In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van een minderjarige na de verbreking van de relatie tussen haar ouders. De vader, die in hoger beroep was gekomen, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om een gelijkere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De moeder, die in incidenteel hoger beroep ging, vroeg om vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarige naar [plaats 1] en inschrijving op een school aldaar.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige geworteld is in zowel [plaats 2] als [plaats 1] en dat beide ouders in staat zijn om voor haar te zorgen. Het hof heeft de verzoeken van de vader en de moeder in samenhang beoordeeld, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof heeft geoordeeld dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is en heeft besloten dat de minderjarige bij de vader zal zijn van dinsdag uit school tot donderdag naar school, en om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school. Tevens heeft het hof de moeder vervangende toestemming verleend om de minderjarige in te schrijven op [school 1] in [plaats 1] en de buitenschoolse opvang [opvang 1]. De bestreden beschikking is op deze punten bekrachtigd, terwijl de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is vernietigd en opnieuw is vastgesteld.