ECLI:NL:GHDHA:2022:2097

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
22-003438-20.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, bedreiging en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het stelselmatig belaagd en bedreigen van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], en het plegen van diefstal van sieraden en geld uit haar woning. De verdachte had een contactverbod opgelegd gekregen, maar negeerde dit en zocht opnieuw contact met het slachtoffer. Daarnaast bedreigde hij ook andere personen en vernielde hij een ruit van de woning van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 16 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer tot een bedrag van € 2.000,00 toegewezen. Het hof overwoog dat de verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat hij eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van flessen drank, omdat het hof niet overtuigd was van de eigendom van deze goederen. De uitspraak is gepubliceerd naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003438-20
Parketnummers: 10-212944-19, 10-271836-19 en
10-164256-19 (tul)
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2020 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1961,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 10-271836-19 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis. Daarnaast is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een locatie- en contactverbod opgelegd, waarbij is bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Daarnaast zijn in eerste aanleg beslissingen genomen omtrent het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag, de vordering van de benadeelde partij en de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, een en ander zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 10-212944-19:1.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- zich veelvuldig in de nabijheid bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of de woning van een vriendin van die [slachtoffer 1], althans in de nabijheid van die [slachtoffer 1] te begeven en/of door die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of
- door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zoon van [slachtoffer 1]) veelvuldig te bellen en/of daarbij beledigende en/of bedreigende teksten te uiten in de richting van die
[slachtoffer 1], onder andere: "Je moeder is een hoer. Je bent de pooier van je moeder. Je bent een homo. Je bent een flikker. Ik ga je vermoorden. Als ik je op straat zie, dan stop ik je in de kofferbak. Ik hoop dat je ook kanker krijgt, net als je moeder. Als ik je moeder en jou buiten op straat zie, moeten jullie wegrennen." en/of
- meerdere dreigende uitingen te doen naar die [slachtoffer 1], onder andere: "Als je terug bent, ga ik je leven een hel maken" en/of "Ik ga je neersteken. Ik ga je neerhalen, ik ga je verkrachten"
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting,
door [slachtoffer 3] onder andere dreigend te woorden toe te voegen:
"Je moet goed om je heen kijken. Ik ga je geslachtsdeel afsnijden. Ik ga je in twee stukken snijden. Ik ga jou en je broertje vastbinden. Ik ga je moeder verkrachten terwijl jullie kijken." en/of
door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik ga jullie doodmaken. Ik ga jullie snijden. Ik ga jullie verkrachten." en/of "Vandaag is de dag gekomen dat ik je ga vermoorden"
door die [slachtoffer 4] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
"[naam 1] ga ik vastbinden. Ik ga haar verkrachten. Ik ga haar neuken totdat ze klaar komt. Ik ga haar neerknallen.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1], althans aan een ander dan verdachte, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2019 tot en met 5 juli 2019 te Rotterdam sieraden, een geldbedrag en/of drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 10-271836-19 (gevoegd):hij op of omstreeks 13 november 2019 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 november 2019 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 8 november 2019 tot en met 6 februari 2020 zal onthouden van ieder contact met (onder anderen)
[slachtoffer 1], door:
- de foto van die [slachtoffer 1] te gebruiken als profielfoto op What's App en/of
- op What's App een statusbericht te plaatsen met de tekst 'Senim amina bunu sokmassam goedkoop hoer rezalet amindan kanser orospu' met de vertaling: 'Ik ga dit in jouw kut douwen goedkoop hoer schaamteloos kut kanker hoer' en/of
- op What's App een statusbericht te plaatsen met de foto van verdachte en de tekst: 'Basinda bit dert varsa bana bildir ben seni Boyle tanimadim [naam 2] askim ve seni teklif eden varsa acik benlen bonus hem esindim hemde yanliz bir dost'um unutma gecen yillarimi selam seli karaden ...' met de vertaling: 'Als je problemen hebt moet je dat tegen mij zeggen. Ik ken jou zo niet [naam 2] mijn liefde en als iemand jou uit vraagt dan moet je dat open en eerlijk tegen mij zeggen. Vergeet niet dat ik je echtgenoot en je enige beste vriend was in het verleden. Gegroet gekke 'karaden''.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer
10-271836-19 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft daarnaast oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren gevorderd, waarbij de maatregel kort gezegd inhoudt een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1], met het bevel dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De advocaat-generaal acht het wenselijk om aan die maatregel elektronisch toezicht te verbinden. De advocaat-generaal heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak indien het hof dit laatste standpunt van de advocaat-generaal deelt, omdat elektronisch toezicht slechts kan worden opgelegd nadat de reclassering daaromtrent heeft geadviseerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer
10-271836-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 10-212944-19:1.
