als volgt. Op [verweerster] rust de bewijslast van de feiten en omstandigheden die zij ten grondslag legt aan haar stelling dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In haar verweerschrift in hoger beroep voert [verweerster] aan dat het ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] bestaat uit het volgende:
- [verzoeker] heeft minbonnen aangeslagen op de kassa.
- [verzoeker] heeft deze minbonnen niet in de kassa gestopt en ook niet aan [verweerster] overhandigd.
- [verzoeker] heeft de geldelijke tegenwaarde van deze minbonnen – in totaal ten bedrage van € 44.242,11 – weggenomen.
- [verzoeker] handelde altijd in alle openheid. [verzoeker] was ermee bekend dat er in de winkel camera’s waren aangebracht waarop te zien was welke kassahandelingen de medewerkers uitvoerden. Bovendien waren de minaanslagen voor [verweerster] duidelijk zichtbaar op de dagelijkse en maandelijkse overzichten die worden uitgedraaid van de kassa. Het ligt daarom niet voor de hand dat [verzoeker] zonder medeweten van [verweerster] grote hoeveelheden (onterechte) minbonnen heeft aangeslagen.
- [verzoeker] handelde ter zake van de minbonnen op instructie van [verweerster]. Omdat hij in een afhankelijkheidspositie verkeerde, heeft hij haar instructies opgevolgd.
- In mei 2021 heeft [verweerster] [verzoeker] aangesproken op de grote hoeveelheid storneringen. Dat is iets heel anders dan minbonnen. Medio juli 2021 heeft [verzoeker] instructies ontvangen dat hij minbonnen op een andere manier moest aanslaan. Op 24 juli 2021 heeft [verweerster] het personeel aangesproken op het aanslaan van minbonnen. Daarop heeft [verzoeker] gereageerd met de mededeling dat hij de minbonnen heeft aangeslagen op instructie van [verweerster]. [verweerster] heeft daarop aanvankelijk niet gereageerd, maar heeft hem op 28 juli 2021 ervan beschuldigd dat zij hem verdenkt van gaten in de boekhouding.
- [verweerster] wilde zelf dat [verzoeker] minbonnen aansloeg. Op deze manier kon zij het personeel (gedeeltelijk) cash uitbetalen. Van der Voort heeft het geld altijd in de kluis gelegd en er zijn geen beelden beschikbaar waarop te zien is dat hij het geld heeft meegenomen.
€ 3.523,13(bruto) (zijnde het salaris van € 2.907,35 per maand plus een gemiddelde overwerktoeslag van € 259,74, een bedrag van € 196,84 ter zake van niet-verloonde extra uren en een bedrag van € 159,20 ter zake van een extra (contant betaalde) werkdag eens per twee weken), te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. In de maand oktober 2021 gaat het om een bedrag van
€ 3.726,64, vanwege een cao-verhoging van 1,7%.
€ 250,-bruto omdat hij vanaf 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021 onafgebroken in dienst is geweest.
€ 779,60(bruto) aan vakantietoeslag en
€ 1.200,02(bruto) als vergoeding voor opgebouwde vakantiedagen. Verder is [verzoeker] van mening dat [verweerster] van deze uren opgaaf moet doen aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Slagersbedrijf.
€ 9.054,54(bruto) aan niet verloonde uren.
€ 11.947,84 (bruto). Immers op grond van de arbeidsovereenkomst werkte [verzoeker] 43 uur per week en daarnaast werkte hij ook nog op vrije dagen (zie onder c)).
