ECLI:NL:GHDHA:2022:2154

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
200.306.604/02 en 200.306.605/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de verzoeker, de vader, in een familiezakenprocedure. De verzoeker had op 9 augustus 2022 een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.A.F. Donders, een van de raadsheren die betrokken was bij de behandeling van zijn zaak. De verzoeker stelde dat er een schijn van vooringenomenheid bestond, omdat de gewraakte raadsheer vragen had gesteld over de veiligheid van de kinderen in relatie tot de behandeling die de vader volgde. De wrakingskamer heeft het verzoek op 28 september 2022 behandeld, waarbij de gewraakte raadsheer en de advocaat van de verzoeker aanwezig waren. De verzoeker en de moeder waren echter niet verschenen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kamer oordeelde dat de door de verzoeker aangevoerde gronden geen reden gaven om te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Donders. De vragen die de gewraakte raadsheer had gesteld, werden gezien als relevante vragen in het kader van het onderzoek naar de zaak. De wrakingskamer concludeerde dat er geen gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid was en wees het wrakingsverzoek af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummers wrakingszaak : 200.306.604/02 en 200.306.605/02
Zaaknummers hoofdzaken : 200.306.604/01 en 200.306.605/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 19-5343
Zaaknummer rechtbank : C/09/577182
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 4 oktober 2022
inzake het mondeling verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemde zaaknummers van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoeker of de vader,
advocaat mr. G.B. van de Bunt te Den Haag.

Het geding

1. In de hoofdzaken tussen de verzoeker (de vader), [naam moeder] (hierna: de moeder) en de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) heeft op 9 augustus 2022 een besloten zitting van de meervoudige familiekamer van het gerechtshof Den Haag plaatsgevonden. Zitting hadden mrs. E.A. Mink, voorzitter, A.A.F. Donders en H. Mollema-de Jong, raadsheren.
2. Het proces-verbaal van deze zitting vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Oudste raadsheer: u volgt de behandeling bij de Waag, u heeft nog vier maanden te gaan zegt u, maar dit traject is nog niet afgerond. Er is geen verslag van de Waag met de resultaten toch? In de bestreden beschikking staat dat u eerst de behandeling dient af te ronden. Daar is nu nog geen sprake van. Hoe verhoudt zich dat tot uw verzoek?
Vader: het klopt, de behandeling is nog niet afgerond.
Oudste raadsheer: en de behandeling bij Impegno?
Vader: die is afgerond. Impegno heeft mij doorgestuurd naar de Waag en daar ben ik nu onder behandeling. Ik heb geen reclasseringstoezicht.
Oudste raadsheer: de uitspraak van de rechtbank staat op papier.
Vader: ik ben niet onherroepelijk veroordeeld.
Oudste raadsheer: de raad zegt dat, gezien de hele situatie, de omgeving niet veilig is om contact te hebben met de kinderen. Is het een goed idee om de omgang op dit moment op te starten? Hoe kijkt u daar tegen aan?
Vader: mag ik uitpraten? Ik vind dit niet een fijn gesprek! Ik volg al drie therapieën. Wat wilt u nog meer?
Vader: ik ga u wraken!
Voorzitter: we zullen de zitting even schorsen, zodat u met uw advocaat kunt overleggen wat u wilt.
Nadat de voorzitter de zitting heeft geschorst voor beraad, wordt de zitting hervat.
Voorzitter: wat betreft het verzoek tot wraking?
Advocaat vader: de vader wil alleen uw collega aan de rechterzijde wraken. (mr. A.A.F. Donders, oudste raadsheer).
Gronden voor wraking: er wordt gezegd: de rechtbank heeft gezegd: behandeling volgen en afronden. De behandeling is niet afgerond. Hoe verhoudt zich dat tot de veiligheid van de kinderen, vroeg de oudste raadsheer. Door die beslissing al door te laten schemeren is er een schijn van vooringenomenheid.
Voorzitter: de behandeling van de zaken ligt dan nu stil en wordt op een latere datum voortgezet.
(…)”.
3. De verzoeker heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, op de zitting van 9 augustus 2022 een mondeling verzoek tot wraking van mr. A.A.F. Donders (hierna ook te noemen: de gewraakte raadsheer) gedaan (hierna ook: het wrakingsverzoek). De gewraakte raadsheer heeft bij brief van 22 september 2022 gereageerd op het wrakingsverzoek.
4. De gewraakte raadsheer heeft niet in de wraking berust. Tevens heeft zij laten weten dat zij wenst te worden gehoord op het wrakingsverzoek.
5. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 28 september 2022 met gesloten deuren behandeld. Mr. G.B. van de Bunt is, namens de verzoeker, verschenen en gehoord. Tevens is de gewraakte raadsheer gehoord. De verzoeker, de raad en mevrouw [naam moeder] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Het wrakingsverzoek

6. Uit het proces-verbaal van de zitting van 9 augustus 2022 en hetgeen mr. Van de Bunt namens de verzoeker bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter toelichting heeft meegedeeld, blijkt dat de grond van het verzoek tot wraking - in de kern -is dat er een schijn van vooringenomenheid is doordat de gewraakte raadsheer, nadat zij heeft opgemerkt dat de rechtbank van oordeel is dat de verzoeker eerst een behandeling moet volgen en afronden en dat de behandeling nog niet is afgerond, aan de verzoeker heeft gevraagd hoe dat zich verhoudt tot de veiligheid van de kinderen. Daarmee heeft zij volgens de verzoeker een beslissing laten doorschemeren, namelijk dat zij het voorshands eens was met de beslissing van de rechtbank.
7. De gewraakte raadsheer is van mening dat haar bewoordingen zijn aan te merken als een aan de verzoeker gestelde objectieve vraag die in het kader van het onderzoek en de beslissing van de zaak belangrijk is.

De beoordeling

8. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek dient - volgens vaste jurisprudentie - voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
9. De wrakingskamer is van oordeel dat de door de verzoeker aangevoerde gronden geen feiten of omstandigheden betreffen die reden geven te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Donders. De wrakingskamer overweegt als volgt.
10. Uit de in de hoofdzaak bestreden beschikking van 20 oktober 2021 betreffende gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang blijkt dat de rechtbank heeft overwogen dat het van belang is dat de vader door middel van een (afgeronde) behandeling leert om te gaan met zijn agressieproblematiek en dat partijen na afronding van de individuele trajecten ‘op maat’-hulpverlening moeten betrekken bij het starten van de omgang.
11. De vraagstelling van de gewraakte raadsheer was hierop gericht. Het is de taak van de raadsheer om ten aanzien van de voorliggende geschilpunten door te vragen en zo nodig kritische vragen te stellen. De vervolgens verkregen antwoorden kunnen dan bijdragen aan de verdere oordeelsvorming door de raadsheer. Dit is de essentie van het beginsel van hoor- en wederhoor. De vraagstelling door mr. Donders voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Van vooringenomenheid of de objectieve schijn daartoe was geen sprake.
12. De wrakingskamer concludeert dat niet is gebleken van gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Dit leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. De wrakingskamer bepaalt dat de procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek.

De beslissing

Het hof:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de hoofdprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het ter zitting van 9 augustus 2022 gedane wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de verzoeker en zijn advocaat, mr. A.A.F. Donders en de overige betrokkenen in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.E. Honée en C.G.M. van Rijnberk, bijgestaan door mr. I.E. van der Leij als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2022, in aanwezigheid van de griffier.