hij in
of omstreeksde periode van 5 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door
- zich veelvuldig in de nabijheid bij de woning van die [slachtoffer 1] en
/ofde woning van een vriendin van die [slachtoffer 1]
, althans in de nabijheid van die [slachtoffer 1]te begeven en
/ofdoor die [slachtoffer 1] te achtervolgen en
/of
- door [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] (zoon van [slachtoffer 1]) veelvuldig te bellen en
/ofdaarbij beledigende en/of bedreigende teksten te uiten in de richting van die
[slachtoffer 1], onder andere: "Je moeder is een hoer. Je bent de pooier van je moeder. Je bent een homo. Je bent een flikker. Ik ga je vermoorden. Als ik je op straat zie, dan stop ik je in de kofferbak. Ik hoop dat je ook kanker krijgt, net als je moeder. Als ik je moeder en jou buiten op straat zie, moeten jullie wegrennen." en
/of
- meerdere dreigende uitingen te doen naar die [slachtoffer 1], onder andere: "Als je terug bent, ga ik je leven een hel maken" en
/of"Ik ga je neersteken. Ik ga je neerhalen, ik ga je verkrachten"
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij
, op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 5 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 2]
meermalen, althans eenmaalheeft bedreigd
(telkens)met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting,
door [slachtoffer 3] onder andere dreigend
tedewoorden toe te voegen:
"Je moet goed om je heen kijken. Ik ga je geslachtsdeel afsnijden. Ik ga je in twee stukken snijden. Ik ga jou en je broertje vastbinden. Ik ga je moeder verkrachten terwijl jullie kijken." en
/of
door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik ga jullie doodmaken. Ik ga jullie snijden. Ik ga jullie verkrachten." en/of "Vandaag is de dag gekomen dat ik je ga vermoorden"
en
door die [slachtoffer 4] onder andere dreigend de woorden toe te voegen:
"[naam 1] ga ik vastbinden. Ik ga haar verkrachten. Ik ga haar neuken totdat ze klaarkomt. Ik ga haar neerknallen."
,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks30 augustus 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten deledieaan een ander, te weten aan [slachtoffer 1], althans aan een ander dan verdachte, toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 19 juni 2019 tot en met 5 juli 2019 te Rotterdam sieraden
,eneen geldbedrag
en/of drank, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten deledieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan
[slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 10-271836-19 (gevoegd):hij op
of omstreeks13 november 2019 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 november 2019 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 8 november 2019 tot en met 6 februari 2020 zal onthouden van ieder contact met (onder anderen)
[slachtoffer 1], door:
- de foto van die [slachtoffer 1] te gebruiken als profielfoto op What
'sApp en
/of
- op What
'sApp een statusbericht te plaatsen met de tekst 'Senim amina bunu sokmassam goedkoop hoer rezalet amindan kanser orospu' met de vertaling: 'Ik ga dit in jouw kut douwen goedkoop hoer schaamteloos kut kanker hoer' en
/of
- op What
'sApp een statusbericht te plaatsen met de foto van verdachte en de tekst: 'Basinda bit dert varsa bana bildir ben seni Boyle tanimadim [naam 2] askim ve seni teklif eden varsa acik benlen bonus hem esindim hemde yanliz bir dost'um unutma gecen yillarimi selam seli karaden ...' met de vertaling: 'Als je problemen hebt moet je dat tegen mij zeggen. Ik ken jou zo niet [naam 2] mijn liefde en als iemand jou uit vraagt dan moet je dat open en eerlijk tegen mij zeggen. Vergeet niet dat ik je echtgenoot en je enige beste vriend was in het verleden. Gegroet gekke 'karaden’’.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overwegingen
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer
10-212944-19 onder 4 tenlastegelegde
