ECLI:NL:GHDHA:2022:2160

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
200.271.919/03
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van [verzoeker], die als bestuurder van [naam onderneming] B.V. optrad. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mrs. M.E. Honée, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt, die eerder betrokken waren bij de hoofdprocedure met rolnummer 200.271.919/01. De wrakingskamer had op 29 april 2022 het verzoek behandeld, maar dit was op 13 mei 2022 afgewezen. De hoofdprocedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Op 22 augustus 2022 diende [verzoeker] een nieuw wrakingsverzoek in, maar dit verzoek was niet door een advocaat ondertekend, wat in strijd was met de vereisten voor verplichte procesvertegenwoordiging. De wrakingskamer heeft [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet aan de vereisten voldeed.

De beslissing van de wrakingskamer was dat [verzoeker] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking. De hoofdprocedure zal worden voortgezet zoals deze was op het moment van indiening van het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de rechters E.C. van Veen, C.M. Warnaar en H.C. Wiersinga en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.271.919/03
Zaaknummer rechtbank : 7017814 VERZ 18-50362
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 9 september 2022
inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (Rv), in de hoofdzaak met rolnummer 200.271.919/01 tussen:

[naam onderneming] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat onttrokken (voorheen: mr. J.A.J. Hendriks te ’s-Gravenzande),
tegen:
De Vereniging van Eigenaren flatgebouw hoek Van Foreestweg/Van Adrichemstraat/ Van der Lelystraat te Delft,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Y.H. van Ballegooijen te Breda.
Het wrakingsverzoek is gedaan door [verzoeker] (hierna: [verzoeker] ) in zijn hoedanigheid als bestuurder van [naam onderneming] B.V. en als belanghebbende.

Het verloop van de procedure

1. In de hoofdprocedure aanhangig tussen de hiervoor genoemde appellante en
geïntimeerde is op 11 april 2022 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens die
mondelinge behandeling is door [verzoeker] een verzoek tot wraking gedaan van mrs. M.E. Honée, voorzitter, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt, leden.
2. De wrakingskamer heeft op 29 april 2022 het wrakingsverzoek behandeld. Bij beslissing van de wrakingskamer van 13 mei 2022 is het verzoek tot wraking van mrs. M.E. Honée, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt afgewezen. Tevens is bepaald dat de hoofdprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het ter zitting van 11 april 2022 gedane wrakingsverzoek.
3. Op 18 augustus 2022 heeft in de hoofdzaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mrs. M.E. Honée, voorzitter, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt, leden.
4. Op 22 augustus 2022 heeft [verzoeker] per e-mail (met bijlagen) een wrakingsverzoek ingediend bij de wrakings- en verschoningskamer van het hof Den Haag. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 200.271.919/03.
5. Verder heeft de wrakingskamer kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de brief van de coördinator van de wrakingskamer aan [verzoeker] van 23 augustus 2022, die aan [verzoeker] is toegestuurd op 23 augustus 2022 per e-mail alsmede per post,
  • e-mails (met bijlagen) van [verzoeker] ontvangen op:
- 23 augustus 2022 om 13:09 uur,
- 23 augustus 2022 om 14:41 uur,
- 24 augustus 2022,
- 31 augustus 2022.

De beoordeling van de ontvankelijkheid

6. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek stelt de wrakingskamer voorop dat in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging is vereist. In zaken waarin een partij zich verplicht moet laten vertegenwoordigen, geldt een schriftelijk verzoek tot wraking, dat niet op de zitting is gedaan, als een proceshandeling en moet dit verzoek op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend door een advocaat (vgl. art. 1 lid 2 Wrakingsprotocol
).
7. Bij de genoemde brief van 23 augustus 2022 is aan [verzoeker] medegedeeld dat de wrakingskamer heeft geconstateerd dat het verzoek niet door een advocaat is ondertekend en ingediend. De wrakingskamer heeft [verzoeker] in de gelegenheid gesteld dit verzuim uiterlijk 5 september 2022 te herstellen door het verzoek alsnog door een advocaat te laten ondertekenen en indienen. De wrakingskamer heeft hierbij verwezen naar artikel 359 in samenhang met artikel 278 Rv en artikel 1 lid 2 en artikel 4 lid 2, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol.
8. Op 23 augustus 2022 heeft [verzoeker] per e-mail van 13:09 uur gereageerd op de brief van de wrakingskamer van 23 augustus 2022. In de meegestuurde bijlage ‘Verzet tegen discriminatie en rechtsongelijkheid’ beroept [verzoeker] zich op artikel 1 EVRM en artikel 6 EVRM en stelt hij dat hij moet kunnen procederen zonder procesvertegenwoordiging. Tevens stelt [verzoeker] dat artikelen 19, 21, 36 en 37 Rv van toepassing zijn en dat deze prevaleren boven artikelen 278 en 359 Rv en het wrakingsprotocol.
9. De e-mails en bijlagen die [verzoeker] ná zijn aanvankelijke wrakingsverzoek van 22 augustus aan het hof heeft toegestuurd strekken, zo begrijpt de wrakingskamer, ter toelichting op en aanvulling van dit verzoek , ook al zijn deze stukken door [verzoeker] aangeduid als een nieuw wrakingsverzoek.
10. [verzoeker] heeft van de hem geboden gelegenheid tot herstel van het verzuim geen gebruik
gemaakt. De wrakingskamer heeft (binnen de daarvoor gestelde termijn) niet een door een
advocaat namens [verzoeker] ingediend wrakingsverzoek ontvangen. De door [verzoeker] aangehaalde verdrags- en wettelijke bepalingen leiden niet tot een ander oordeel.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. Het hof heeft afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek ter zitting (art. 4 lid 2, aanhef en onder c, Wrakingsprotocol).

Beslissing

De wrakingskamer van het hof:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mrs. M.E. Honée, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt;
- bepaalt dat de hoofdprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek van 22 augustus 2022;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker] , aan M.E.
Honée, J.E.H.M. Pinckaers en J.N. de Blécourt en aan geïntimeerde in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.C. van Veen, C.M. Warnaar en H.C. Wiersinga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2022, in aanwezigheid van de griffier.