ECLI:NL:GHDHA:2022:2157
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld van een gecertificeerde instelling. De moeder is op 30 mei 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, die op 9 maart 2022 is uitgesproken. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld en gemachtigd om uit huis geplaatst te worden in een voorziening voor pleegzorg. De moeder is van mening dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is en verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 is de moeder niet verschenen, maar haar advocaat heeft de standpunten van de moeder toegelicht. De raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling hebben verweer gevoerd en benadrukt dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, ondanks de positieve ontwikkeling van de moeder in het moeder-kindhuis. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er op dit moment geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. Het hof heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige met ingang van de datum van de beschikking afgewezen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigd.
Het hof heeft de hoop uitgesproken dat de moeder haar traject in het moeder-kindhuis succesvol zal afronden, zodat de minderjarige kan opgroeien bij zijn moeder. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, en dat de bestreden beschikking voor het overige wordt bekrachtigd.