Aangeefster heeft verklaard dat, toen zij van 19 juni 2019 tot en met 5 juli 2019 op vakantie was, de verdachte uit haar woning aan haar toebehorende sieraden, een contant geldbedrag van in totaal € 2.000,00 en meerdere flessen alcoholische drank heeft weggenomen. Op
13 augustus 2019 heeft de verdachte via videobellen aan aangeefster laten zien dat hij die sieraden en flessen drank in zijn bezit had. Een vriendin van aangeefster, [[slachtoffer 4], was ook aanwezig bij het videobellen. Op 19 augustus 2019 heeft de verdachte foto’s van die sieraden en van geld naar de zoon van aangeefster gestuurd, aldus aangeefster. Aangeefster heeft die foto’s vervolgens overhandigd aan de politie. Daarop is te zien dat bij de foto’s van de sieraden staat geschreven: “ik zweer morgen maak ik een feest ik doe alles morgen weg kijken als zij met niets zit”. Bij de foto’s van het geld staat geschreven: “ja lekker alles was toch van nu ga ik van genieten”.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij inderdaad bij het genoemde videobellen aanwezig was. Via de camera zag zij toen sieraden en geld bij de verdachte.
De verdachte heeft op 31 augustus 2019 bij de politie verklaard dat de flessen drank van hem zijn. Op de vraag of hij sieraden heeft meegenomen uit de woning van aangeefster in de periode van 19 juni 2019 tot en met
5 juli 2019 verklaarde de verdachte: “Mijn eigen sieraden”. Daarop doorgevraagd verklaarde hij dat alles wat aangeefster bezit van hem is en dat een vrouw volgens Turkse gewoonte alles moet teruggeven aan de man in het geval van een scheiding. Op de vervolgvraag of dus eigenlijk alles wat de verdachte aan aangeefster heeft gegeven, nu van hem is, antwoordde de verdachte: “Ja moet ik terug.”. Nadat de politie de hierboven genoemde foto’s van sieraden aan de verdachte heeft getoond, verklaarde de verdachte: “Die foto's van sieraden heb ik gestuurd. Ik heb gezegd dit zijn niet jouw spullen. (..) Dit was van haar maar omdat het over is neem ik het terug.”
Op de zitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij, toen aangeefster op vakantie was, geld en drank uit de woning van aangeefster heeft meegenomen. Alle spullen die zich in die woning bevonden, behoorden volgens de verdachte aan hem toe. De verdachte heeft toen verder verklaard dat hij foto’s van sieraden en geld naar de zoon van aangeefster heeft gestuurd.
Op basis van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal van sieraden en geld van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [slachtoffer 4] door de verklaringen van de verdachte zelf, en is daarmee naar het oordeel van het hof betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Voorts overweegt het hof dat ook al zouden de weggenomen goederen op een eerder moment door de verdachte aan aangeefster zijn gegeven – wat daar ook van zij –, dat er niet aan af doet dat deze, ook na beëindiging van de relatie, ten tijde van het wegnemen toebehoorden aan aangeefster.
Met betrekking tot de sieraden overweegt het hof nog het volgende. Eerst op de zitting in eerste aanleg verklaarde de verdachte dat hij de sieraden niet kan hebben gestolen omdat die bij een eerdere inbraak zijn weggenomen en aangeefster die dus niet meer in haar bezit had in de tenlastegelegde periode. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk. Uit het dossier valt inderdaad af te leiden dat er bij een eerdere inbraak sieraden van aangeefster zijn weggenomen. Gelet op de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt het hof op dit punt evenwel de verklaring van aangeefster dat zij nadien nieuwe sieraden heeft gekocht en dat dát de sieraden zijn die door de verdachte zijn weggenomen in de ten laste gelegde periode. Met de verdediging is het hof van oordeel dat aangeefster voor wat betreft de waarde van de door de verdachte weggenomen sieraden niet consistent heeft verklaard en dat zij die waarde ook niet voldoende heeft onderbouwd. Dit is een omstandigheid waarop het hof zal ingaan bij de bespreking van de vordering van de benadeelde partij en staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan een bewezenverklaring van dit feit.
