ECLI:NL:GHDHA:2022:2154
Gerechtshof Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een familiezakenprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de verzoeker, de vader, in een familiezakenprocedure. De verzoeker had op 9 augustus 2022 een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.A.F. Donders, een van de raadsheren die betrokken was bij de behandeling van zijn zaak. De verzoeker stelde dat er een schijn van vooringenomenheid bestond, omdat de gewraakte raadsheer vragen had gesteld over de veiligheid van de kinderen in relatie tot de behandeling die de vader volgde. De wrakingskamer heeft het verzoek op 28 september 2022 behandeld, waarbij de gewraakte raadsheer en de advocaat van de verzoeker aanwezig waren. De verzoeker en de moeder waren echter niet verschenen.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kamer oordeelde dat de door de verzoeker aangevoerde gronden geen reden gaven om te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Donders. De vragen die de gewraakte raadsheer had gesteld, werden gezien als relevante vragen in het kader van het onderzoek naar de zaak. De wrakingskamer concludeerde dat er geen gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid was en wees het wrakingsverzoek af. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.