€ 4.487,81 (bruto).
onderdeel a)(betaling loon over september/oktober 2021) geldt het volgende. Ingevolge art. 7:628 lid 1 BW is een werkgever verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
onderdeelb) geldt dat [verzoeker] heeft aangevoerd dat hij hierop aanspraak kan maken omdat hij gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021 onafgebroken in dienst was (art. 18a lid 1 van de cao 2021-2022). Dit heeft [verweerster] niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat [verzoeker] recht heeft op deze eenmalige uitkering.
onderdeel c) is het hof – met de kantonrechter – van oordeel dat het feit dat [verzoeker] een zwart all-in loon ontving voor de uren die hij op zijn vrije donderdagen werkte, meebrengt dat hij ter zake van deze uren geen aanspraak kan maken vakantietoeslag of een vergoeding voor opgebouwde vakantiedagen. Evenmin heeft hij recht op pensioenafdracht over deze uren. [verzoeker] heeft in de grieven 5 en 6 aangevoerd dat op initiatief van [verweerster] is gekozen voor het zwart uitbetalen van de vrije donderdagen en dat op initiatief van [verweerster] ervoor is gekozen om minbonnen aan te slaan om geld uit de kas te kunnen halen om deze betalingen te doen. Deze omstandigheden acht het hof echter niet van belang. Immers, het staat vast dat [verzoeker] willens en wetens heeft ingestemd met de contante uitbetaling van zwart loon, waarover hijzelf ook geen inkomensbelasting heeft hoeven te betalen. In een dergelijke situatie komt hem niet ook nog recht toe op vakantietoeslag, vergoeding voor opgebouwde vakantiedagen en/of pensioenafdracht over dat loon.
onderdeel d)van zijn verzoek, welk verzoek is gebaseerd op de stelling dat hij iedere dag 45 minuten langer werkte dan overeengekomen, heeft [verzoeker] in het kader van grief 8 aangevoerd dat er op camerabeelden is te zien dat hij extra uren heeft gewerkt en dat verschillende getuigen kunnen verklaren dat [verzoeker] werd opgedragen eerder aanwezig te zijn.
onderdeel e)van het verzoek geldt het volgende. Dit onderdeel is gebaseerd op de stelling dat vanaf 1 juli 2018 op grond van de cao de normale arbeidsduur 38 uur per week bedraagt (vgl. art. 22 lid 1 onder a cao 2021-2022) en dat sprake is van overuren als een werknemer in opdracht de werkgever arbeid heeft verricht die uitgaat boven 9 uur per dag, gemiddeld 38 uur per week over een periode van vier weken (art. 27 cao 2021-2022). [verzoeker] stelt dat hij (ten minste) 43 uur per week werkte en dus stelselmatig overwerkte. Naar zijn mening moet [verweerster] over de extra uren een overwerkvergoeding betalen. Hij berekent deze vergoeding op een bedrag van € 3.160,71. Verder is [verzoeker] van mening dat [verweerster] overwerkvergoeding moet betalen over de vrije donderdagen waarop Van der Voort (zwart) heeft gewerkt. Deze vergoeding komt volgens Van der Voort uit op een bedrag van € 8.787,13.
onderdeel f)(doorbetaling van de gemiddelde gewerkte overuren en overwerktoeslag over de door hem genoten vakantiedagen) geldt het volgende. Volgens [verzoeker] dient hij tijdens zijn vakantiedagen zijn normale loon uitbetaald te krijgen. Hij verwijst naar rechtspraak van het Hof van Justitie waaruit volgt dat er sprake is van een ruim loonbegrip. Dit hangt samen met de wens dat de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld om van zijn werkinspanningen te herstellen en hij niet moet worden weerhouden van het opnemen van vakantie doordat hij over zijn vakantiedagen een lager salaris ontvangt dan normaal. De structurele overuren, inclusief de overwerktoeslag, moeten dan ook gedurende de vakantie worden doorbetaald, aldus [verzoeker].
6.Beslissing
- verwijst de zaak naar de rol van vier weken na de dag van deze uitspaak voor het nemen van akte aan de zijde van [verzoeker] met het doel dat staat vermeld in de rechtsoverwegingen 5.9 en 5.23 van dit arrest;
- houdt iedere verdere beslissing aan.