Met betrekking tot het geld overweegt het hof nog dat het hof uitgaat van de verklaring van aangeefster waar zij stelt dat het door de verdachte weggenomen geld van haar was. De verklaring van de verdachte dat het geld aan hem toebehoorde, die hij op de zitting in hoger beroep overigens niet heeft gehandhaafd omdat hij toen ontkende geld te hebben weggenomen - stelt het hof als niet geloofwaardig terzijde.
Het hof spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde diefstal van de flessen drank, omdat het hof op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet tot de overtuiging is gekomen dat de flessen drank (ook) aan aangeefster toebehoorden.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer
10-271836-19 tenlastegelegde
Nadat aan de verdachte middels een gedragsaanwijzing een contactverbod met aangeefster was opgelegd, is op WhatsApp de foto van aangeefster gebruikt als profielfoto van de verdachte en is bij die profielfoto een statusbericht geplaatst inhoudende een foto van een bloem met als onderschrift de tekst (vertaald uit het Turks): “Ik ga dit in jouw kut douwen goedkoop hoer schaamteloos kut kanker hoer”. Daarna is bij diezelfde profielfoto nog een ander statusbericht geplaatst waarin de voornaam van aangeefster wordt genoemd. Uit een met betrekking tot de werking van statusberichten in WhatsApp opgemaakt proces-verbaal blijkt dat het voor de gebruiker mogelijk is om in het statusbericht teksten en afbeeldingen te bewerken en die te delen met degenen die zich in zijn contactenlijst bevinden. De gebruiker kan in een statusbericht een update aangeven van wat hem bezighoudt en de gebruiker bepaalt wie de updates kunnen zien. Dat is slechts anders wanneer de gebruiker van de telefoon een ander blokkeert in zijn contactenlijst.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij deze statusberichten heeft geplaatst. Aangeefster heeft verklaard dat zij door één van haar vriendinnen is benaderd dat de verdachte verschillende teksten met een foto van haar erboven in WhatsApp had gezet.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door te handelen zoals hierboven omschreven, opzettelijk contact heeft gezocht met aangeefster. Uit de inhoud van de berichten in samenhang met de daarbij geplaatste foto van aangeefster kan worden opgemaakt dat deze berichten (direct of indirect) aan aangeefster waren gericht. Hieruit leidt het hof af dat het de bedoeling van de verdachte is geweest dat aangeefster deze berichten, bijvoorbeeld via een van hun gezamenlijke kennissen, onder ogen zouden komen, zoals ook is gebeurd. Dat de statusberichten enkel voor de verdachte zelf zouden zijn bedoeld, zoals de verdediging heeft aangevoerd, acht het hof gelet op de aard en inhoud van deze berichten volstrekt ongeloofwaardig. Aldus heeft de verdachte opzettelijk in strijd met genoemde gedragsaanwijzing gehandeld. Het hof acht ook dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder
1. bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder
2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en
bedreiging met zware mishandeling
en
bedreiging met verkrachting.
Het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder
3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder
4 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 10-271836-19 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich ten aanzien van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft haar belaagd en bedreigd. Hierdoor heeft de verdachte haar angst aangejaagd en op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Hij heeft enkel rekening gehouden met zijn eigen behoefte om contact te hebben met [slachtoffer 1]; haar wens om geen contact te hebben heeft hij niet gerespecteerd. Een nadien opgelegd contactverbod heeft hem er niet weerhouden opnieuw contact met [slachtoffer 1] te zoeken. De verdachte heeft zich in deze context ook nog schuldig gemaakt aan bedreiging van drie andere personen.
