Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
BESCHIKKING
[Verzoekster],
€ 1.840,-.
€ 1.840,- (duizend achthonderdveertig EURO).
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2021. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.R. Stolk, had een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 2.635,- voor de schade die zij had geleden door haar inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank had dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.840,-. De verzoekster was eerder vrijgesproken van een strafzaak, maar was wel veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 14 januari 2022 was de verzoekster niet verschenen, maar haar advocaat had ingestemd met de behandeling van het verzoek. De advocaat-generaal, mr. M. Tiebosch, had geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank. Het hof heeft vervolgens beoordeeld of de verzoekster recht had op schadevergoeding op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om schadevergoeding toe te kennen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster in verzekering heeft gezeten van 24 tot 25 mei 2020 en in voorlopige hechtenis van 26 mei tot 24 juni 2020. Het hof heeft de schadevergoeding berekend op basis van € 80,- per dag voor de dagen dat de verzoekster niet in beperkingen in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de verzoekster een schadevergoeding van € 1.840,- toegekend, waarbij het meer of anders verzochte is afgewezen.