De verdachte heeft voorts een ruit van de woning van
[slachtoffer 1] vernield en sieraden en geld uit haar woning gestolen. Met deze diefstal heeft hij een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het voorwaardelijke deel strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof ziet thans onvoldoende aanleiding om aan het voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden te verbinden.
Het hof ziet evenmin aanleiding om naast deze straf een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten op enigerlei wijze contact heeft gezocht met [slachtoffer 1]. De verdachte heeft op de zitting in hoger beroep uitdrukkelijk aangegeven dat hij niets meer met haar te maken wil hebben en dat hij geen behoefte heeft aan contact. De verdachte en [slachtoffer 1] wonen niet in elkaars buurt en het hof ziet ook overigens geen aanwijzingen die nopen tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel.
Het voorwaardelijke verzoek van de advocaat-generaal om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de reclassering te laten adviseren omtrent elektronisch toezicht, wijst het hof gelet op het voorgaande af.
Beslag
Ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, zoals dit is vermeld onder 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, zal het hof – conform het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging - de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2 en 4 en het in de zaak met parketnummer 10-271836-19 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 12.959,92 (bestaande uit € 10.959,92 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.980,00 (bestaande uit € 8.480,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk-verklaring van de benadeelde partij in het overige gevorderde.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Materiële schade
De gestelde materiële schade is als volgt opgebouwd:
  • € 8.480,00 in verband met de weggenomen sieraden
  • € 2.000,00 in verband met het weggenomen geld
  • € 479,92 in verband met de weggenomen flessen drank.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 2.000,00 materiële schade is geleden. Op basis van het dossier gaat het hof ervan uit dat de verdachte dit bedrag uit de woning van de benadeelde partij heeft weggenomen. Deze schade is dus een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 4 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal daarom tot een bedrag van € 2.000,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de weggenomen sieraden heeft het hof hierboven al overwogen dat de benadeelde partij de waarde daarvan onvoldoende heeft onderbouwd. Mede gelet op het verweer dat op dit punt door de verdediging is gevoerd en het ingebrachte civiele vonnis, is de waarde van de weggenomen sieraden tot op heden onduidelijk. Het hof acht zich ook niet goed in staat de waarde daarvan te schatten. Daarom levert behandeling van dit deel van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte ter zake van de ten laste gelegde diefstal van de flessen drank wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor zover deze de flessen drank betreft.
Immateriële schade
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade dient te worden beoordeeld naar de maatstaven van artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Bij delicten die geen lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad dient te worden bezien of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze (in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek). Het uitgangspunt is dan volgens vaste jurisprudentie dat dient te worden vastgesteld dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen is niet genoeg. De benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Hiervoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Uitzonderingen hierop kunnen alleen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
Met de rechtbank overweegt het hof dat met betrekking tot de gevorderde vergoeding van immateriële schade niet kan worden gezegd dat de ernstig nadelige gevolgen van de ten laste gelegde feiten voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat de in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon kan worden aangenomen, terwijl door en namens de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens (bijvoorbeeld in de vorm van medische stukken) zijn aangedragen waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade in de zin van geestelijk letsel is ontstaan. De benadeelde partij zal daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kostenveroordeling
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 augustus 2019, onder parketnummer
10-164256-19, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met het bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat voornoemde straf ten uitvoer wordt gelegd. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat deze in eerste aanleg ingediende vordering zal worden afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de zaak met parketnummer 10-271836-19 bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er, mede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 184a, 285, 285b, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer
10-271836-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer
10-271836-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) wekenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van
€ 1.860,00, zoals dit is vermeld onder 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 4 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 10-271836-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vorderingvoor zover deze de weggenomen sieraden en immateriële schade betreft en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vorderingvoor zover deze de weggenomen flessen drank betreft.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-212944-19 onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste

30 (dertig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
5 juli 2019.
Wijst af de vorderingvan de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 13 oktober 2020, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 augustus 2019, onder parketnummer 10-164256-19, voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. N. Germeraad-van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 oktober 2022.